Reactie OM op verdediging (deel 2)

Uitgesproken op de zitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Den Haag op 26 juni 2020.

Reactie op satellietbeelden, Cockpit Voice Recorder en opnamen Air Traffic Control

Satellietbeelden

Onder de noemer van satellietbeelden heeft Pulatov verzocht om Stolworthy te horen, de opsteller van het memorandum van de ‘Office of the Director of National Intelligence’. Pulatov wil van hem vernemen “wat hij precies aan informatie heeft waargenomen” en dat verhoor “benutten om te onderzoeken op welke wijze en onder welke voorwaarden de Verenigde Staten bereid zijn de satellietbeelden af te staan. Wat dat laatste betreft: de raadslieden van Pulatov weten dat een getuigenverhoor geen onderhandelingsinstrument is voor rechtshulp en nooit in die sleutel wordt toegewezen.

De enkele zin dat Pulatov Stolworthy wil horen over informatie die hij heeft waargenomen kan ook niet als een serieuze poging tot onderbouwing gelden tegen de achtergrond van de zeer uitgebreide inspanningen die zijn gedaan en toegelicht op dit vlak. Het Openbaar Ministerie heeft er alles aan gedaan om de Amerikaanse autoriteiten zover te krijgen om deze informatie openbaar te maken, zodat deze op zitting konden worden beoordeeld en getoetst. Van al die inspanningen was dit het maximale resultaat: verstrekking van dit memorandum, met de gelegenheid van vertrouwelijke inzage aan de Landelijke Officier van Justitie Terrorismebestrijding om een deel van de onderliggende bronnen te toetsen. Dat zal voor velen teleurstellend zijn. Ook wij hebben ingezet en aangestuurd op méér dan wij uiteindelijk hebben gekregen.

Tegelijk moeten wij reëel zijn en begrijpen wij dat de Verenigde Staten, net als andere staten, groot belang hebben bij geheimhouding van hun militaire instrumenten om raketlanceringen te detecteren. Ook als daar al het nodige over bekend is. Daarvoor is de informatie over early warning systemen, die het eigen land beschermen tegen vijandige aanvallen, nu eenmaal te belangrijk. Als de vijand bekend raakt met de werking van een early warning systeem, kan dat systeem worden omzeild. Daarom is het ook niet vreemd, dat de Verenigde Staten terughoudend zijn gebleven met het verlenen van inzage in de metadata van de detectie van een Buk-raket. Anders dan Pulatov suggereert, kunnen die gegevens niet met een Freedom of Information-verzoek worden opgehaald. Deze informatie is van een andere categorie dan de Amerikaanse schadebeoordeling van het bombardement in Hawija.

Het is simpelweg geen realistische verwachting dat na alle pogingen van de afgelopen jaren meer informatie verkregen kan worden ten aanzien van deze Amerikaanse gegevens, net als het geval is ten aanzien van de Russische radargegevens. Ook als de Nederlandse regering hier nog eens de schouders onder zou zetten, zal dat geen verschil maken. De Amerikaanse autoriteiten zijn zich steeds bewust geweest van de zwaarwegende, internationale belangen die er met de verkrijging van deze informatie gemoeid waren. Dat blijkt bijvoorbeeld wel uit de opstelling van de Verenigde Staten in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, bijvoorbeeld toen er gestemd werd over de oprichting van een MH17-tribunaal.

Daarom zal een verhoor van Stolworthy geen nieuwe informatie kunnen opleveren. Hij heeft een geheimhoudingsplicht en zal die niet mogen schenden. Pulatov wordt hierdoor niet benadeeld. Dat dit memorandum zijn bewijsgebreken kent, is een gegeven. Wij hebben er zelf al op gewezen dat de Landelijk Officier van Justitie niet alle onderliggende informatie heeft kunnen inzien. Daarmee zal uw rechtbank in uw beoordeling rekening moeten houden.

Verder wenst Pulatov nog uitsluitsel van de NAVO of er “door AWACS-vliegtuigen waarnemingen en/of registraties zijn gedaan in het gebied van Oost-Oekraïne”. Zo ja, dan wil hij dat de NAVO gevorderd wordt om die informatie te verstrekken. Hiervoor geldt hetzelfde als wij al eerder aangaven met betrekking tot Oekraïense en Russische radargegevens: het heeft geen zin om eerdere verzoeken te herhalen en het voegt niets toe aan de radargegevens die er al in het dossier zitten. Wel kunnen wij Pulatov nog wijzen op het antwoord dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid van de NAVO heeft ontvangen: ook nadat NAVO-specialisten de data van de AWACS-vliegtuigen opnieuw hadden onderzocht, werden er geen relevante data gevonden voor het onderzoek naar het neerstorten van MH17.In zoverre lijkt Pulatov dus niets mis te lopen.

Cockpit Voice Recorder

Ten aanzien van de Cockpit Voice Recorder (CVR) heeft Pulatov drie onderzoekswensen geformuleerd. In de eerste plaats heeft hij verzocht dat zijn verdediging in de gelegenheid wordt gesteld om in aanwezigheid van een eigen deskundige de originele en gehele tape van 30 minuten te mogen beluisteren. Het doel van dit onderzoek is (mede) om te achterhalen of er geluiden van een raket of boordkanon hoorbaar zijn. Daarnaast verzoekt hij dat de verdediging in de gelegenheid wordt gesteld om door een nader aan te wijzen deskundige de CVR in meer technische zin te laten onderzoeken, in het bijzonder of de CVR op 22 juli 2014 geheel intact en onbewerkt door de OVV is ontvangen. Ten slotte verzoekt hij het Openbaar Ministerie navraag te doen bij de OVV welke OVV-onderzoekers gehoord zouden kunnen worden over het onderzoek naar de CVR dat zij hebben verricht ten behoeve van het OVV-rapport, om “te onderzoeken of hun bevindingen betrouwbaar zijn”.

Het doel van dit alles is klaarblijkelijk, zoals de verdediging het noemt, ‘verificatieonderzoek’. Hierbij geeft de verdediging aan nog niet te kunnen zeggen welke deskundige het gevraagde onderzoek zou kunnen verrichten. Ook blijft onbenoemd welk type onderzoek verricht zou moeten worden aan de CVR met welke deskundigheid.

Als we deze wensen tot tegenonderzoek toetsen aan de wettelijke vereisten kunnen wij alleen tot afwijzing concluderen. Volgens de Hoge Raad kan de eis van een eerlijke procesvoering in sommige gevallen meebrengen dat aan het verzoek tot het doen verrichten van een tegenonderzoek gevolg dient te worden gegeven.[1] Maar daarbij geldt dat het verzoek voldoende feitelijk moet zijn onderbouwd. Een blote stelling dat het verrichte onderzoek partijdig is, is bijvoorbeeld onvoldoende[2], maar ook een niet onderbouwde suggestie dat er met een aangetroffen dactyloscopisch spoor iets mis zou kunnen zijn voldoet niet aan de eisen van een goed gemotiveerd verzoek.[3]

In dit geval ontbreekt zelfs de suggestie dat er iets mis is dat onderzocht moet worden. De verdediging heeft blijkbaar een zeer algemene wens tot eigen controlerend onderzoek maar kan niet specificeren waar dat onderzoek concreet op gericht moet worden of hoe het uitgevoerd zou moeten worden. Bovendien gaat het hier niet om tegenonderzoek naar belastend bewijs maar om tegenonderzoek naar één van meerdere redenen om een alternatief scenario uit te sluiten.

Bij de beoordeling van deze verzoeken van de verdediging is relevant dat het dossier reeds uitgebreide informatie bevat over de wijze waarop de CVR is onderzocht. Over de staat waarin de CVR is ontvangen, heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid uitgebreid verslag gedaan in bijlage H bij het eindrapport. Daaruit blijkt dat de CVR op 23 juli 2014 is onderzocht in het laboratorium van de Britse luchtvaartonderzoekinstantie (Air Accidents Investigaton Branch) in Farnborough. Daarbij waren onderzoekers aanwezig van verschillende landen en het Interstate Aviaton Committee en een vertegenwoordiger van de ICAO als waarnemer. De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft gedetailleerd verslag gedaan van de bevindingen bij de visuele inspectie van de CVR en daaropvolgende demontage. Na het openen van de geheugenmodule is de geheugenkaart eruit gehaald. Om te controleren of de geheugenkaart niet was beschadigd is de voorgevormde plastic beschermlaag (van Room Temperature Vulcanising plastic) verwijderd. Vervolgens zijn de data van de geheugenkaart tweemaal, met verschillende apparatuur, gedownload. Beide downloads kwamen met elkaar overeen. In dit grondige onderzoek van internationale specialisten zijn geen aanwijzingen voor manipulatie gevonden. De opname van de CVR is uitgeluisterd en uitgewerkt door onderzoekers van de Nederlandse Onderzoeksraad voor Veiligheid én die van hun zusterdiensten van andere staten, waaronder de Russische Federatie en Oekraïne.

Omdat de CVR van MH17 geen hoorbare aanwijzing bood dat er ook maar iets ongebruikelijks was aan de vlucht, hebben wij alleen de opname van de laatste twee minuten aan het dossier toegevoegd. Op grond daarvan kon immers al worden vastgesteld dat er tot het afbreken van de opname niets bijzonders te horen was: geen inslagen van een boordkanon of de reacties van de bemanningsleden op een gevechtsvliegtuig in de omgeving. De rest van de opname van de CVR biedt dus geen enkele aanwijzing voor welke oorzaak van het neerstorten dan ook. Eerder heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid ook geconcludeerd dat de geluidsopname geen enkele aanwijzing bevat dat er iets ongebruikelijk was aan deze vlucht.De onderzoekers uit de Russische Federatie en Oekraïne hebben deze conclusie onderschreven. In de communicatie met de verkeersleiding heeft de bemanning van MH17 eveneens niets laten merken van een aanval met een raket of een boordkanon.

Het Openbaar Ministerie heeft de laatste twee minuten van de CVR opname aan het dossier toegevoegd na een afweging tussen enerzijds het strafvorderlijk belang bij openbaarmaking van de CVR en anderzijds het veiligheidsbelang dat bemanningsleden vrijuit kunnen spreken. Dat laatste belang heeft geleid tot internationale en Nederlandse regels om het gebruik van CVR-opnamen in strafrechtelijke onderzoeken te beperken tot het strikt noodzakelijke. [4] De wens van de verdediging om zelf met een nog onbekende deskundige na te luisteren of er geluiden van een raket of boordkanon te horen zijn op de CVR meer dan twee minuten vóór het neerstorten, terwijl deskundigen uit verschillende landen al hebben vastgesteld dat dat niet zo is, kan niet noodzakelijk genoemd worden. Vooral niet omdat de verdediging al zelf de opname van de laatste twee minuten van de CVR kan beluisteren in het dossier, waarop de bemanning rustig pratend te horen is in gesprek met de luchtverkeersleiding. Dat is een tamelijk sterke aanwijzing dat MH17 niet kort daarvoor is beschoten.

Hoewel het niet nodig of nuttig genoemd kan worden, is het Openbaar Ministerie wel bereid de verdediging te laten luisteren naar de bij het onderzoeksteam beschikbare volledige kopie van de opname van de CVR, desgewenst in aanwezigheid van een eigen deskundige. Voor het overige moeten deze verzoeken worden afgewezen bij gebrek aan specifieke onderbouwing en belang. Zoals wij al verteld hebben is navraag bij de OVV naar als getuigen te horen OVV onderzoekers in het bijzonder een inhoudsloos verzoek in de wetenschap dat de wet oproeping van OVV-onderzoekers als getuigen niet toestaat.[5]

De vraag van Pulatov naar de staat van CVR bij ontvangst door de OVV is overigens opmerkelijk, aangezien hijzelf nu juist één van de personen is die daar het meest over lijkt te kunnen vertellen. Uit tapgesprekken en uitlatingen van Pulatov op een internetforum blijkt dat hij betrokken was bij het vinden en overdragen van een ‘black box’.

