Reactie OM op toezichtsrapporten PG Hoge Raad

Het College van procureurs-generaal is de procureur-generaal bij de Hoge Raad (PG-HR) erkentelijk voor het vandaag verschenen rapport Buiten de rechter om’. Het is het vijfde onderzoek van de PG-HR in zijn rol als toezichthouder op het OM naar de uitvoeringspraktijk rondom de OM-strafbeschikking.

Het rapport sterkt het College in het vertrouwen dat het Openbaar Ministerie het uitvaardigen van strafbeschikkingen in het algemeen zorgvuldig ter hand neemt en dat de kwaliteit van de schuldvaststellingen op een behoorlijk en voldoende niveau is. Dat geldt volgens de PG-HR ook voor de kwaliteit van de strafbeschikkingen die gedurende de coronapandemie zijn uitgevaardigd. De inspanningen die het OM de afgelopen jaren heeft verricht – mede naar aanleiding van inzichten uit eerdere onderzoeken van de Hoge Raad - hebben resultaat gehad. De PG-HR concludeert dat het OM grotendeels voldoet aan de wettelijke vereisten. Tegelijkertijd biedt het rapport voldoende aanknopingspunten om de kwaliteit van de OM-strafbeschikking verder te ontwikkelen. Het College zal daarop toezien.

Hieronder volgt een eerste reactie van het College op het rapport.  

Onderzoek

Voor het onderzoek heeft de PG-HR 1400 OM-strafbeschikkingen bekeken, verdeeld over de zaaksstromen ZSM en CVOM en uitgevaardigd in twee periodes, namelijk voor corona en tijdens de coronapandemie. Deze dossierstudie geeft volgens het College een representatief beeld. 

Uit het onderzoek komt een aantal verbeterpunten naar voren.

Verbeterpunten

Het College is het met de PG-HR eens dat een zorgvuldige buitengerechtelijke afdoening begint met een deugdelijke omschrijving van het feit dat een verdachte zou hebben begaan. Uit het onderzoek blijkt dat in een deel van de onderzochte zaken een juiste kwalificatie ontbreekt en dat in een kleiner deel van deze zaken de feitomschrijvingen incorrect, onvolledig of juist te ruim zijn. Het OM werkt aan de verbetering hiervan, en is hierbij in belangrijke mate afhankelijk van de mogelijkheid om ICT-aanpassingen door te voeren in de eigen systemen en die van belangrijke ketenpartners. De bevindingen uit het rapport onderstrepen de noodzaak voor het College om door te gaan op de ingeslagen weg.

Verder blijkt uit het onderzoek dat de informatievoorziening aan de verdachte moet worden verbeterd. In de wet is bepaald dat dit schriftelijk moet gebeuren en nu gebeurt dat nog weleens alleen mondeling. Dat is niet voldoende.

Daarnaast concludeert de PG-HR dat de vertaalplicht die geldt wanneer een strafbeschikking wordt opgelegd aan een verdachte die een misdrijf heeft begaan en het Nederlands onvoldoende machtig is, in het merendeel van de onderzochte zaken niet is nageleefd. Het College ziet hierin een serieuze drempel voor een niet-Nederlandstalige verdachte om deel te nemen aan het strafproces, ook al wordt in veel van de gevallen de inhoud van de strafbeschikking door een tolk vertaald. Het is niettemin van belang dat de schriftelijke vertaling ook goed in het werkproces wordt ingebed.

Een ander punt voor verbetering is het zogeheten hoorverslag, waarin het verhoor van een verdachte wordt opgetekend. Zo’n verslag moet aan een aantal waarborgen voldoen. De PG-HR concludeert dat deze verslagen nog vaak belangrijke onderdelen missen, zoals het antwoord op de vraag of een verdachte is gewezen op de mogelijkheid om zich te laten bijstaan door een advocaat en de reactie van het OM op een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt van de verdachte. Het College zal erop toezien dat in de vastlegging van deze onderdelen van het OM-hoorgesprek verbeteringen worden doorgevoerd.

Het OM zal het rapport de komende periode verder bestuderen en nader uitwerken hoe op betekenisvolle wijze gevolg kan worden gegeven aan de aanbevelingen die door de PG-HR zijn gedaan. De genoemde verbeterpunten zullen hierbij centraal staan.   

Onderzoek hackbevoegdheid

De PG-HR onderzocht naast de strafbeschikkingen ook de hackbevoegdheid van het OM, in het eveneens vandaag verschenen rapport ‘Onderzoek in een geautomatiseerd werk’.

Uit dat rapport blijkt dat de interne procedure die leidt tot besluitvorming over de inzet van hacken zorgvuldig is vormgegeven en ook strookt met het toepasselijke juridisch kader. Daarnaast wordt vastgesteld dat de inzet van hacken in de praktijk in overeenstemming is met de OM-beleidsregels. In de procedure die voorafgaat aan de inzet gaat telkens aandacht uit naar de vraag of er minder ingrijpende alternatieven zijn. De PG-HR stelt vast dat in geen van de onderzochte zaken twijfel bestaat over de vraag of aan de materiële vereisten voor de inzet is voldaan. Daarnaast is hij positief over de aanstelling van een landelijk officier van justitie voor digital intrusion, die het gezag heeft over het technische team van de politie (hierna: Digit).

Aanbevelingen

Tegelijkertijd ziet de PG-HR op onderdelen van de taakuitoefening door het OM ruimte voor verbetering. Doordat de implementatie van de hackbevoegdheid en het toezichtonderzoek in dezelfde periode plaatsvonden, zijn enkele verbeterpunten die tijdens het onderzoek aan het licht kwamen intussen onderkend en, in nauwe samenwerking met de politie, door het OM aangepakt. Dit geldt bijvoorbeeld voor het lange tijdsverloop tussen het verrichten van onderzoekshandelingen door Digit en het verbaliseren daarvan.

De komende periode zal het OM – in overleg met het technische team van de politie – nader uitwerken hoe gevolg kan worden gegeven aan de waardevolle aanbevelingen uit het onderzoek.