Strafeisen van 3,5 tot 4 jaar voor vrouwen verdacht van deelname aan IS

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft donderdag een gevangenisstraf van 3,5 jaar geëist tegen een vrouw uit Dordrecht die in 2015 afreisde naar Syrië. Daar voegde ze zich bij haar echtgenoot, een IS-strijder, in het zogenaamde kalifaat van de terroristische organisatie. De 27-jarige vrouw is de laatste van vijf vrouwen die deze en vorige week bij de rechtbank Rotterdam terecht stonden. Tegen hen werden straffen tussen de 3,5 en 4 jaar geëist wegens lidmaatschap van een terroristische organisatie en voorbereiding van terroristische activiteiten.

De vrouwen behoren tot de groep die in februari 2022 naar Nederland is overgebracht uit kamp Al-Roj in Syrië. Daar zaten de verdachten inmiddels enkele jaren. Om te voorkomen dat de rechtbank de strafzaken tegen hen zou staken, besloot de Nederlandse overheid de vijf vrouwen met hun elf kinderen over te brengen naar Nederland en de vrouwen te laten berechten. In november 2022 werd nog een groep van twaalf Nederlandse vrouwen samen met 28 kinderen overgebracht. De inhoudelijke behandelingen van die strafzaken tegen deze vrouwen volgen later.

Vijf jaar als uitgangspunt strafeis

In 2021 heeft het OM het standpunt ingenomen dat de strafeis voor een Nederlandse uitreizigster in beginsel vijf jaar gevangenisstraf moet beslaan. Die strafeis viel hoger uit dan voorheen vanwege de langere duur van het verblijf in het strijdgebied en omdat er steeds meer bekend raakte over de rol van de vrouw. De rechtbank is met dat standpunt meegegaan en heeft inmiddels meerdere Syriëgangers tot langere gevangenisstraffen veroordeeld. Daarbij is bepalend geweest hoe lang iemand in het strijdgebied is geweest en welke rol die persoon daar heeft gehad.

Rol van de vrouw binnen IS

Die duur en rollen verschillen in de strafzaken tegen de vijf vrouwen. Ze verbleven tussen de twee tot ruim vier jaar in IS-gebied. Het OM vindt dat alle vijf vrouwen een belangrijke bijdrage hebben geleverd in de verwezenlijking en instandhouding van het kalifaat. Ze deden precies wat IS van hen verwachtte. Zo verwachtte IS van de vrouwen dat zij hun mannen, die strijders waren, faciliteerden door het huishouden te doen en voor de kinderen te zorgen. Aan die verwachting hebben deze verdachten volgens het OM voldaan.

Kinderen meegenomen 

Dat de strafeisen tegen de vrouwen nu op 3,5 tot 4 jaar uitkomen hangt samen met strafverzwarende en strafverminderende factoren. Strafverzwarend vinden de officieren van justitie bijvoorbeeld wegen dat twee verdachten hun kinderen hebben meegenomen naar een oorlogsgebied. En dat één vrouw daar naar toe is gegaan terwijl zij zwanger was. In één geval heeft het besluit om af te reizen volgens het OM ook geleid tot de dood van het kind.

Oorlogsbuit

Ook tilt het OM er zwaar aan dat één verdachte gebruik heeft gemaakt van door IS geconfisqueerde woningen en oorlogsbuit. Het is voor het eerst in een strafzaak tegen een Syriëganger dat het OM dat bewezen vindt. In deze zaak weegt het OM in het voordeel van de verdachte dat ze al in 2014 een serieuze poging heeft ondernomen om het strijdgebied te verlaten. Ook wordt rekening gehouden met het oordeel van deskundigen die vinden dat het gedrag van de verdachte haar verminderd moet worden toegerekend.

Slachtoffers IS

Een verdachte richtte zich in de rechtszaal tot ‘iedereen die heeft geleden onder IS’. Ook de officieren wezen herhaaldelijk op de gruwelijkheden die IS aanrichtte, en de talloze slachtoffers. Mede vanwege die slachtoffers laat het OM in de strafeisen niet meewegen dat de vijf verdachten zelf jarenlang vastzaten in een kamp onder moeilijke omstandigheden:

Helaas gelden de zware en erbarmelijke omstandigheden ook voor de slachtoffers die door toedoen van het monster dat IS heet hun huis en haard hebben moeten verlaten. Bijvoorbeeld voor de Yezidi’s. Een erg groot deel zit nog steeds in opvangkampen, door toedoen van IS, de organisatie waaraan de verdachte heeft deelgenomen. Zij worden nog steeds gestraft terwijl zij helemaal niets fout hebben gedaan en slechts slachtoffer zijn.

De rechtbank doet op 13 april uitspraak in de vijf zaken.