Irak

In 1979 kwam Saddam Hoessein binnen de politieke Ba'ath partij aan de macht. Het binnenlands verzet werd hardhandig de kop ingedrukt. Met name Koerden en Sjiieten werden onderdrukt en vervolgd. Als gevolg van deze onderdrukking kwamen beide groepen met regelmaat openlijk in opstand. Naast deze binnenlandse strijd, voerde Saddam Hoessein ook met de buurlanden oorlog. Van september 1980 tot en met augustus 1988 werd er oorlog gevoerd met Iran en op 2 augustus 1990 viel Irak buurstaat Koeweit binnen. Gedurende het regime van Saddam Hoessein werd door de autoriteiten hardhandig opgetreden waardoor duizenden personen verdwenen en werden vermoord.

In Nederland is er één zaak geweest betreffende misdrijven begaan in Irak.

De zaak tegen Frans van A.

"Nadat ik de stad Halabja in reed, heb ik veel lijken gezien. Ik heb veel auto's vol met lijken gezien. (...) Ik zag dat het gezicht van mijn dochter vol met blaren zat. Ook de huid was verkleurd. Ook zag ik dat er schuim en bloed uit haar mond kwam. Ik zag daarna dat mijn vader mijn zoon in zijn armen had. Mijn vader, mijn moeder en mijn twee kinderen waren allemaal overleden. (...) Ik heb in schuilkelders honderden lijken gezien. (...) Er zijn eigenlijk alleen maar burgerslachtoffers gevallen. (...) Mijn eigen kinderen en vader en moeder hadden een rode huid en rode blaren, maar een stukje verderop in de straat hadden de lijken zware verbrandingen en waren de lichamen soms verkoold." - Fragment van getuigenis in de zaak Frans van A.

De Nederlander Frans van A. was als zakenman betrokken bij de levering van de stof thiodyglycol (TDG) aan Irak, onder het regime van Saddam Hoessein. Het door A. geleverde TDG is een stof die gebruikt wordt voor de productie van mosterdgas. Dit gas werd door Saddam Hussein gebruikt bij diverse aanvallen op de Koerdische bevolking in Iran en Irak. Het onderzoek naar Van A. startte eind 2003 naar aanleiding van een televisie uitzending over Frans van A. In december 2004 werd Van A. aangehouden en in december 2005 werd hij veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf voor medeplichtigheid aan oorlogsmisdrijven. Hij werd vrijgesproken van de ten laste gelegde medeplichtigheid aan genocide. In hoger beroep werd zijn gevangenisstraf verhoogd tot 17 jaar. De Hoge Raad hield dit vonnis in stand, met een aftrek van 6 maanden. Van A. stapte daarna nog naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens met klachten over de rechtsgang in Nederland, maar het Hof oordeelde dat het proces aan alle eisen had voldaan.

Uitspraken:

Rechtbank Den Haag, 23 december 2005

Gerechtshof Den Haag, 9 mei 2007

Hoge Raad, conclusie Advocaat-generaal, 30 juni 2009

Hoge Raad, 30 juni 2009

Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 6 juli 2010

Rechtbank Den Haag, 16 december 2010 (ontneming)

Gerechtshof Den Haag, 14 november 2012 (ontneming)

Hoge Raad, conclusie Advocaat-generaal, 26 augustus 2014 (ontneming)

Hoge Raad, 14 oktober 2014 (ontneming)

Rechtbank Den Haag, 24 april 2013 (civiele schadevergoeding)

Gerechtshof Den Haag, 7 april 2015 (civiele schadevergoeding)