Syrië

Onder invloed van de Arabische Lente kwam in het voorjaar van 2011 de Syrische bevolking in opstand tegen het bewind van president Bashar al-Assad. De protesten werden bloedig neergeslagen en de opstandelingen vormden in het najaar van 2011 het Vrije Syrische Leger, om de opstand gewapend te ondersteunen. Het conflict ontwikkelde zich vanaf 2012 tot een langslepende sektarische burgeroorlog, met militaire steun voor beide partijen vanuit de internationale gemeenschap. Ook zijn gaandeweg terroristische organisaties, zoals Islamitische Staat en Jabhat al-Nusra, bij de strijd betrokken geraakt. Gedurende het conflict zijn zo'n 280 Nederlanders naar Syrië afgereisd.

De zaak tegen Mustafa A.

In het najaar van 2020 ontvangt het Team Internationale Misdrijven verschillende meldingen dat de zich dan in Nederland bevindende Mustafa A. lid zou zijn geweest van Liwa al-Quds in Al Nayrab, een inmiddels tot grote buitenwijk uitgegroeid vluchtelingenkamp bij Aleppo, Syrië. Liwa al-Quds is een burgermilitie die gelieerd is aan het regime van de Syrische president Assad, en door dat regime onder andere wordt ingezet bij het neerslaan van demonstraties en het oppakken van opstandelingen. Op basis van een deskundigenrapport over de militie concludeert het OM dat Liwa al-Quds gezien moet worden als een criminele organisatie die het oogmerk heeft om internationale misdrijven te plegen. Daarnaast komen via een NGO-rapport ook verschillende getuigen in beeld die A. persoonlijk koppelen aan de gewelddadige arrestatie van twee burgers, die na overdracht aan de luchtmachtinlichtingendienst in detentie zouden zijn gemarteld. Na uitvoerig onderzoek door het Team Internationale Misdrijven en het Landelijk Parket wordt A. op 24 mei 2022 in Kerkrade aangehouden.

Op 22 januari 2024 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak. Volgens de rechtbank oordeelde dat Liwa al-Quds inderdaad gezien moet worden als criminele organisatie met het oogmerk tot het plegen van de oorlogsmisdrijven lichamelijke geweldspleging en plundering, en van wederrechtelijke vrijheidsberoving als misdrijf tegen de menselijkheid. Verder achtte de rechtbank bewezen dat Mustafa A. binnen de organisatie een leidende rol heeft vervuld. Ook werd bewezen geacht dat A. als medepleger betrokken was geweest bij de arrestatie van één van beide slachtoffers en medeplichtig is geweest aan de marteling en foltering waaraan dit slachtoffer in detentie is blootgesteld. Voor betrokkenheid bij deze feiten ten aanzien van het tweede slachtoffer vond de rechtbank onvoldoende overtuigend bewijs en volgde daarom vrijspraak. De rechtbank veroordeelde A. tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 jaar.

Door zowel A. als het OM is hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. 

Uitspraak: 

Rechtbank Den Haag, 22 januari 2024

De zaak tegen Ahmad al-K.

In 2018 ontvingen politie en OM informatie van hun Duitse collega’s dat een in Nederland verblijvende Syriër vermoedelijk commandant zou zijn geweest van een bataljon gelieerd aan Jabhat al-Nusra. In het onderzoek dat vervolgens werd gestart naar deze Ahmad al-K. werden verschillende filmpjes en mediaberichten aangetroffen die deze verdenking ondersteunden. Ook werd er een video aangetroffen waarin een gevangengenomen Syrische militair door een groep mannen naar de oever van de Eufraat wordt geleid en daar, na een korte woordenwisseling, met een groot aantal schoten wordt geëxecuteerd. De verdenking rijst dat het bataljon van Al-K. verantwoordelijk is voor dit oorlogsmisdrijf. Op 21 mei 2019 wordt Al-K. daarom aangehouden in zijn woonplaats Kapelle, op verdenking van lidmaatschap van een terroristische organisatie en het plegen van een moord als oorlogsmisdrijf. Later in het onderzoek duikt een nieuw filmpje van de executie op. Omdat dit filmpje vanuit een andere hoek is gefilmd, is Ahmad Al-K. duidelijk zichtbaar in beeld. Te zien is hoe hij een leidende rol heeft bij de executie en zijn revolver meerdere malen op het slachtoffer afvuurt. 