Opnamen Air Traffic Control

De verdediging verzoekt om verschillende audio-opnamen aan het dossier te laten toevoegen: die van het Air Traffic Control Centre, van het telefoonverkeer tussen de Oekraïense luchtverkeersleiding (АТС Dnipropetrovsk) en de Russische luchtverkeersleiding (АТС Rostov) en van de radiocommunicatie tussen de Oekraïense luchtverkeersleiding (АТС Dnipropetrovsk) en het burgerluchtverkeer. Deze opnamen zijn beschikbaar. Kopieën van deze opnamen zijn eerder door de Onderzoeksraad voor Veiligheid opgevraagd bij de Oekraïense autoriteiten en vervolgens aan het Openbaar Ministerie verstrekt. Onderdeel van een telefoongesprek tussen de Oekraïense en Russische luchtverkeersleiding hebben wij al eerder op zitting laten horen tijdens onze toelichting op het onderzoek. Dat deze audio-opnamen beschikbaar zijn en dat tot heden alleen transcripties en vertalingen aan het dossier zijn toegevoegd, staat gewoon met verwijzingen naar de vindplaatsen in het dossier beschreven. Daarbij merken wij op dat er verschillende vertalingen in het dossier zitten, zowel van het JIT, als de Onderzoeksraad voor Veiligheid. In die vertalingen zitten soms verschillen, maar die raken niet aan de relevante onderdelen van de gesprekken. Wij hebben geen bezwaar tegen het voegen van ook de audio-bestanden en kunnen deze aanleveren bij de volgende aanvulling van het dossier.

Reactie op het Oekraïense Buk Scenario

Pulatov verzoekt ten eerste een getuigenverhoor van de Oekraïense militair Karpenko die een overzicht heeft opgesteld van Buk-raketten in het bezit van de Oekraïense krijgsmacht in 2014 “om zeker te weten of die informatie goed is begrepen, alsmede om (o.a.) te vragen naar zijn bronnen van wetenschap en mogelijkheden van voornoemde 96 Buk-raketten”. De verdediging zegt niet te weten dat één van deze 96 buk-raketten is gebruikt voor het neerhalen van MH17 maar vindt het verhoor relevant “ter onderbouwing van het standpunt dat het niet hoogst onaannemelijk is” dat “de Buk-raket is afgeschoten door de Oekraïense krijgsmacht”.

Dit betreft dus een verzoek om onderzoek te doen naar een alternatief scenario. Het begin van aannemelijkheid dat nodig is om zo’n verzoek toe te kunnen wijzen wordt door de verdediging echter niet onderbouwd. Uit de betreffende stukken blijkt dat de Oekraïense krijgsmacht pas vanaf december 2014 Buk-raketten heeft afgeschoten in het conflict. We hebben al uitgelegd dat is onderzocht of andere bronnen, zoals informatie van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en open bronnen, reden geven om te denken dat de Oekraïense krijgsmacht betrokken zou kunnen zijn bij het neerschieten. Dit heeft geen relevant resultaat opgeleverd.[6] Pulatov noemt ook geen concrete aanwijzing die nader onderzoek kan rechtvaardigen. Daarbij ontbreekt een concrete motivering wat een verhoor van Karpenko zou kunnen bijdragen in dit verband.

Dit verzoek moet dus worden afgewezen omdat er geen begin van aannemelijkheid wordt gegeven van het scenario dat de Oekraïense krijgsmacht MH17 heeft neergeschoten met een Buk-raket en bovendien onvoldoende is gemotiveerd welke relevante informatie een verhoor van Karpenko zou kunnen opleveren.

Een volgend getuigen verzoek betreft een man die Pulatov wenst te bevragen over zijn standpunt dat het bereik van een Buk-raket 9M38-M1 ‘wel 55 kilometer kan zijn’. Dat was voor de verdediging een schok. In de afsluiting van haar betoog zei de verdediging er nog eens dit over:

“Iemand vroeg mij, toen ik vertelde over zo’n ontdekking dat het niet 36, maar 55 km was, of ik dan een gat in de lucht spring. Dat is niet het geval. Integendeel: het is zorgelijk en verontrustend als je als verdediging niet kunt vertrouwen op de feiten die als zodanig worden gepresenteerd door het OM. En het geeft te denken over de vraag waar je dan wèl vanuit kunt gaan. Wat klopt er nog meer niet? En, reden waarom ik het nu aanhaal, het onderstreept het belang bij een kritisch en grondig onderzoek door de verdediging.”[7]

De verdediging maakt het Openbaar Ministerie dus een stevig verwijt. Het is wel een verwijt zonder feitelijke grondslag. de man zegt nergens dat het bereik van een Buk-raket van het type 9M38-M1 55 kilometer is. Die afstand noemt hij wel, maar alleen als het bereik van een 9M317raket. Dat is een geheel andere raket. De man zegt daar bovendien bij dat dit is wat hij denkt, maar dat hij nooit zelf met dat type raket heeft gewerkt. Daarbij is zowel het procesdossier als de toelichting van het Openbaar Ministerie op het onderzoek transparant en duidelijk over het feit dat er in verschillende bronnen verschillende maximale afstanden worden genoemd voor de verschillende typen Buk-raketten. [8] De in het dossier afgebeelde 36 kilometer is de afstand die door specialisten van het Russische Ministerie van Defensie wordt genoemd als maximaal bereik. Gelet op het feit dat de raketten in de Russische Federatie geproduceerd zijn en de informatie dateert van voor het neerschieten van MH17, lijkt dat voor dit gegeven een gezaghebbende bron. De afwijkende uitlatingen van de man dat hij denkt dat een bereik van 45 kilometer mogelijk is (it seems to me) worden benoemd in het Wapen-dossier. Het verzoek om deze persoon als getuige te horen moet dus in zijn huidige vorm worden afgewezen bij gebrek aan feitelijke grondslag: je kunt geen getuigen horen ter verduidelijking van uitspraken die zij niet hebben gedaan. Indien Pulatov zijn verzoek herformuleert als een verzoek om deze persoon als getuige te horen over de mogelijkheden en werking van het Buk-systeem zullen wij ons daar uit oogpunt van efficiëntie niet tegen verzetten. Nader inzicht in de algemene werking van het Buk-systeem zou Pulatov mogelijk kunnen helpen bij een voorspoedige bepaling van zijn procespositie.

Primo 17-311is een verbalisant die met een getekende cirkel op een kaart inzichtelijk heeft gemaakt welk gebied binnen 36 kilometer van het point of impact valt. Zoals is beschreven in zijn proces-verbaal is de keuze om dat te doen voor 36 kilometer, en niet voor een andere afstand, gebaseerd op de informatie in het Wapen dossier. Er is dus geen sprake van eigen wetenschap, ‘berekeningen’ of keuzes van deze verbalisant. De keuze voor 36 kilometer is een logische, gegeven de verschillende bronnen die er zijn. Het Openbaar Ministerie is eindverantwoordelijk voor het procesdossier en kan ter zitting verantwoording afleggen over deze keuze. De verdediging heeft alle ruimte om deze keuze te betwisten en bijvoorbeeld een ervaringsdeskundige met het Buk-systeem over dit onderwerp te bevragen als zij daartoe een gemotiveerd verzoek doet. Een verhoor van Primo 17-311 dient hierbij geen belang. Hij is geen Buk-deskundige. Hij heeft niet zelf de af te beelden afstand bepaald. Er bestaat geen onduidelijkheid over wat hij heeft gedaan. Het verzoek om hem te horen moet daarom worden afgewezen.

Verder heeft Pulatov verzocht om verhoor van: Novikov, directeur van Buk-fabrikant Almaz Antey, Malyshevsky, adviseur bij Almaz Antey, de opsteller van het rapport van het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR) over de berekening van het afvuurgebied, en Gallant, Coghe, Truyen, opstellers van het rapport over hetzelfde onderwerp van de Belgische Koninklijke Militaire School (Royal Military Academy of RMA). Door middel van deze verhoren wil Pulatov de betrouwbaarheid van de verschillende berekeningen van het afvuurgebied onderzoeken.

De rapporten van het NLR en de RMA dragen bij aan de validatie van het bewijs voor het hoofdscenario dat MH17 is neergeschoten met een Buk-raket vanaf een landbouwveld nabij Pervomaiskiy. De presentaties van Almaz Antey over het door hen berekende afvuurgebied zijn daarmee in strijd. Daarom zien wij het concrete belang van Pulatov om deze belastende en ontlastende berekeningen te onderzoeken. Ten behoeve van de uitvoering van dit onderzoek merken wij het volgende op.

De onderzoeker van het NLR is eerder door de rechter-commissaris als deskundige benoemd voor de berekening van het afvuurgebied. Coghe was niet alleen betrokken bij de uitvoering van arenatesten, maar ook bij de planning en voorbereiding daarvan. Daarbij zijn data verkregen ten behoeve van dat onderzoek door de onderzoeker van het NLR. Later heeft Coghe, samen met Gallant en Truyen, een rapport opgemaakt over de berekening van het lanceergebied. Daarbij hebben zij gebruik gemaakt van deels andere bronnen en middelen dan het NLR. Ten behoeve van een ander onderzoek zijn Coghe en Gallant eerder door de rechter-commissaris als deskundigen aangemerkt. Dit was op het voor dit onderwerp relevante deskundigengebied van ‘forensisch wapen- en ballistisch onderzoek’.

Van Malyshevsky en Novikov kennen wij geen rapport over een berekening van het afvuurgebied. Wel hebben wij van de Russische Federatie een stuk ontvangen, waarin verschillende data van Almaz Antey, waaronder de ‘thrust profile’ van een Buk-raket en verschillende ‘trajectories’ van een 9M38 en 9M38M1 raket zijn opgenomen. Deze zit in het dossier.[1] Voor zover wij kunnen nagaan heeft Almaz Antey tweemaal een lanceergebied berekend. De resultaten van deze twee berekeningen zijn getoond op persconferenties van respectievelijk 2 juni en 13 oktober 2015. De video’s en vertalingen daarvan zitten in het dossier. Tijdens deze persconferenties heeft Malyshevsky de berekeningen van Almaz Antey toegelicht. Daarbij werd hij voorgesteld ‘als hoofdontwerper’. Novikov werd voorgesteld als de directeur van Almaz Antey en gaf een algemene toelichting. Volgens een curriculum vitae dat van Novikov op internet is terug te vinden, heeft hij geen technische, maar financieel-economische opleidingen genoten.

Het NLR en Almaz Antey hebben eerder bijgedragen aan het onderzoek door de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Over de mate waarin Almaz Antey de Onderzoeksraad voor Veiligheid in zijn eigen onderzoek heeft betrokken, hebben Malyshevsky en Novikov anders verklaard dan de Onderzoeksraad voor Veiligheid.

Tegen deze achtergrond stellen wij voor dat uw rechtbank opdracht geeft aan de rechter-commissaris om:

  • de eerder als ter zake deskundig aangemerkte Coghe en Gallant als deskundigen te benoemen teneinde onderzoek te doen naar de berekening van het afvuurgebied;
  • onderzoek te doen naar de deskundigheid van Novikov, Malyshevsky en/of een andere bij de berekening van Almaz Antey betrokken medewerker en, voor zover deskundig, deze te benoemen teneinde onderzoek te doen naar de berekening van het afvuurgebied;
  • het er vervolgens toe te geleiden dat alle benoemde deskundigen (inclusief de reeds benoemde onderzoeker van het NLR) over en weer kennis nemen van elkaars rapporten en relevante bijlagen of onderliggende stukken;
  • waarna de deskundigen van het NLR, de RMA en Almaz Antey rapport uitbrengen, waarin zij ingaan op elkaars bevindingen en antwoord geven op schriftelijke vragen van de rechter-commissaris, de verdediging en het Openbaar Ministerie.

Op basis daarvan kan vervolgens worden beoordeeld of deze deskundigen nog nader op zitting moeten worden gehoord.

