A. zou van 1983 tot 1990 commandant en hoofd Politieke Zaken zijn geweest in de Pul-e-Charkhi gevangenis in de Afghaanse hoofdstad Kabul. In deze beruchte gevangenis werden volgens het OM duizenden (vermeende) politieke tegenstanders van het heersende regime jarenlang zonder (eerlijk) proces opgesloten, onder onmenselijke omstandigheden.
Op 14 april 2022 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen A. De rechtbank heeft bewezen geacht dat hij tussen 1983 en 1988 vanuit zijn leidinggevende positie in de gevangenis betrokken is geweest bij de wrede en onmenselijke behandeling van politieke tegenstanders en hen willekeurig van hun vrijheid heeft beroofd. De rechtbank heeft deze feiten gekwalificeerd als oorlogsmisdrijven en A. veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar.
Op 12 juni 2024 deed het Gerechtshof Den Haag uitspraak in het hoger beroep. Anders dan het OM en de rechtbank was het Hof van oordeel dat niet gezegd kan worden dat het bestaan van het gewapend conflict een substantiële rol heeft gespeeld bij de behandeling die de politieke gevangenen ten deel viel. Het hof heeft A. om die reden vrijgesproken van de tenlastegelegde oorlogsmisdrijven.
Uitspraak:
Rechtbank Den Haag, 14 april 2022
Gerechtshof Den Haag, 12 juni 2024
Het OM ging in cassatie tegen de uitspraak van het hof. Op 20 mei 2025 verklaarde de Hoge Raad het OM niet-ontvankelijk was in de vervolging, niet in cassatie, omdat A. inmiddels is overleden. De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de rechtbank en het arrest van het hof. In het kader van transparantie publiceert het OM hier de notitie die is opgesteld voor de cassatieprocedure.
Cassatie:
Hoge Raad, 20 mei 2025
Notitie cassatieverzoek OM, 20 mei 2025