OM eist gevangenisstraffen tot 20 jaar tegen vier verdachten voor huurmoord in Marum

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft in hoger beroep tot 20 jaar gevangenisstraf tegen vier verdachten voor de huurmoord op de 40-jarige Jan Elzinga. Op 10 juli 2012 werd Elzinga op klaarlichte dag doodgeschoten in de Langestraat in Marum, toen hij van zijn huis naar het plaatselijke zwembad fietste.

De ex-partner van het slachtoffer en haar broer hoorden in hoger beroep vandaag 20 jaar gevangenisstraf tegen zich eisen. Het OM wil dat hun moeder tot een gevangenisstraf van 17 jaar wordt veroordeeld. Voor een vierde verdachte, een kennis van de familie, vindt het OM een gevangenisstraf van 12 jaar passend. Volgens het OM hebben ze alle vier een grote bijdrage geleverd aan het initiëren en organiseren van de moord.  

In een eerder stadium werden de schutter en de man die de schutter voor de moord had geregeld, veroordeeld. Het hof legde de schutter in 2014 een gevangenisstraf van 15 jaar op en de Hoge Raad stelde de straf voor de regelaar in 2016 vast op 19 jaar en 7 maanden.

Familie

Het was de schutter die destijds in zijn proces bij de rechtbank verklaarde dat de ex-partner van Elzinga en haar broer de opdrachtgevers van de moord waren. Na zijn definitieve veroordeling begon ook de veroordeelde regelaar van de schutter te verklaren en bevestigde hij dat de opdracht voor de moord uit deze hoek kwam. Daarbij verklaarde hij ook over de rol van hun moeder en een kennis van de familie. Die kennis verklaarde op zijn beurt later eveneens dat de opdracht voor de moord van de familie kwam.

Vakantie

Het OM acht bewezen dat de nu 45-jarige voormalig partner van Elzinga, haar 42-jarige broer het brein zijn achter de moord. Hun 62-jarige moeder heeft het moordwapen betaald en haar kinderen op andere manieren geholpen bij hun plannen.  De vierde verdachte, uit Kampen, fungeerde als schakel tussen de familie en de uiteindelijke uitvoerders van de moord: de reeds veroordeelde schutter en de man die de schutter had geregeld.

Uit sms-verkeer in de periode voorafgaand aan de moord blijkt volgens het OM dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking tussen de drie familieleden In die berichten wordt gesproken over het regelen van ‘een vakantie’; wat het OM betreft is overduidelijk dat met dit versluierd taalgebruik gesproken wordt over het regelen van de moord.

Kroongetuige

In 2021 is het onderzoek naar de moord op Elzinga opnieuw opgepakt. Het OM sloot een overeenkomst met de eerder veroordeelde regelaar van de schutter; in ruil voor zijn verklaringen is zijn celstraf met 30 procent verminderd. De veroordeelde werd hiermee kroongetuige en legde hij belastende verklaringen af over de vier verdachten die worden vervolgd in dit hoger beroep.

Naast zijn verklaringen heeft hij telefoons overlegd met daarop sms-berichten. Van die berichten is later een deel vals gebleken. De kroongetuige heeft op een zitting bij de rechtbank in Groningen in 2022 toegegeven een deel van deze berichten te hebben vervalst om zijn verklaringen kracht bij te zetten, zodat de politie en het OM de zaak opnieuw zouden oppakken. Een deel van de berichten op de telefoons is echter authentiek; het betreft bewezen berichtenverkeer met de 42-jarige verdachte (de broer) in deze zaak. De verklaringen van de kroongetuige en de berichten hebben er voor gezorgd dat het onderzoek naar de moord op Elzinga opnieuw werd opgepakt.

Hoger beroep

In hoger beroep gaat het onder meer en opnieuw over de vraag of de verklaringen van de kroongetuige meegenomen mogen worden in de bewijsvoering. Het OM benadrukt dat de kroongetuige en zijn verklaringen bruikbaar en valide zijn. Van belang is dat zijn verklaringen steun vinden in onderzoek dat heeft plaatsgevonden nadat de kroongetuige zijn verklaringen aflegde. Daarnaast zijn niet alle berichten vals: een groot deel van de berichten zijn bewijsbaar authentiek.

Ook in hoger beroep hebben de vier verdachten niets verklaard en geen openheid van zaken gegeven. Iets wat het OM de verdachten zwaar aanrekent. “Wat hen heeft bewogen om een zo drastische maatregel te treffen is, ook na deze behandeling in hoger beroep, onduidelijk. Dat vreet aan de nabestaanden en bemoeilijkt hun verwerkingsproces. Waarom hebben verdachten kil en berekenend de opdracht gegeven voor de liquidatie van hun geliefde?”, aldus de advocaat-generaal tijdens de zitting bij het Hof in Leeuwarden vandaag.