Dan is er het curieuze verzoek om de verbalisanten Primo-17-230 en Primo 17-311 als getuigen te horen. Pulatov wenst hen te horen als zijnde “de opstellers van de processen-verbaal waarin is te lezen dat Zaroshchenske niet binnen het gebied valt dat onder controle van de separatisten zou vallen”. En dat heeft het Openbaar Ministerie in zijn toelichting niet vermeld, aldus de verdediging. Het klopt dat wij dit niet hebben vermeld. Dergelijke processen-verbaal bestaan namelijk niet. De verdediging verwijst hiervoor naar Primo-07264, p. 15. Die pagina in het dossier ziet er als volgt uit:

“In afbeelding 2 worden met donkerblauwe gebieden de delen aangeduid die onder controle waren van de Oekraïense strijdkrachten. Zaroshchenske valt niet binnen dat gebied,…” (nadruk toegevoegd)

Dat is dus het tegenovergestelde van wat de verdediging zegt dat er staat. De door de verdediging geciteerde zin “Zaroshchenske valt niet binnen dat gebied” staat wel in dit proces-verbaal, maar één zin daarvoor wordt uitgelegd dat met ‘dat gebied’ een gebied onder controle van de Oekraïense strijdkrachten wordt bedoeld en niet een gebied onder controle van de DPR. Verder verwijst de verdediging voor de onderbouwing van dit verzoek zonder verdere specificatie naar Primo-04627, maar in dat proces-verbaal wordt Zaroshchenske geheel niet genoemd. Het verzoek om de verbalisanten Primo-17-230 en Primo 17-311 als getuigen te horen, moet worden afgewezen bij gebrek aan feitelijke grondslag. Zij kunnen niet worden gehoord over (de inhoud van) processen-verbaal die niet bestaan.

Dan wil Pulatov als getuige horen de afgevaardigde van het Russische Ministerie van Defensie die betrokken is geweest bij de verstrekking — en kennis heeft van — de raketadministratie. Onduidelijk is welk relevant resultaat dit gevraagde verhoor zou kunnen opleveren of welke aanleiding er is om nader onderzoek te doen. Volgens de verdediging is die aanleiding “de stelling van het OM dat de door Rusland verstrekte documenten vals zouden zijn”. Die stelling is echter noch in het procesdossier noch in onze toelichting ter zitting betrokken. Wij hebben wel uitgelegd dat de door de Russische Federatie verstrekte stukken wellicht iets zeggen over de vraag waar de betreffende raket was tussen 1986 en 1991, maar niets over de vraag waar de betreffende raket was in juli 2014.[9] Pulatov stelt in zijn onderbouwing van dit verzoek dat de raketadministratie “noch zou bevestigen noch zou uitsluiten dat de Buk-raket waarmee de MH17 volgens het JIT is neergehaald, in juli 2014 in het bezit van de Oekraïense strijdkrachten zou zijn”. Als we het daar over eens zijn, welke relevante informatie kan dit gevraagde verhoor dan opleveren? We hebben geen reden om te denken dat door een getuigenverhoor documenten die lopen tot 1991 opeens wel de maand juli 2014 gaan bestrijken. Dit verzoek moet daarom worden afgewezen omdat het onvoldoende is gemotiveerd en er geen verwachting is dat het gevraagde verhoor relevante informatie kan opleveren.

Reactie op Luchtruim

Op 9 maart jl. heeft Pulatov aangekondigd dat hij nog zou terugkomen op de omstandigheid dat het luchtruim boven Oost-Oekraïne niet was gesloten. Kort daarvoor had het Openbaar Ministerie al benoemd dat die vraag geen onderwerp is van dit strafproces.[10] Hoe relevant dit mogelijk ook is voor de nabestaanden. Ook in andere zaken wordt de vraag of autoriteiten meer hadden kunnen doen om een geweldsmisdrijf te voorkomen steevast buiten de strafzaak beantwoord. Welk antwoord er ook op die vraag kan worden gegeven: het doet niet af aan het verwijt dat er aan verdachte kan worden gemaakt.[11] In het onderzoek naar het neerschieten van vlucht MH17 is de sluiting van het luchtruim dus niet relevant. Daar leek Pulatov het mee eens te zijn. In een uitzending van Nieuwsuur diezelfde avond zei zijn raadsman over onderzoek naar de sluiting van het luchtruim het volgende:

“Ik kan nu ook niet voorspellen wat daar natuurlijk allemaal uit komt en in hoeverre dat juridisch allemaal relevant is voor de verdediging van onze cliënt. Maar het is wel iets waarvan je kan zeggen, er is heel vaak geroepen dat de onderste steen boven moet komen, en dat vind ik ook uit respect naar de nabestaanden toe, en dit is één aspect waarvan je toch even moet concluderen dat dat niet gebeurd is.”[12]

“Uit respect naar de nabestaanden” kon Pulatov dit natuurlijk constateren. Het was ook reëel van zijn raadsman om te zeggen dat zulk onderzoek niet op voorhand “juridisch relevant” leek voor zijn verdediging.

Inmiddels meent Pulatov die relevantie alsnog te hebben gevonden, en wel in het door hem genoemde ‘menselijk schild scenario’. Dat zou neerkomen op de lezing “dat de Oekraïense luchtmacht de burgerluchtvaart gebruikte als menselijk schild” door met gevechtsvliegtuigen onder passagiersvliegtuigen door te vliegen, die zich op grotere hoogte bevinden. Naar aanleiding van dit scenario wil Pulatov onderzoek doen naar de sluiting van het luchtruim, door middel van verhoren van de verantwoordelijken voor NOTAMS bij de Oekraïense State Aviation Authority en het Oekraïense Ministerie van Defensie en leden van diezelfde State Aviation Authority die verantwoordelijk waren voor het informeren van de separatisten over de NOTAMS.

Volgens Pulatov zouden die verhoren kunnen “aantonen dat het niet sluiten van het luchtruim een militair strategische reden had, namelijk dat de burgerluchtvaart als menselijk schild zou dienen, dan zal die omstandigheid kunnen bijdragen aan hetzij het aannemelijker maken van het warplane scenario, hetzij het aannemelijker maken dat er op 17 juli 2014 militaire vliegtuigen waren in het conflictgebied die voor de separatisten een gevaar vormden en waar bijvoorbeeld de radar van de BUK-TELAR op heeft gereageerd.” Dat zou volgens Pulatov kunnen leiden tot een noodweer- of een strafmaatverweer. Zo heeft hij alsnog een haakje gevonden om in zijn eigen strafzaak onderzoek te doen naar de sluiting van het luchtruim.

Volgens Pulatov bevinden de gewenste verhoren over een ‘menselijk schild’ zich in het voortraject van een later “aannemelijker maken” van een scenario dat (ook volgens Pulatov) nog geen begin van aannemelijkheid kent. Zo zakken wij nog verder weg in het drijfzand van theorieën . Dat wordt nog duidelijker als we vaststellen dat Pulatov ook geen begin van aannemelijkheid ziet van dit voorscenario. In zijn inleiding stelt hij: “Hoe onwaarschijnlijk het menselijk schild scenario in eerste instantie wel niet moge klinken, het onderzoeken van dat vermoeden is van belang omdat daarmee het warplane scenario aannemelijker zou kunnen worden”. De wet voorziet niet in gerechtelijk onderzoek naar op voorhand onwaarschijnlijk klinkende scenario’s. Ook niet als die het etiket van een ‘vermoeden’ krijgen opgeplakt. Dit verzoek is onvoldoende gemotiveerd en moet worden afgewezen. Er is alle ruimte om onderzoek te doen naar de vraag of het luchtruim boven Oost-Oekraïne gesloten had moeten zijn, alleen niet in dit strafproces. Dat onderzoek kan namelijk niets opleveren dat relevant is voor de beslissingen die uw rechtbank moet nemen in de zaak van Pulatov.

Reactie op berging wrakstukken

Berging

Volgens Pulatov is het “van groot belang voor de waarheidsvinding dat komt vast te staan in hoeverre het ‘bewijsmateriaal’ afkomstig van de crash site betrouwbaar genoeg is om te kunnen dienen als grondslag voor de vele rapporten die in deze zaak zijn uitgebracht”. Om die reden heeft hij verzocht om verschillende getuigen te horen. Daarbij heeft Pulatov de algemene wens uitgesproken om personen te horen “die kunnen verklaren over de situatie op de crashsite en de wijze waarop onder die omstandigheden materiaal is verzameld dat uiteindelijk naar Nederland is overgebracht”, specifiek personen die “het beste zicht hebben gehad”, “het langste op de crash site zijn geweest” en “bij nagenoeg alle bergingsmissies aanwezig zijn geweest”. Daarbij wijst hij op medewerkers van de OVSE, de forensische opsporing en het JIT en vraagt hij het Openbaar Ministerie om een voorstel te doen voor geschikte getuigen.

Wij stellen voorop dat het procesdossier al ruim informatie bevat over de algemene omstandigheden in het rampgebied en het verloop van de repatriërings- en bergingsmissies. Die informatie is opgenomen in een proces-verbaal, dat door Pulatov een “lijvige samenvatting” wordt genoemd. Daarin worden verschillende bronnen genoemd die in het dossier zijn opgenomen, zoals getuigenverklaringen van journalisten en een medewerker van de Oekraïense State Emergency Services (SES), het onderzoeksrapport en de onderzoeksverantwoording van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, en verschillende open bronnen, zoals Kamerstukken, mediaberichten en een evaluatierapport van de Universiteit Twente. Ook in het algemeen relaas wordt verslag gedaan van de omstandigheden in het rampgebied, het verloop van de verschillende missies en stoffelijke resten die daarna nog zijn veiliggesteld. Daarnaast bevat het dossier nog verschillende nieuwsberichten en verklaringen van buitenlandse journalisten die het rampgebied hebben bezocht. Ook zijn er lokale personen gehoord, waaronder een SES-medewerker, die kort na het neerstorten in het rampgebied zijn geweest.

Voor zover Pulatov van specifieke vliegtuigvreemde materialen of bepaalde wrakstukken met relevante sporen zou willen onderzoeken of die ‘gemanipuleerd’ of ‘geplant’ zijn, ligt het voor de hand om bij die stukken te beginnen en het spoor terug uit te lopen naar de vroegst bekende locatie waar deze zijn gevonden. In plaats van getuigen te horen over de algemene omstandigheden in een gebied van 50 tot 60 vierkante kilometer gedurende een periode van tenminste negen maanden.[13] Daarom vinden wij het verzoek tot horen van vier verbalisanten over bepaalde, los aangetroffen vliegtuigvreemde materialen vele malen begrijpelijker dan verzoeken om willekeurige bezoekers van de crashsite te bevragen. Wij komen hier zo op terug.

In onderzoek naar ‘manipulatie’ of “planted evidence” is vooral het forensisch dossier van belang. Daaruit blijkt welke vliegtuigvreemde materialen in welke wrakstukken en lichamen en bezittingen van slachtoffers zijn aangetroffen. Op basis van die forensische bevindingen kan in veel gevallen al eenvoudig worden vastgesteld dat die vliegtuigvreemde materialen daar niet na het neerstorten van vlucht MH17 in kunnen zijn aangebracht. Dat wordt bevestigd door sporen die op en in die vliegtuigvreemde materialen zijn aangetroffen, zoals explosievensporen, wijzigingen van de microstructuur en opgesmolten cockpitglas. Verder zijn de verschillende aangetroffen vliegtuigvreemde materialen ook weer met elkaar vergeleken, zodat kon worden vastgesteld of die afkomstig waren uit één en dezelfde bron. Deze vergelijking is ook gemaakt bij vliegtuigvreemde materialen die los in het rampgebied zijn gevonden. Omdat niet kon worden uitgesloten dat deze losse voorwerpen al vóór of na het neerstorten van MH17 in het rampgebied terecht waren gekomen, zijn de kenmerken van die losse voorwerpen vergeleken met andere vliegtuigvreemde materialen die in de wrakstukken zijn aangetroffen. Van vliegtuigvreemde materialen die vastzaten in de wrakstukken is de relatie met MH17 immers gegeven.

Als Pulatov de herkomst van vliegtuigvreemde materialen en wrakstukken nog verder wenst uit te lopen, kan hij teruggrijpen op het proces-verbaal over het rampgebied, waarin de herkomst van verschillende vliegtuigvreemde materialen wordt beschreven. Daaruit blijkt ook hoe al die vliegtuigvreemde materialen via verschillende routes en op verschillende momenten in het forensisch onderzoek in Nederland terecht zijn gekomen. Ook dat laat weinig ruimte voor een concreet ‘planted evidence’-scenario. Verder kan hij het rapport en de onderzoeksverantwoording van de Onderzoeksraad voor Veiligheid raadplegen, waarin vindplaatsen van wrakstukken zijn beschreven. Daarin worden ook wrakstukken genoemd die eerder wel zijn gelokaliseerd, maar later niet meer konden worden teruggevonden, zoals de linker bovenzijde van de cockpitromp. Tot slot wijzen wij nog op het Maleisische rapport met 1117 foto’s op basis waarvan de staat van wrakstukken bij veiligstellen in Nederland vergeleken kan worden met de staat van die wrakstukken in het rampgebied.

