Democratische Republiek Congo (DRC)

In 1960 werd de Republiek Zaïre gevormd, dat vanaf 1965 onder leiding kwam te staan van Mobutu. Begin jaren negentig nam het verzet tegen de alleenheerschappij van Mobutu steeds verder toe en ontstonden er etnische onlusten. Deze verergerden als gevolg van de genocide in buurland Rwanda in 1994. Uiteindelijk werd Mobutu in mei 1997 afgezet en werd de Republiek Zaïre omgevormd tot de Democratische Republiek Congo.

In Nederland is er één zaak geweest betreffende misdrijven begaan in de Republiek Zaïre (tegenwoordig Democratische Republiek Congo).

De zaak tegen Sébastien N.

"Het slachtoffer is door deze lijfwachten afgevoerd naar het terrein van de Garde Civile, vastgezet in de cel aldaar en in opdracht van de verdachte gedurende enkele dagen stelselmatig mishandeld. Daarbij is het slachtoffer in vrijwel geheel ontklede toestand geslagen met een cordelette (een hard gevlochten riem), en fungeerde hij, zoals hij het zelf omschrijft, als boksbal voor de lijfwachten. De verdachte heeft vanaf zijn balkon toegekeken." - (Fragment van getuigenis in de zaak tegen Sébastien N.)

Sébastien N. was commandant van de ‘Garde Civile' ten tijde van het bewind van Mobutu. In 1998 vroeg N. asiel aan in Nederland. Dit werd hem geweigerd op basis van artikel 1F van het Vluchtelingverdrag. Het vermoeden bestond dat hij betrokken was geweest bij het plegen van internationale misdrijven. Na ontvangst van het 1F-dossier werd een strafrechtelijk onderzoek gestart. Rond deze tijd deed een in Nederland woonachtig slachtoffer aangifte van marteling door Sébastien N. Het slachtoffer herkende N. als le ‘roi des bêtes', oftewel ‘koning der beesten'. Tijdens het onderzoek naar deze eerste aangifte werd een tweede aangifte gedaan door een vrouw die N. herkende van tijdens haar gevangenschap. N. werd op 26 september 2003 aangehouden op verdenking van foltering. Op 7 april 2004 achtte de rechtbank Rotterdam Sébastien N. schuldig aan het medeplegen van foltering in 1996. Hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar en 6 maanden.

Uitspraak:

Rechtbank Rotterdam, 7 april 2004