Op 16 juli 2021 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak. Volgens de rechtbank is vast komen te staan dat Ahmad Al-K. strafbare betrokkenheid heeft gehad bij de executie van de gevangengenomen Syrische militair, een oorlogsmisdrijf. De rechtbank heeft het bewijs echter onvoldoende geacht om vast te kunnen stellen dat de groepering van Al-K. gelieerd was aan Jabhat al-Nusra, en heeft hem daarom vrijgesproken voor het lidmaatschap van een terroristische organisatie. Voor het oorlogsmisdrijf heeft de rechtbank Al-K. een gevangenisstraf van 20 jaar opgelegd. Zowel Al-K. als het OM zijn tegen het vonnis in beroep gegaan. 

Op 14 november 2023 deed het Gerechtshof Den Haag uitspraak in het hoger beroep. Hoewel het Hof de vrijspraak voor lidmaatschap aan Jabhat al-Nusra bevestigde, was het wel van oordeel dat het bataljon van verdachte, waarbinnen hij een leidinggevende rol bekleedde, als terroristische organisatie gezien moet worden. Om die reden verhoogde het Hof de gevangenisstraf van Al-K. tot 23 jaar en 6 maanden. 

Uitspraak:

Rechtbank Den Haag, 16 juli 2021

Gerechtshof Den Haag, 14 november 2023

De zaak tegen Yousra L.

Yousra L. werd op 10 oktober 2019 in haar woonplaats Uithoorn aangehouden door de politie. De vrouw zou een van de beheerders zijn van GreenB1rds, een IS-groep op het sociaal medianetwerk Telegram. Binnen die groep wordt het gedachtegoed van IS uitgedragen en wordt veelvuldig opgeroepen tot de gewapende jihad. Het leidde tot een verdenking tegen L. van het opruien tot een terroristisch misdrijf, het verspreiden van opruiende jihadistische geschriften en deelname aan een terroristische organisatie. Aan die verdenking werd later ook een internationaal misdrijf toegevoegd, toen bleek dat L. een filmpje had verspreid waarop te zien is dat gevangenen levend worden verbrand. De verspreiding had L. doen vergezellen door zeer vernederende teksten richting de slachtoffers. Dit leverde wat het OM betreft het oorlogsmisdrijf van aanranding van de persoonlijke waardigheid op. 

Op 29 juni 2021 deed de rechtbank Den Haag uitspraak in de zaak; het werd een unieke uitspraak. Zo was de rechtbank van oordeel dat Yousra L. door het verspreiden van de vernederende beelden, voorzien van haar eigen vernederende commentaar, schuldig was aan een oorlogsmisdrijf. Het is voor het eerst dat iemand is veroordeeld voor een oorlogsmisdrijf gepleegd vanuit Nederland. Daarnaast stelde de rechtbank lidmaatschap van IS vast; voor het eerste werd echter ook vastgesteld dat IS niet alleen een terroristische organisatie is, maar ook een criminele organisatie, gericht op het plegen van oorlogsmisdrijven. De rechtbank Den Haag legde Yousra L. op 29 juni voor het plegen van deze feiten een gevangenisstraf op van 6 jaar en tbs met dwangverpleging. L. is tegen de uitspraak in hoger beroep gegaan. 

Uitspraak:

Rechtbank Den Haag, 29 juni 2021

De zaak tegen Ahmad al-Y.

In oktober 2019 meldde Ahmad al-Y. zich in het asielzoekerscentrum in Ter Apel. Mede op basis van door de Duitse autoriteiten gedeelde informatie rees tegen hem de verdenking dat hij zich in Syrië schuldig had gemaakt aan lidmaatschap van de terroristische organisatie Ahrar al-Sham. De verdenking tegen Al-Y. werd uitgebreid toen er op YouTube een filmpje werd gevonden waarop te zien is hoe hij gesneuvelde Syrische soldaten ernstig vernedert. Te zien is hoe Al-Y. zijn voet op een stoffelijk overschot plaatst en naar een ander lijk schopt. Andere gewapende mannen behandelen de gedode strijders als trofeeën en bespugen hun stoffelijke overschotten. Verder is in het filmpje te zien hoe Al-Y., zelf gewapend met een machinegeweer, zingend de dood van de overledenen viert en naar hen verwijst als ‘honden’. Gepleegd in de context van het gewapende conflict in Syrië leveren deze handelingen een oorlogsmisdrijf op. Ahmad al-Y. werd op 22 oktober 2019 door de politie aangehouden. Tijdens het verdere onderzoek werd online nog een tweede filmpje aangetroffen, waarin Al-Y. poseert naast een gevangengenomen tegenstander, en hem samen met andere gewapende mannen voor het oog van de camera ondervraagt.