Over al die onderwerpen kan Pulatov concrete aanvullende vragen stellen aan het Openbaar Ministerie. Als wij die vragen niet zelf kunnen beantwoorden, kunnen we de politie opdracht geven aanvullend proces-verbaal op te maken.

De OVSE-medewerker M. Bociurkiw is in ieder geval niet een logische getuige om te horen over het verzamelen van materiaal op de crash site want hij was daar niet zelf bij betrokken. Het verzoek om hem als getuige te horen is alleen onderbouwd met de mededeling dat hij “in de eerste periode op de crash site heeft rondgelopen”. Wat hij zou moeten verklaren en waarom dat relevant is, blijft geheel onbenoemd. Het verzoek moet daarom afgewezen worden omdat het onvoldoende is gemotiveerd.

Evenmin zien wij reden voor het verhoor van de forensisch rechercheur die een overzicht heeft opgesteld van 34 afzonderlijke vliegtuigvreemde materialen en verzamelingen daarvan onder Primo-nummer 12501. Dit is niet meer dan een Exceloverzicht van de elders in het forensisch dossier vastgelegde bevindingen. Op deze wijze staat het ook benoemd in het relaas van het forensisch onderzoek. Een forensische deelindex dus, ten behoeve van de leesbaarheid van het dossier. Het aantreffen en veiligstellen van de 34 genoemde vliegtuigvreemde materialen is beschreven in afzonderlijke processen-verbaal, die zijn gevoegd in het bijlagendossier van het dossier Forensisch Onderzoek. 

Wel concreet en begrijpelijk is het verzoek om de verbalisanten te horen die een motormantel en drie raketscherven hebben veilig gesteld in het rampgebied.

Pulatov wenst deze verbalisanten te horen over vier van de zeven los aangetroffen vliegtuigvreemde materialen: de motormantel en drie scherven. Daarbij wordt verwezen naar het proces-verbaal met nummer Primo-05356, waarin beschreven wordt dat een getuige aan deze vier verbalisanten de vindlocaties van de vier vliegtuigvreemde materialen heeft aangewezen. In onze toelichting hebben wij ditzelfde onderwerp besproken en ook al gewezen op de onderliggende verklaringen van deze verbalisanten in het dossier.[14] Uit die onderliggende stukken volgt meer informatie over de omstandigheden van het veiligstellen van deze vier vliegtuigvreemde materialen. Ter bescherming van deze getuige in DPR gebied is informatie over deze persoon met machtiging van de rechter-commissaris uit het dossier is gelaten.

Pulatov wil deze getuige vragen “hoe lang deze materialen daar al lagen en hoe zij daar terecht zijn gekomen” en “op welke wijze de getuige dat precies heeft aangetroffen”. Die vragen zijn gericht op de toetsing van de betrouwbaarheid van direct bewijs dat MH17 is neergeschoten met een Buk-raket en lijken dus relevant.

De meest logische en efficiënte manier van onderzoek lijkt ons dat Pulatov zijn vragen voorlegt aan de rechter-commissaris. Het valt immers te verwachten dat vragen van de verdediging informatie zullen betreffen waarvan de rechter-commissaris eerder heeft bepaald dat deze vanwege zwaarwegende (veiligheids)belangen uit het dossier dienen te blijven. Als de verdediging vragen opgeeft aan de rechter-commissaris kan die bezien of deze beantwoord kunnen worden met inachtneming van de eerder gegeven 149b beschikking op dit onderwerp en zo ja, hoe dat het beste kan gebeuren. Indien de vragen niet beantwoord kunnen worden, bevat het dossier nog verschillende andere bronnen op grond waarvan Pulatov de betrouwbaarheid van dit bewijs kan beoordelen. Wij noemden die hiervoor al.

Voeging foto’s rampgebied

Verder wenst Pulatov – zo begrijpen wij[15] - toevoeging aan het dossier van álle foto’s die zijn gemaakt van (1) de crashsite en (2) alle wrakstukken zoals geborgen en overgebracht naar Gilze-Rijen. Volgens Pulatov is het in zijn belang om over deze foto’s te beschikken omdat in het procesdossier op dit moment slechts een fractie van het aantal beschikbare en gemaakte foto’s en video’s aanwezig is. Daarom zou Pulatov niet in staat zijn om een grondige vergelijking te maken tussen de onderzochte en niet onderzochte wrakdelen.

Wij zien geen belang van Pulatov bij voeging van duizenden foto’s aan het dossier, maar zijn wel bereid om hem inzage te geven in foto’s die bij het onderzoeksteam beschikbaar zijn van de crashsite en van wrakdelen die in Nederland zijn gemaakt. Foto’s van de wrakstukken in Nederland kunnen ter inzage aan de verdediging worden verstrekt op een gegevensdrager. Overige foto’s van de crash site kan de verdediging komen inzien. In belang van de nabestaanden willen wij verspreiding van foto’s van de crash site, waarop in veel gevallen ook slachtoffers te zien zijn, beperken. Op grond van die inzage van beide categorieën foto’s kan de verdediging desgewenst een gerichter en voldoende gemotiveerd verzoek doen om specifieke, door de verdediging relevant geachte foto’s aan het dossier toe te voegen.

Reactie op Telecom & ontslag OvJ's

Pulatov verzoekt om getuigenverhoren van een groot aantal verbalisanten en het hoofd van het zogenaamde Incident Response Centre van de SBU in Kiev. Doel daarvan is volgens de toelichting het stellen van algemene vragen over het onderzoek naar telecomgegevens. Verder verzoekt Pulatov om een aantal verbalisanten te horen in relatie tot de herkenning van zijn stem en ook informatie te verkrijgen over het ontbreken van audiobestanden van een bepaalde provider op 17 juli 2014 tussen 14.58 en 15.37 uur.

De raadslieden van Pulatov geven hier bij aan dat het “zeer wel mogelijk” is dat deze “huidige wensen” naar aanleiding van “nadere toelichtingen van het OM” later in dit proces worden “bijgesteld”.

Voor bijstelling lijkt ons inderdaad alle ruimte. Het Openbaar Ministerie heeft er begrip voor dat de verdediging de in het dossier opgenomen telecomdata kritisch beoordeelt. Dat heeft het OM zelf ook altijd gedaan. Juist vanwege het te verwachten verweer dat telecomdata gemanipuleerd of onvolledig zouden kunnen zijn, is veel werk gemaakt van het beoordelen van de betrouwbaarheid van die telecom door middel van validatie. Zo wordt in het dossier uitleg gegeven over de Oekraïense regelgeving op het gebied van tappen en het verkrijgen van andere telecomdata, terwijl dit op basis van het vertrouwensbeginsel niet nodig is. Daarnaast is uitgebreid inzage gegeven in de manier waarop in JIT-verband in Oekraïne is samengewerkt, ook daar waar het de manier van verzamelen, verwerken en delen van telecominformatie betreft.[16] Over de identificatie van Pulatov als gebruiker van de aan hem toegeschreven telefoonnummers is uitgebreide informatie in het dossier opgenomen. En verder heeft de verdediging een overzicht gekregen van alle gesprekken waaraan Pulatov heeft deelgenomen in de periode van 15 tot en met 19 juli 2014, toen zijn nummers nog niet getapt werden.[17]

Pulatov kan veel van de vragen die hij heeft al beantwoorden door nadere bestudering van het dossier, door specifieke inzageverzoeken en concrete vragen te richten aan het Openbaar Ministerie en desgewenst eigen onderzoek te laten verrichten naar de gegevens die zich al in het dossier bevinden.

Zo zijn er de verzoeken die zien op locatiebepaling. Wij hebben in onze toelichting op het onderzoek al duidelijk aangegeven dat de resultaten daarvan met voorzichtigheid moet worden bezien.[18] De informatie over LAC en CELL-ID nummers waarom de verdediging verzoekt, bevindt zich al in het dossier. [19]

In het Bijlagendossier tapgesprekken is van elk tapgesprek een uitwerking in PDF formaat opgenomen. In de kop van die uitwerking staan steeds de metadata van het desbetreffende gesprek, waaronder ook de LAC Cell-ID gegevens. Van alle tapgesprekken die zich in het procesdossier bevinden, zijn de beschikbare metadata dus al in het dossier opgenomen[20]. Nu de verzochte informatie al in het dossier is opgenomen, kan Pulatov daar desgewenst al tegenonderzoek naar laten verrichten. Als dat concrete vragen oplevert over de juistheid van gegevens in het dossier horen wij dat graag.

Met betrekking tot ontbrekende audiobestanden van 17 juli 2014 wenst de verdediging drie verbalisanten als getuige te horen, onder andere om vast te stellen om welke provider het gaat, maar dat staat al in het relaas proces-verbaal Telecom. Het gaat om de provider MTS, inmiddels VF Ukraina geheten. Er heeft al een onderzoek plaatsgevonden naar de missende audiobestanden van deze provider en de resultaten daarvan zijn geverbaliseerd. Als Pulatov over dit onderwerp aanvullende vragen heeft, horen we het graag en kunnen we zo nodig aanvullend proces-verbaal op laten maken. Overigens maakte geen van de verdachten die op 17 juli 2017 werden getapt, gebruik van een nummer van MTS. Het nummer van Pulatov dat eindigt op 177 is wél een nummer van MTS, maar dat nummer werd op 17 juli 2014 niet getapt.

Welke informatie een verhoor van het hoofd van het zogenaamde Incident Respons Centre van de SBU in Kiev zou kunnen opleveren benoemt Pulatov überhaupt niet , terwijl hij wel een Nederlandse verbalisant wil horen om er achter te komen wie van het genoemde Incident Respons Centre hij het beste zou kunnen horen. Waarom die verbalisant dat zou weten, blijft onbenoemd.

Eén van deze verzoeken kan wat het Openbaar Ministerie betreft – ondanks de gebrekkige motivering – uit oogpunt van efficiëntie wel worden toegewezen Dat is het verzoek om verbalisant Primo 17-170 te laten horen als getuige. Hij is een teamleider van de politie die langere tijd heeft gewerkt op de Field Office in Kiev en betrokken is geweest bij het opstellen van verschillende processen-verbaal over het telecomonderzoek in Oekraïne. Hij kan bijvoorbeeld gehoord worden over de conclusie in het door hem als eerste verbalisant ondertekende proces-verbaal dat “de kwaliteit en integriteit van de Oekraïense telecomdata vergelijkbaar is met de Nederlandse telecomdata, zoals die in Nederlandse onderzoeken voorkomen”. Dat is een bevinding die ons inziens een getuigenverhoor rechtvaardigt.

Uiteindelijk zijn alle andere verzoeken klaarblijkelijk gebaseerd op het beeld dat Pulatov na de dagvaarding een gelijkwaardige partner in de waarheidsvinding is geworden, die nu samen met de politie en het Openbaar Ministerie gaat optrekken en voor zijn aandeel in het onderzoek dezelfde tijd en mogelijkheden moet krijgen. Dit is echter niet hoe in de wet rechten van verdachten zijn bepaald. Pulatov kan relevante informatie naar voren brengen en gerichte vragen stellen. Hij beschikt over de audiobestanden van de belangrijkste door hem gevoerde tapgesprekken, de metadata die daar bij horen en ook over de historische gegevens van de door hem gebruikte telefoons op 16, 17 en 18 juli. Hij heeft dus al het materiaal om hier eigen onderzoek naar te doen en de resultaten daarvan in dit proces te brengen. Zo lang hij dat niet doet, is zijn wens tot algemeen controlerend onderzoek er niet een die kan worden ingewilligd. Zijn identificatie als gebruiker van de aan hem toegeschreven telefoonnummers en de inhoud van de tapgesprekken wordt tot op heden niet betwist. De stemherkenning wordt niet in twijfel getrokken. Enige aanwijzing dat aan de wijze van verkrijgen van de tapgesprekken een gebrek zou kleven, ontbreekt. Ook met betrekking tot het fenomeen locatiebepaling blijft het verzoek hangen in algemeenheden. En dat de tolken bij het vertalen van de tapgesprekken fouten zouden hebben gemaakt, wordt evenmin gesteld. Terwijl Pulatov over de nodige audiobestanden beschikt om de vertaling te (laten) controleren.

Er wordt, kortom, geen enkele concrete vraag geformuleerd en geen enkel concreet punt betwist. De verdediging heeft ook niet eerder concrete vragen over dit onderwerp gesteld aan het Openbaar Ministerie, ondanks ons herhaalde aanbod om concrete vragen te beantwoorden. Alle andere verzoeken (uit deel 8) dan het horen van verbalisant Primo 17-170 dienen dus te worden afgewezen omdat zij niet voldoende specifiek zijn en niet voldoende worden onderbouwd, mede in het licht van de ruime mogelijkheden die Pulatov al heeft om meer informatie te verkrijgen over deze onderwerpen. Wel kunnen wij toezeggen dat wij (nog steeds) bereid zijn over alle relevante en specifieke vragen aan ons aanvullend proces-verbaal te laten opmaken.

Pulatov verzoekt verder om een opdracht aan de rechter-commissaris ‘om te achterhalen welke functionarissen de bedoelde onderzoeken die tot het ontslag hebben geleid in Oekraïne hebben verricht’. Het is ons onbekend welke onderzoeken naar welke officieren van justitie worden bedoeld en de passages over dit verzoek in de toelichting van de verdediging bevatten geen enkele concrete informatie of verwijzing. Wij hebben op 22 juni ter zitting er al op gewezen dat de door de raadsman bij naam genoemde Oekraïense officier van justitie niet is ontslagen, en al helemaal niet “op verdenking van onder meer corruptie”. Dit valt ook niet te lezen in de bron die de verdediging daarvoor aanhaalde. Deze beschuldiging was onjuist. Het simpelweg herhalen daarvan op een publieke zitting zonder enige informatie aan te dragen die die beschuldigingen kunnen dragen vinden wij onbetamelijk. Voor zover ons bekend is ook geen van de andere bij het JIT betrokken officieren van justitie ontslagen naar aanleiding van onderzoeken naar corruptie. Wij nodigen de verdediging dan ook uit deze verzoeken of in te trekken of specifiek aan te geven om welke officieren van justitie het gaat en op basis van welke informatie in welke concrete bronnen zij deze verzoeken doen.

Reactie op deel 9 (afsluiting)

Pulatov heeft een aantal inzageverzoeken gedaan die zien op informatie over getuigenverklaringen. Als gezegd zullen wij die verzoeken beoordelen en beantwoorden, met afschrift aan uw rechtbank en de rechter-commissaris. Deze verzoeken zijn voor ons eveneens aanleiding om te bezien of door de verdediging gevraagde informatie, naast de gevraagde inzage, aan het procesdossier moet worden toegevoegd.[21] In ieder geval kunnen wij vast zeggen dat verschillende vertalingen van de gevraagde getuigenprotocollen al in het dossier zitten.

Pulatov heeft verzocht om een Nederlandse vertaling van de (wij begrijpen: alle) originele verslagen/processen-verbaal van verhoor van getuigenverklaringen die niet in het Nederlands zijn afgenomen, te laten opstellen door een beëdigde tolk vanuit de taal waarin het verhoor oorspronkelijk is afgenomen. Reden van dit verzoek is dat volgens Pulatov veel verslagen van verhoren in gebrekkig Engels zijn vertaald. Daarvan geeft hij één voorbeeld: een enkele passage uit (een samenvatting van) het verhoor van G1483. Opvallend genoeg is dat de schriftelijke uitwerking van de audio opname van een verhoor van een Engelstalige medewerker van onderzoekscollectief Bellingcat die in het Engels is gehoord, zoals in dat verhoor ook valt te lezen. Met toestemming van getuige G1483 kan inmiddels bekend worden gemaakt dat het hier gaat om Eliot Higgins.[22]

Het is geen nieuws dat woordelijke uitwerkingen van getuigenverhoren vaak veel incorrecte of minder logische zinnen bevatten, omdat spreektaal minder gepolijst is dan schrijftaal. Dat is geen vertalingskwestie of onjuiste weergave. Het is vaak juist een zeer nauwkeurige weergave van hetgeen is gezegd. Ook in dit geval. Naar aanleiding van het verzoek van Pulatov hebben wij de betreffende passage door de politie laten controleren aan de hand van de bandopname. De door de verdediging geciteerde uitwerking geeft correct weer wat de getuige heeft gezegd. De onderbouwing van dit verzoek is dus niet alleen te mager maar mist ook feitelijke grondslag. Een vertaling naar het Nederlands zou een goed begrip van wat hier gezegd is alleen maar lastiger maken.

Volledigheidshalve staan we nog kort stil bij het wettelijk kader betreffende processtukken die niet in de Nederlandse taal zijn opgesteld. Het uitgangspunt dat de Nederlandse taal de taal van het Nederlandse strafproces is, betekent niet dat (alle) processtukken ook in de Nederlandse taal moeten zijn opgesteld. Verbalisanten die een buitenlandse taal voldoende machtig zijn mogen bijvoorbeeld proces-verbaal opmaken van hun bevindingen betreffende voor het onderzoek relevante uitlatingen in die buitenlandse taal.[23] Er worden in de Nederlandse strafrechtspleging dan ook regelmatig niet-Nederlandstalige stukken als bewijsmiddelen gebruikt. Gebruik van een andere dan de Nederlandse taal leidt alleen tot nietigheid als het vonnis of arrest daardoor onbegrijpelijk wordt – niet alleen voor de verdachte maar ook voor hogere rechters. Uit de jurisprudentie valt op te maken dat gebruik van stukken in andere talen die in Nederland breed worden gesproken, zoals Frans, Duits en Engels, in beginsel begrijpelijk wordt geacht.[24] Gebruik van bijvoorbeeld de Turkse taal wordt in beginsel niet begrijpelijk geacht omdat deze taal in Nederland niet breed wordt onderwezen en gesproken. Zelfs dan is nietigheid niet het automatische gevolg: als uit het vonnis genoegzaam blijkt wat de inhoud van het onvertaalde stuk is, volstaat dat.[25]

Er bestaat dus geen wettelijk vereiste om in strafzaken alle processtukken naar het Nederlands te vertalen.[26] Als de verschillende procespartijen stukken in een andere taal kunnen begrijpen, kunnen die zonder vertaling gebruikt worden. Voor deze specifieke strafzaak is bovendien wettelijk geregeld dat de voorzitter kan bepalen dat ook de Engelse taal gebruikt kan worden in het onderzoek ter zitting.[27] De verdediging in deze zaak heeft laten weten prima Engels te spreken.[28] Er is dan ook geen reden om generieke beslissingen te nemen tot vertaling naar het Nederlands van verhoren waarvan een Engelse versie of vertaling in het dossier is opgenomen.

Indien er (inhoudelijke) redenen zijn om aan de kwaliteit van relevante passages in een Engelse vertaling te twijfelen kan uiteraard een controle daarop, of zo nodig een nieuwe vertaling plaatsvinden. Daartoe kan de verdediging specifiek en gemotiveerd aangeven welke relevante passages gecontroleerd of opnieuw vertaald zouden moeten worden. Een zo generiek en onvoldoende gemotiveerd verzoek als de verdediging nu heeft gedaan kan echter alleen worden afgewezen,[29] zeker omdat de enige passage die is aangevoerd ter onderbouwing een correcte weergave betreft van hetgeen een Engelse getuige in het Engels heeft gezegd.

Een volgend verzoek van Pulatov betreft toevoeging aan het dossier van:

  • een index waarin is vermeld welke processtukken per deelonderwerp relevant zijn;
  • een index van de bestanden in het mediadossier
  • een chronologisch verslag van de verrichte opsporingshandelingen

Volgens Pulatov zijn dit wettelijke vereisten waar, zo begrijpen wij, het dossier in deze zaak niet aan zou voldoen. Daarbij verwijst hij naar het Besluit processtukken in strafzaken en de toelichting daarop uit 2011. De toelichting op deze verzoeken lijdt aan twee gebreken: enerzijds leest het meer in de toelichting uit 2011 dan daar gevraagd wordt. Anderzijds negeert Pulatov het feit dat het betreffende Besluit in 2016 is aangepast omdat een deel van de eisen als achterhaald werden beschouwd in het licht van de opkomst van de digitale dossiers. Wij lichten beide punten nader toe.

Al vóór 2016 vereiste het Besluit niet een gedetailleerd chronologisch verslag, maar slechts een kort overzicht van het voor het bewijs relevante uitgevoerde onderzoek in een relaas proces-verbaal.[30] Het (digitaal) dossier in deze strafzaak is opgezet volgens een standaard werkwijze die gebruikelijk is bij de Landelijke Eenheid en die voldoet aan de wettelijke eisen zoals die golden vóór 2016. Alle deeldossiers zijn voorzien van een index, behalve de deeldossiers tapgesprekken en het media dossier. In het deeldossier tapgesprekken is in een oogopslag te zien wat daar in zit omdat in de naam van ieder document per tapgesprek de datum en de tijd van het gesprek zijn vermeld. Deze gesprekken zijn bovendien in chronologische volgorde in dit dossier opgenomen. Het mediadossier kent geen index omdat het een verzameling bijlagen is waarnaar gelinkt wordt vanuit de thematische dossiers. De bestandsnamen in het mediadossier zijn zo gekozen dat gezocht kan worden op trefwoorden en ook op de nummers van de processen-verbaal waar de mediabestanden bij horen. Het opstellen van een index van het mediadossier of het dossier tapgesprekken zou niets toevoegen aan de huidige situatie: het zou een print zijn van het scherm dat je nu ziet als je die onderdelen van het dossier opent, maar dan zonder mogelijkheden om op verschillende wijzen te zoeken of te rangschikken. Pulatov zit op dit punt in een speedboot te klagen dat hij geen trekschuit krijgt.

Dat de verdediging bij het doornemen van het dossier soms stuit op stukken die niet alleen relevant zijn in het deeldossier waar ze zijn opgenomen maar ook voor andere onderwerpen is niet iets dat kan worden opgelost met een index. De wet kent geen eis van een index waarin de inhoud van een dossier is gerangschikt op relevantie per onderwerp, zoals Pulatov vraagt. Het lijkt ons ook niet zinnig een poging hiertoe te ondernemen, want het is in de paar zittingsdagen die we nu achter de rug hebben wel duidelijk geworden dat de beoordeling op relevantie van de verdediging de onze niet is. In een omvangrijk dossier moeten altijd rangschikkingskeuzes gemaakt worden die niet alle procesdeelnemers op dezelfde wijze zouden maken. Zoveel juristen, zoveel opvattingen over de beste indeling van een dossier. Nog meer of andersoortige indexen lossen dat niet op.

Dat gezegd zijnde, spreken wij uit dat wij nog steeds bereid zijn de verdediging te helpen met vragen over het dossier. Wij hebben dat aanbod al verschillende keren eerder gedaan[31] en die bereidheid is er nog steeds. Wij zijn ook – mede naar aanleiding van de opmerkingen van de verdediging hierover - voornemens in de komende periode een controleslag te maken op de Primo-nummers die in het dossier wel worden genoemd maar niet zijn gevoegd. Als de verdediging of uw rechtbank daarbij concrete nummers van stukken onder onze aandacht wil brengen horen wij dat graag en zullen wij die met extra aandacht controleren.

Dan de wetswijziging uit 2016. Relevant voor de beoordeling van het verzoek van de verdediging, is dat een digitaal dossier zoals gebruikt in deze zaak tal van sorteer- en zoekmogelijkheden biedt die een papieren dossier niet kent. Dat was reden voor de wetgever om in 2016 het Besluit processtukken in strafzaken aan te passen. Voor 2016 werd in art. 3 van dat besluit een chronologisch verslag van opsporingshandelingen gevraagd. Het vereiste dat dat verslag chronologisch moet zijn is in 2016 geschrapt, onder verwijzing naar de ruimere mogelijkheden die een digitaal dossier biedt.[32] Voor het herhaalde verzoek van de verdediging om chronologische overzichten te laten opstellen, bestaat dus helemaal geen wettelijke grondslag: de wetgever heeft jaren geleden juist doelbewust afstand gedaan van de eis van chronologische verslaglegging.