Op 21 april 2021 deed de Rechtbank Den Haag uitspraak in de zaak tegen Al-Y. De rechtbank heeft hem schuldig bevonden aan lidmaatschap van een terroristische organisatie en aan het plegen van een oorlogsmisdrijf. Door zijn voet op een lijk te zetten, naar een ander lijk te schoppen en zingend hun dood te vieren, en daarbij de overledenen ‘honden’ te noemen, is hij schuldig aan aanranding van de persoonlijke waardigheid van deze overleden personen. Het filmpje van de ondervraging van de gevangengenomen tegenstander achtte de rechtbank weliswaar vernederend en onterend, maar niet zodanig dat het aanranding van de persoonlijke waardigheid oplevert; voor dit feit is Al-Y. dan ook vrijgesproken. De rechtbank heeft Al-Y. in totaal een gevangenisstraf van 6 jaar opgelegd. In hoger beroep oordeelde het Gerechtshof Den Haag op 6 december 2022 echter dat de handelingen van Al-Y. geen aanranding van de persoonlijke waardigheid in de zin van artikel 6, lid 1, sub c Wet Internationale Misdrijven opleveren. Al-Y. werd om die reden vrijgesproken van de ten laste gelegde internationale misdrijven, en zijn gevangenisstraf werd verlaagd tot 5 jaar en 4 maanden. Het OM heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. 

Uitspraken:

Rechtbank Den Haag, 21 april 2021

Gerechtshof Den Haag, 6 december 2022

De zaak tegen Oussama A.

Oussama A. is in het najaar van 2014 naar Syrië vertrokken om zich bij de terroristische organisatie Islamitische Staat (IS) aan te sluiten. Op verschillende Facebookaccounts van A. is hij te zien met een wapen. Bovendien wordt zijn naam aangetroffen op een door de VS aangetroffen loonlijst van IS. Volgens die lijst is A. als strijder actief geweest voor IS hun scherpschuttersbrigade. In het najaar van 2016 loopt A. over van IS naar het Vrije Syrische Leger. In november van datzelfde jaar ontvlucht hij het kamp van het Vrije Syrische Leger en steekt hij de grens met Turkije over, alwaar hij wordt aangehouden.

Op gegeven moment circuleert er op sociale media een foto van A. waarop hij lachend naast het gekruisigde lichaam van een door IS geëxecuteerde man staat. De foto is door A. op Facebook geplaatst. Daarmee wordt A. naast het lidmaatschap van een terroristische organisatie ook verdacht van het plegen van een oorlogsmisdrijf. Door lachend te poseren naast de gekruisigde overledene en deze foto vervolgens te verspreiden heeft A. zich namelijk schuldig gemaakt aan de aanranding van de persoonlijke waardigheid, in het bijzonder vernederende en onterende behandeling, van een beschermd persoon. Deze flagrante en ernstige schendingen van de menselijke waardigheid worden verboden in gemeenschappelijk artikel 3 van de Verdragen van Genève (in Nederland geïmplementeerd in artikel 6 lid 1 sub c van de Wet Internationale Misdrijven).

Op 23 juli 2019 heeft de Rechtbank Den Haag A. schuldig bevonden aan lidmaatschap van een terroristische organisatie, voorbereidingshandelingen voor het plegen van terroristische misdrijven, én het oorlogsmisdrijf van aanranding van de persoonlijke waardigheid. Daarvoor is A. veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7,5 jaar, waarvan 2,5 jaar voor het oorlogsmisdrijf. Op 26 januari 2021 deed het Gerechtshof Den Haag uitspraak in het hoger beroep in deze zaak; daarin volgde het Hof de Rechtbank voor wat betreft de 2,5 jaar gevangenisstraf voor het oorlogsmisdrijf. De totale gevangenisstraf verlaagde het Hof met een half jaar naar 7 jaar. A. is tegen de uitspraak van het Hof in cassatie gegaan. 

Uitspraken:

Rechtbank Den Haag, 23 juli 2019

Gerechtshof Den Haag, 26 januari 2021