Het noemen van en verwijzen naar verrichte onderzoekhandelingen en gebruikte bevoegdheden in overkoepelende processen-verbaal, het proces-verbaal van algemeen relaas van onderzoek, het BOB-dossier en het Rechtshulpdossier, verschaft voldoende duidelijkheid over hetgeen gedurende het opsporingsonderzoek is geschied. Het verzoek van Pulatov moet dus worden afgewezen omdat het dossier al voldoet aan alle wettelijke eisen.

Pulatov vraagt nog een index, en wel een van ‘het onderzoeksdossier’. Volgens Pulatov is het gebruikelijk dat een procesdossier zo’n index bevat. Wij hebben eerder al aan de verdediging uitgelegd dat dit wellicht gebruikelijk is in fraudezaken, maar niet in grootschalige onderzoeken naar geweldsmisdrijven.[33] Het Openbaar Ministerie beschikt niet over een dergelijk stuk en kan dat dus ook niet aan het dossier toevoegen. Voor een opdracht om zo’n stuk te laten vervaardigen door de politie bestaat geen wettelijke basis. Een overzicht van letterlijk alle handelingen die door leden van het onderzoeksteam en het OM zijn verricht en van alle gegevens die in het strafrechtelijk onderzoek zijn veilig gesteld, geeft geen enkel inzicht in de zaak tegen Pulatov. Integendeel, inzage van al die gegevens komt, zoals de wetgever formuleert:

“[…] een doelmatige en zorgvuldige behandeling van de strafzaak niet ten goede en leidt tot versnippering en verspilling van de aandacht. Daarmee is ook geen enkel verdedigingsbelang gediend.”[34]

Naar de mening van het OM biedt het dossier meer dan voldoende aanknopingspunten voor de beoordeling welke stukken niet in het dossier zijn gevoegd en welk belang de verdediging zou kunnen hebben bij de inzage daarvan. Keuzes om bepaalde stukken (zoals getuigenverklaringen) niet in het dossier te voegen, zijn in het dossier benoemd.

Dan herhaalt Pulatov zijn verzoek om vertaling naar het Russisch van vrijwel het gehele procesdossier. Net als de eerdere twee verzoeken, op 16 januari 2020 aan het Openbaar Ministerie tot vertaling van het volledige dossier en op 24 april 2020 aan de rechter-commissaris tot vertaling van vrijwel het volledige dossier, heeft Pulatov ook deze derde keer gevraagd om vertaling van tienduizenden pagina’s. Het verzoek is zo algemeen geformuleerd dat Pulatov zelfs niet de stukken die al naar het Russisch vertaald zijn hiervan uitzondert. 

Pulatov heeft volgens het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens[35], de EU-richtlijn betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures en de Nederlandse wet (artikel 32a Sv) geen recht op vertaling van alle processtukken. Hij heeft uitsluitend recht op vertaling van stukken die essentieel zijn voor zijn verdediging. Het uitgangspunt is dat een verdachte die de taal niet spreekt, gebruik maakt van een tolk. Na zijn eerste verzoek om vertaling van het volledige procesdossier van 16 januari 2020 hebben wij zijn raadslieden hier al op gewezen tijdens ons overleg van 22 januari en in onze brief van 24 januari.

Toch hebben wij, om de voorbereiding van zijn verdediging te bespoedigen al veel ruimhartiger vertaling van processtukken én de audio-opnamen van 61 Russischtalige tapgesprekken, waaronder 11 die aan Pulatov worden toegeschreven verstrekt dan in grote internationale strafzaken gebruikelijk is. Daarnaast hebben wij er al op gewezen dat Pulatov kennis kan nemen van een groot aantal Engelstalige stukken in het dossier via een tolk Engels-Russisch. Voor vertaling van aanvullende stukken hebben wij gevraagd om de concrete noodzaak daarvan te onderbouwen.[36]

Op 7 mei 2020 heeft de rechter-commissaris het herhaalde vertaalverzoek van Pulatov afgewezen.[37] Volgens de rechter-commissaris getuigde zijn ‘generiek verzoek’ niet van de nodige precisie, was onvoldoende gemotiveerd waarom de stukken steeds volledig moesten worden vertaald en er niet kon worden volstaan met gedeelten ervan, werd onvoldoende rekenschap gegeven van de omstandigheid dat Pulatov zich al een beeld had kunnen vormen van de aard en omvang van de zaak op basis van de verstrekte vertalingen, mag er juist in een complexe en omvangrijke zaak een gericht verzoek worden verlangd, waren er ook met inachtneming van de reisbeperkingen nog voldoende veilige mogelijkheden om het dossier met behulp van een tolk mondeling te bespreken en is niet aannemelijk geworden dat met de vertaling daadwerkelijk tijdwinst kon worden geboekt.

Nu is het juni en horen wij ter zitting dat zijn raadslieden aan het begin van dit zittingsblok nog niet konden zeggen of Pulatov de voor hem vertaalde Russische stukken wel heeft gelezen. [38] Twee dagen later deelden zijn raadslieden mee dat zij inmiddels hadden begrepen “dat hij wel degelijk één en ander heeft gelezen”.[39] Van wie zij dat hebben begrepen, wat hij dan precies heeft gelezen en waarom Pulatov met de beschikbare Russische vertalingen en audiobestanden wel onderzoekswensen zou kunnen formuleren over alternatieve scenario’s maar niet over het belastend bewijs, bleef in het midden.

Wel vraagt Pulatov u zonder enige motivering een andere beslissing te nemen op zijn generieke vertaalverzoek dan de rechter-commissaris eerder uitgebreid heeft gedaan. Omdat Pulatov zijn verzoek niet heeft gespecificeerd of onderbouwd en ook geen poging doet om uit te leggen wat er schort aan de uitgebreid gemotiveerde beschikking van de rechter-commissaris moet zijn herhaalde verzoek worden afgewezen.

De onderzoekswensen en het bewijs in het dossier

Pulatov heeft vele onderzoekswensen geformuleerd die verband houden met alternatieve scenario’s. Telkens onderbouwt hij die onderzoekswensen met de stelling dat die alternatieve scenario’s op dit moment nog niet kunnen worden uitgesloten door het bewijs in het dossier. Probleem daarbij is dat hij het belastende bewijs in het dossier volledig negeert. Terwijl het belastende bewijs nu juist het vertrekpunt is voor het beroep op een alternatief scenario. De vraag of dat verweer een begin van aannemelijkheid kent, moet ook in het licht van dat bewijs worden beoordeeld.

Als Pulatov onderzoek wil naar de ook volgens de verdediging nog theoretische mogelijkheden dat een gevechtsvliegtuig of een Oekraïense Buk MH17 heeft neergeschoten, stuit dat niet alleen af op een gebrek aan concrete aanwijzingen en verschillende concrete tegenindicaties voor die scenario’s. Het stuit ook af op het solide bewijs uit vele verschillende bronnen voor het tenlastegelegde scenario. Dat bewijs hebben we in onze toelichting alleen op hoofdlijnen benoemd, omdat we nog niet wisten welke verzoeken Pulatov wilde doen. Nu Pulatov verschillende onderzoekswensen heeft geformuleerd naar scenario’s die al worden uitgesloten door het bewijs in het dossier, zullen wij duidelijker moeten toelichten welk bewijs dat is. Daarbij zullen wij een paar voorbeelden geven van achtereenvolgens forensisch bewijs, tapgesprekken, getuigenverklaringen.

Forensisch bewijs

Eerst zullen wij stilstaan bij een klein deel van de resultaten van het forensisch onderzoek, die wél te verklaren zijn bij het gebruik van een Buk-raket, maar onverklaarbaar zijn als MH17 zou zijn neergehaald door een gevechtsvliegtuig.

Voorbeeld: Fragmenten van een 9N314M warhead

Als eerste benoemen we het onderzoek aan de lichamen van de slachtoffers die zich ten tijde van het neerschieten in de cockpit bevonden. Het OM realiseert zich dat dit deel van het onderzoek pijnlijk blijft voor de nabestaanden, maar het kan niet onbenoemd blijven.

Tijdens de secties aan de lichamen van de captain en co-piloot van team A en de purser zijn in die lichamen metalen deeltjes aangetroffen. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft deze deeltjes onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat deze deeltjes (morfologische) kenmerken vertonen die specifiek zijn voor een relatie met een explosie. Bovendien is op het oppervlak van deze deeltjes aluminium een glasachtig materiaal met zirkonium aangetroffen. De samenstelling van dit glasachtig materiaal komt overeen met dat van cockpitglas. Daarnaast blijkt dat de elementsamenstelling van deze deeltjes bestaat uit ijzer met wat sillicium, chroom, mangaan en koper. De deeltjes zijn volgens het NFI vermoedelijk afkomstig van een wapen dat buiten het vliegtuig is geëxplodeerd.

Eén van de deeltjes heeft een herkenbare vlindervorm, een ander is duidelijk herkenbaar als tegel.

Ook in het voorste drukschot van de cockpit zijn stalen deeltjes aangetroffen. Eén daarvan is herkend als vlinder, een ander als staafje.

Ook deze (en andere) in de cockpit aangetroffen deeltjes zijn door het NFI onderzocht. En ook de elementsamenstelling van deze deeltjes bestaat uit ijzer met wat silicium, chroom, mangaan en koper.

Het NFI heeft nader onderzoek gedaan naar de mogelijke relatie tussen de fragmenten op en uit de lichamen van de hiervoor genoemde slachtoffers en de fragmenten die zijn aangetroffen in de wrakdelen.[40] Hierbij is vooral gekeken naar de elementsamenstelling en de op het oppervlak aanwezige materialen. Kort samengevat concludeert het NFI dat de in en op de lichamen van de cockpitbemanning aangetroffen fragmenten dezelfde elementsamenstelling hebben als in wrakdelen aangetroffen fragmenten, dat die fragmenten niet van elkaar te onderscheiden zijn en dat die fragmenten - als hun bron ook maar enigszins vergelijkbaar is met een 9N314M warhead – afkomstig zijn uit één en dezelfde bron.

Verder is ook onderzoek gedaan naar de vraag of die ene bron inderdaad een 9N314M warhead is. Het NFI heeft de samenstelling van de uit deze slachtoffers en diverse wrakdelen veiliggestelde fragmenten vergeleken met de elementsamenstelling van fragmenten uit diverse referentie warheads van het type 9N314M. Dit betreft de in 2014 en 2016 ontmantelde referentie warheads én de fragmenten die zijn veiliggesteld na de arenatesten in Finland en Oekraïne. Bij de test in Finland is ook een cockpitraam van een Boeing gebruikt.

Het NFI heeft over het glas dat is aangetroffen op de in de lichamen van de bemanning aangetroffen deeltjes het volgende bevonden:

“Op veel van de uit de slachtoffers en het wrak afkomstige fragmenten is cockpitglas aangetroffen, zowel in de vorm van losse deeltjes of in de vorm van dunne laagjes. Het aantreffen van laagjes (opgesmolten) cockpitglas in slachtoffers kan alleen worden verklaard als de fragmenten van buiten het vliegtuig komen. Er is geen ander scenario denkbaar waarbij fragmenten met daarop dunne laagjes cockpitglas terechtkomen in slachtoffers. Vergelijkbare laagjes zijn ook aangetroffen op fragmenten die zijn veiliggesteld bij de arenatest in Finland.”

Het NFI concludeert verder dat de fragmenten die afkomstig zijn uit de slachtoffers en het wrak op alle onderzochte kenmerken overeenkomen met de fragmenten die zijn veiliggesteld bij de arenatesten in Oekraïne en Finland en niet van elkaar zijn te onderscheiden.

Een warhead van het type 9N314M bevat drie soorten fragmenten: vlindervormige, tegels en staafjes. Dezelfde drie soorten zijn aangetroffen in de lichamen van slachtoffers of wrakdelen. Deze deeltjes komen dus niet alleen qua elementsamenstelling overeen met de fragmenten uit meerdere referentie warheads, maar ook qua vorm. Het Openbaar Ministerie is niet bekend met andere warheads die deze combinatie van fragmenten bevatten. Volgens Russische bronnen en het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum komt het vlindervormig fragment alleen voor in de 9N314M warhead van een Buk-raket.[41]

Het aantreffen van deze vlindervormige fragmenten kan maar op één manier worden verklaard en dat is door detonatie van een 9N314M warhead. Dit type warhead komt alleen voor in Buk-raketten van het type 9M38 en 9M38M1. Als een 9N314M warhead is gebruikt, zouden dus ook sporen van een raket uit de 9M38-serie moeten zijn aangetroffen. En dat is ook het geval.

Voorbeeld: Umbilical base plate van een 9M38(M1) raket

In december 2014 is onderzoek verricht aan de sponning van het linker cockpitraam. Tijdens dit onderzoek is een groen metalen voorwerp aangetroffen. Dit vliegtuigvreemde voorwerp wordt in het dossier ‘de groene prop’ genoemd, vanwege zijn kleur en vorm.

De forensisch rechercheurs concluderen dat het, gezien de vorm en de richtingen van de beschadigingen aan het cockpitraamframe, de niet verstoorde beroeting op het raamframe en op de groene metalen prop, onwaarschijnlijk is dat deze groene metalen prop op enig ander moment het cockpitraamframe is binnengedrongen, dan tijdens het ontstaan van de overige beschadigingen en penetraties.

In het proces-verbaal van veiligstellen van deze groene metalen prop is een uitgebreide fotoreportage opgenomen, waarmee niet alleen duidelijk in beeld wordt gebracht hoe de prop in de sponning van het raamframe zat, maar ook waar dat betreffend raamframe zich bevond. Op de volgende afbeelding is (door middel van de rode pijl) te zien dat het gaat om het frame van het tweede linker cockpitraam. Op de navolgende drie afbeeldingen is duidelijk te zien hoe vastgeklonken de groene prop in de sponning zat.

In het dossier bevindt zich een (aanvullend) proces-verbaal over het schadebeeld. In dat proces-verbaal bevindt zich een foto waarop de reconstructie in een verder gevorderd stadium te zien is. Daarop is ook duidelijk de positie van het betreffende raamframe te zien.

Deze groene prop is op verschillende manieren onderzocht.

  • Fysieke vergelijking

Zo heeft een deskundige van de Australian Federal Police (AFP) deze groene metalen prop (en andere vliegtuigvreemde materialen) vergeleken met referentiemateriaal bestaande uit een 9M38 en een 9M38M1 Buk raket. De conclusie van deze vergelijking is dat de groene metalen prop visueel op alle onderzochte onderdelen overeenkomt met de umbillical base plate - oftewel de grondplaat - van de staartsectie van een 9M38 of 9M38M1 raket. De minutieuze manier waarop dit onderzoek is verricht, is beschreven in het AFP rapport en te zien op foto’s 516 tot en met 636 in het media dossier. Wij laten nu vijf foto’s zien.

  • Metallurgische vergelijking

Ook het NFI heeft deze metalen prop onderzocht. Hierbij is vastgesteld dat de metalen prop bestaat uit martensitisch roestvaststaal. Ook de grond- en schuifplaten van een Buk-raket (uit de 9M38-serie) bestaan uit dit type roestvaststaal. Er is binnen de drie referentieraketten geen (ander) roestvaststaal aangetroffen met een vergelijkbare elementsamenstelling en microstructuur.

Dit is niet het enige vliegtuigvreemde voorwerp dat overeenkomt met een bepaald onderdeel van een Buk-raket. Tijden het onderzoek in zijn meer van dit soort vliegtuigvreemde onderdelen aangetroffen, die passen bij de inzet van een Buk-raket. Eén daarvan betreft een stuk roestvaststaal, dat is aangetroffen in een stuk spant van het vliegtuig. Dit deel zat klemvast in het spant. Ook van dit deeltje heeft het NFI de elementsamenstelling bepaald en heeft de Australian Federal Police een visueel vergelijkend onderzoek verricht.

En een derde voorbeeld is een stuk roestvaststaal, dat is aangetroffen bij het onderzoek aan het lichaam van de first officer van team B.

Het NFI heeft onderzocht of een verband bestond tussen de drie hiervoor genoemde vliegtuigvreemde voorwerpen. Hierbij is gebruik gemaakt van diverse ontmantelde referentieraketten en de bij de Oekraïense arenatest gebruikte 9M38M1-raket. Op basis van die onderlinge vergelijking concludeert het NFI als volgt:

“De schuif- en grondplaten van de witte 9M38-raket en van de bij de arenatest gebruikte raket[42], de fragmenten uit het spant [AAGK3338NL] en slachtoffer HR083 [AAHI2284NL] en de prop uit de sponning [AAHZ3650NL] zijn geproduceerd uit hetzelfde bronmateriaal. Hierbij gaat het om dezelfde plaat roestvaststaal of om meerdere platen die op basis van de samenstelling niet van elkaar kunnen worden onderscheiden.”

Vervolgens heeft het NFI onderzoek gedaan naar de waarschijnlijkheid van twee hypothesen:

  • H1: De fragmenten [AAGK3338NL] en [AAHI2284NL] en prop [AAHZ3650NL] zijn afkomstig van een schuifplaat en/of grondplaat van een BUK-raket.
  • H2: De fragmenten [AAGK3338NL] en [AAHI2284NL] en prop [AAHZ3650IML] zijn afkomstig van een willekeurige andere roestvaststalen bron.

Op basis van de resultaten van dit onderzoek concludeert het NFI:

“Voor de fragmenten [AAGK3338NL] en [AAHI2284NL] die zijn veiliggesteld uit respectievelijk het spant en uit slachtoffer HR083 geldt, dat de resultaten van het onderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer deze fragmenten afkomstig zijn van een schuifplaat van een BUK-raket (hypothese H1), dan wanneer ze afkomstig zijn van een willekeurig andere roestvaststalen bron (hypothese H2).

“Voor de prop [AAHZ3650NL] die is veiliggesteld uit de sponning van het cockpitraam geldt, dat de resultaten van het onderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer dit fragment afkomstig is van een grondplaat van een BUK-raket (hypothese H1), dan wanner ze afkomstig zijn van een willekeurig andere roestvaststalen bron (hypothese H2).”

Conclusie

Wat wij zojuist presenteerden zijn slechts enkele voorbeelden van het forensisch bewijs. Het voert te ver om nu, in deze fase van het proces in te gaan op al het andere forensische bewijs, maar de conclusie is duidelijk: al het forensisch bewijs wijst op het gebruik van een Buk-raket. Niets wijst op het gebruik van een ‘air to air’ raket.

Ander bewijs

Het forensisch bewijs laat er dus geen twijfel over bestaan dat MH17 is neergeschoten door een Buk-raket. Het dossier bevat hiervoor ook veel ander bewijs. We hebben al laten zien welk bewijs er is uit verschillende bronnen voor de aan- en afvoerroute van de Buk-TELAR en voor de locatie waar vandaan die TELAR een Buk-raket heeft afgevuurd. We hebben al verteld op welke wijze nauwkeurig is vastgesteld op grond van onderzoek aan duizenden foto’s en videomateriaal dat de gebruikte Buk-TELAR afkomstig was van de 53e brigade van het Russische leger.

Waar we nog weinig over hebben verteld zijn de specifieke tapgesprekken die er zijn over het afvuren van een Buk-raket en de getuigen die er over verklaren. Ook nu kunnen we daar niet een volledig overzicht van geven. Dat komt bij de inhoudelijke behandeling. Maar de stelling van Pulatov dat het dossier in zijn huidige vorm geen bewijs bevat dat zijn - als theoretisch bestempelde - alternatieve scenario’s uitsluit, kan ook in deze fase niet onweersproken blijven. Dat bewijs dient immers te worden meegewogen in de beoordeling of Pulatov zijn onderzoekwensen voldoende heeft onderbouwd. Nu hij dit bewijs in zijn verzoeken zelf negeert, zijn wij genoodzaakt om tenminste enkele treffende voorbeelden te benoemen van tapgesprekken en getuigenverklaringen over hoe vlucht MH17 is neergeschoten.

Voorbeelden: tapgesprekken

Op 16 juli om 18:12 uur vindt een gesprek plaats tussen Dubinskiy en Pulatov. In dit uitgebreide gesprek wordt Dubinskiy door Pulatov bijgepraat over de verliezen die zij die dag geleden hebben. Pulatov dringt er bij Dubinskiy op aan dat “een deugdelijk luchtverdedigingssysteem nodig” is, omdat een vliegtuig hen die dag vanaf grote hoogte aanviel en geen beschikbaar luchtafweersysteem hem kon raken.

Kort na dit gesprek, om 19:09 uur, belt Dubinskiy met Semenov, de plaatsvervangend commandant van het Vostok bataljon op dat moment. In dit gesprek zegt Dubinskiy tegen Semenov dat zijn troepen Marinovka en de hoger gelegen gebieden ingenomen hebben. Dubinskiy zegt vervolgens dat ze niks kunnen beginnen tegen de ‘Sushka’s’ (Sukhoi gevechtsvliegtuigen) en dat het goed zou zijn als hij een ‘Buk’ daarheen kon sturen in de ochtend.

Een uur na dit gesprek, om 20:11 uur, belt Dubinskiy weer met Pulatov en zegt hem wat hij een uur daarvoor ook aan Kharchenko heeft meegedeeld. Zowel Kharchenko als Pulatov dienen in ‘reserve’ te gaan in Stepanivka. Daarnaast vertelt hij Pulatov dat als de Buk-M die nacht gebracht wordt, deze direct naar Pulatov gaat. Een passage uit dit gesprek is als volgt:

Dubinskiy: (…) als een BUK-M vannacht hierheen gebracht zal worden (...) dan komt deze meteen naar jou toe. Aha?

Pulatov: Duidelijk.

Dubinskiy: Die Buk is onze enige hoop, wij kunnen niets anders. Toch?

Pulatov: Ja.”

De volgende ochtend, op 17 juli 2014 om 09:23:13 uur, belt Dubinskiy opnieuw met Semenov. Dubinskiy zegt dat zijn BUK-M die nacht is aangekomen en mee moet gaan met het konvooi van Semenov. Dubinskiy vraagt waar de BUK heen gebracht moet worden om te kunnen aansluiten bij het konvooi.

Om 09:54:08 uur vertelt Dubinskiy in een telefoongesprek aan Kharchenko dat hij naar Pervomaiske moet gaan en zichzelf daar moet installeren. Zijn opdracht is om ‘het ding’ te bewaken dat hij zo gaat ‘rijden’ en om vervolgens in reserve te blijven. Dubinskiy vertelt hem dat Pulatov ook naar hem toe zal komen.

In het telefoongesprek dat hier op volgt, één minuut later, geeft Dubinskiy aan Pulatov de opdracht om samen met Kharchenko en de anderen naar de omgeving van Pervomaiske en Pervomaiskyi te gaan. Zijn taak is het bewaken en ‘organiseren’ van de Buk die nu door Kharchenko wordt ‘gereden’. Pulatov moet zorgen voor de bewaking en organisatie van de Buk en hij moet zorgen dat hij een corridor openhoudt zodat de ongehinderde levering door kan gaan.

Om 12:42:57 uur belt Pulatov met Kharchenko. Kharchenko vertelt Pulatov dat hij met de ‘toy’ nabij de Furshet is, een supermarkt in het centrum van Snizhne. Pulatov vraagt hem daar te wachten en zegt dat hij naar hem toe komt.

Kort nadat MH17 is neergehaald, om 16:48:44 uur, belt Kharchenko naar Dubinskiy en zegt dat ze “op de plek” zijn en net een Sushka hebben neergehaald. Dubinskiy geeft Kharchenko de opdracht om “hier” te komen en de bewaking van de Buk aan een compagnie over te laten.

Kharchenko: We are on the spot. We’ve already brought down one Sushka.

Dubinskiy: Well done! Attaboys! Well... You’ve brought down one Sushka. Well done! Lionia, tell me....

Kharchenko: What do I have to do here? Tell me, Nikolayevich!

Dubinskiy: What do you do there? I’ll put a question tonight. Obviously you will come here. Well, you’ll leave one company there to cover the BUK and you’ll probably go here, you know? You will leave one assault (...) What there is for you to do there? You have enough work here. Giurza will come here too.

Om 19:52 uur bellen Pulatov en Dubinskiy met elkaar. In dat gesprek vraagt Dubinskiy: “Zeg, en heeft onze BUK geschoten of niet?” Pulatov zegt dan: “De BUK heeft een Sushka neergehaald nadat de Sushka de Boeing heeft neergeschoten."

Enkele minuten daarna, om 19:54 uur belt Dubinskiy (A) naar Girkin (B). Een passage uit dit gesprek is als volgt:

Dubinskiy: So, people from Snezhnoye and our people saw... so the point is that Sushka fucking hit Boeing and then in... our people hit Sushka the second time it was coming around and a lot of people saw this. Giurza has reported on this.

Girkin: So, this is the way how it happened. I got it. Good.

Dubinbskiy: Sushka fucking hit Boeing and our people fucking hit Sushka with a Buk.

Girkin: Uh-huh.

Dubinskiy: Good news. {Inaudible}

Girkin: Well, I don’t know. Frankly speaking I don’t believe in this much, but...

Dubinskiy: Anyway they will put blame for the downing on us. You know what I mean.

Girkin: Of course, I do. 

Al deze tapgesprekken staan niet op zichzelf. Op verschillende punten worden zij concreet bevestigd door foto- of videomateriaal. Zoals we eerder vertelden verklaarde Girkin tegenover de Russische autoriteiten dat hij op 17 juli 2014 na het neerschieten van vlucht MH17 werd geïnformeerd dat ’de luchtverdediging’ een vliegtuig had neergeschoten. Het is inmiddels algemeen bekend dat er in de middag van 17 juli 2014 in Oekraïne maar één vliegtuig is neergeschoten. Sinds 17 juli 2014 zijn er geen wrakstukken gevonden van een gevechtsvliegtuig. Volgens de radargegevens was er geen ander vliegtuig in de buurt van MH17.[43]

Voorbeelden: getuigenverklaringen

Daarnaast zijn ver verschillende getuigen die verklaren over de inzet van de Buk-TELAR. Ten eerste is er het bewijs dat de witte Volvo truck en de rode dieplader, waarop de TELAR op 17 en 18 juli 2014 in beeld is gebracht, al op 8 juli 2014 zijn gestolen in opdracht van Girkin en sindsdien in gebruik waren bij de DPR. Dat volgt onder meer uit de verklaring van de DPR-strijder met callsign ‘Batya’. Batya beschrijft de gang van zaken bij de confiscatie van de Volvo, waar hij persoonlijk aan heeft deelgenomen. Verder zijn er verschillende ooggetuigen die de TELAR op 17 juli 2014 hebben gezien, eerst op de gestolen oplegger en vanaf de middag zelfstandig rijdend vanuit Snizhne richting het landbouwveld bij Pervomaiskyi. Zo verklaart getuige S20 dat hij[44] op 17 juli 2014 omstreeks 12:30 uur een dieplader heeft gezien, met een systeem met raketten erop, dichtbij de Furshet supermarkt in Snizhne. Getuige V7 verklaart dat hij omstreeks 14:00 uur een zelfstandige Buk-voertuig en een SUV zag rijden in Snizhne. De voertuigen stopten ter hoogte van café Uholok. Op de eindbestemming van de TELAR waren getuigen X48 en M58. Zij verklaren hoe de Buk TELAR een raket heeft afgevuurd vanaf het landbouwveld bij Pervomaiskyi. DPR-strijder M58 verklaart dat de aanwezigen aanvankelijk blij waren, omdat hen werd gezegd dat er een militair transportvliegtuig was neergeschoten. Toen de eerste mensen terugkwamen van de crashsite, vertelden zij echter dat het om een burgervliegtuig ging. Tot slot noemen wij D21, een andere DPR-strijder die een gedetailleerde verklaring heeft afgelegd over zijn betrokkenheid bij de afvoer van de Buk TELAR vanuit Snizhne, nadat MH17 was neergeschoten.

Conclusie

Het bewijs in het dossier voor de tenlastelegging is uitgebreid, veelzijdig en grondig onderzocht. U hoeft over dat bewijs nu geen oordeel te vellen. Pulatov vraagt u wel een grote hoeveelheid onderzoek te gelasten naar theorieën, speculaties en onwaarschijnlijkheden. Voor die vraag is relevant of de inhoud van het dossier wel ruimte laat voor de aan het verzoek ten grondslag gelegde mogelijkheid, die via getuigenverhoren zou moeten worden onderzocht. [45] Daarbij is dus de inhoud van het dossier als geheel relevant. Niet alleen de informatie over een bepaald alternatief scenario, maar ook het bewijs voor het hoofdscenario.

Laten we eens een stap terugdoen en kijken hoe het in andere strafzaken werkt. Neem het voorbeeld van een onderzoek naar een liquidatie in het criminele circuit. In plaats van de beoogde concurrent is een toevallige voorbijganger op straat doodgeschoten. De verdachte wordt vervolgd voor betrokkenheid bij die moord. Als de verdediging vervolgens als alternatief scenario wil onderzoeken of het slachtoffer niet ook kan zijn doodgestoken, dan zal die wens afstuiten op de constatering dat het slachtoffer is overleden aan kogelwonden en geen steekletsels heeft, dat er in het dossier tapgesprekken aanwezig zijn waarin verdachten het doodschieten vooraf organiseren en achteraf evalueren, en de verklaring van een handlanger die het vuurwapen na het misdrijf op verzoek heeft weggegooid. In zo’n zaak dient het geen redelijk doel om onderzoek te gelasten naar de vraag of het slachtoffer ook letsels heeft die theoretisch veroorzaakt kunnen zijn door een mes, of om de buurman van twee straten verderop als getuige te gaan horen over zijn bewering dat hij in de kroeg heeft gehoord dat het slachtoffer is neergestoken.

Conclusie en overzicht onderzoekswensen

Conclusie

Hiermee hebben wij gereageerd op alle onderzoekswensen die de verdediging heeft geformuleerd. Enkele opmerkingen zijn er nog te maken over de toelichting van de verdediging als geheel.

Wij constateren dat meerdere punten die worden genoemd in bijlage 1 bij deel 9 van de pleitaantekeningen uitgesproken op 22 en 23 juni jl., niet zijn aangebracht als onderzoekswensen. De verdediging omschrijft bijlage 1 als ‘een opsomming ten behoeve van het overzicht’. Echter blijkt uit de tekst die daarvoor op zitting door de verdediging werd uitgesproken, dat een aantal in de bijlage opgenomen punten niet meer zijn dan onderwerpen waarover de verdediging in een later stadium wil beslissen of zij onderzoekswensen wil presenteren. Het op een dergelijke wijze ‘reserveren’ van getuigen waar niet concreet en onderbouwd om wordt verzocht is wettelijk niet mogelijk. Deze kunnen dus niet worden aangemerkt als getuigenverzoeken en indien zij wel zo zijn bedoeld moeten zij worden afgewezen.[46]

Wij hebben afwijzend geadviseerd over veel verzoeken om verbalisanten als getuigen te horen. Wij hebben uitgelegd dat de aanleiding om die verzoeken te doen in een aantal gevallen gebaseerd lijkt op onzorgvuldige lezing van het dossier en in veel andere gevallen onvoldoende specifiek en gemotiveerd is. Wij hebben ook al gezegd dat wij nog steeds openstaan voor alle concrete en relevante vragen van de verdediging over het dossier, en bereid zijn daarover zo nodig aanvullend proces-verbaal te laten opmaken. Indien uw rechtbank vindt dat er wel concrete vragen kunnen worden aangewezen in de toelichting van de verdediging die nu beantwoord moeten worden door verbalisanten verzoeken wij u steeds te overwegen of een getuigenverhoor de beste weg is om die vragen beantwoord te krijgen of dat u beter opdracht kunt geven aanvullend proces-verbaal op te laten maken. De meeste onderwerpen die de verdediging heeft aangesneden zijn immers geen onderwerpen die verbalisanten uit hun hoofd kunnen beantwoorden maar technische onderwerpen waarover dossierstukken moeten kunnen worden geraadpleegd. Getuigenverhoren zijn geen nuttig middel om over zulke onderwerpen meer relevante informatie in het dossier te krijgen.

Het feit dat de vorderingen en verzoeken tot het horen van getuigen nauwkeurig moeten aangeven op welke punten de getuige dient te worden gehoord, brengt mee dat toegewezen verhoren zich ook op die punten zullen dienen te richten en dus ook tot die omvang moet worden beperkt. Zeker in omvangrijke onderzoeken waar de voortgang van het proces nauwkeurig bewaakt moet worden, is het van belang dat de zittingsrechter zo nauwkeurig mogelijk aangeeft waarom en waarover getuigen dienen te worden gehoord.[47] Wij verzoeken u dat te doen voor alle vorderingen en verzoeken die u toewijst, zodat de rechter-commissaris haar werk zo goed en efficiënt mogelijk kan uitvoeren.

Overzicht reacties op verzoeken

Inzageverzoeken

Zoals wij hiervoor uiteen hebben gezet zullen wij een volledige inventarisatie maken van de inzageverzoeken die zijn gedaan. Onze beslissing daarop zullen we aan de verdediging doen toekomen zodra die inventarisatie gereed is. We verwachten dit binnen twee weken te kunnen doen.

Onderzoekswensen

Zoals in het voorgaande is gemotiveerd, concludeert het OM dat de volgende onderzoekswensen kunnen worden toegewezen:

  • het verzoek om aan het dossier toe te voegen de audio opnamen van het Air Traffic Control Centre, van het telefoonverkeer tussen de Oekraïense luchtverkeersleiding (АТС Dnipropetrovsk) en de Russische luchtverkeersleiding (АТС Rostov) en van de radiocommunicatie tussen de Oekraïense luchtverkeersleiding (АТС Dnipropetrovsk) en het burgerluchtverkeer;
  • de verzoeken zoals geformuleerd in deel 5, randnummer 23, in die zin dat aan de rechter-commissaris opdracht wordt gegeven om:
    • te benoemen de eerder als ter zake deskundig aangemerkte Coghe en Gallant als deskundigen, teneinde onderzoek te doen naar de berekening van het afvuurgebied;
    • onderzoek te doen naar de deskundigheid van Novikov, Malyshevsky en/of een andere bij de berekening van Almaz Antey betrokken medewerker en, voor zover deskundig, deze te benoemen teneinde onderzoek te doen naar de berekening van het afvuurgebied;
    • het er vervolgens toe te geleiden dat alle benoemde deskundigen (inclusief de reeds benoemde onderzoeker van het NLR) over en weer kennis nemen van elkaars rapporten en relevante bijlagen of onderliggende stukken;
    • waarna de deskundigen van het NLR, de RMA en Almaz Antey rapport uitbrengen, waarin zij ingaan op elkaars bevindingen en antwoord geven op schriftelijke vragen van de rechter-commissaris, de verdediging en het Openbaar Ministerie;
  • het verzoek om de verbalisanten 17-496, 17-495, 17-511 en 17-512 die een motormantel en drie raketscherven hebben veiliggesteld in het rampgebied te bevragen (deel 7, randnummer 27), zij het door tussenkomst van de rechter-commissaris; 
  • het verzoek om verbalisant Primo 17-170 te laten horen als getuige.

Verder verzet het OM zich niet tegen:

  • het verzoek om S09 als getuige te horen;
  • het verzoek om radardeskundige D21 te laten horen als deskundige;
  • het verzoek om een persoon deskundige te horen;
  • het verzoek om een persoon te horen over de mogelijkheden en de werking van een Buk-systeem.

Op de overzichtslijst van de verdediging zijn dit de verzoeken met de volgende nummers:

  • ‘overige verzoeken’:
    • 2
  • ‘Getuigen’:
    • 14
    • 17
    • 18
    • 19
    • 21
    • 22
    • 23
    • 36
    • 61
    • 62
    • 63
    • 64
    • 70
    • 104

Het Openbaar Ministerie concludeert tot afwijzing van alle andere onderzoekswensen omdat die onvoldoende zijn onderbouwd.

Wel biedt het Openbaar Ministerie Pulatov aan (in aanvulling op de door de verdediging geformuleerde inzageverzoeken waar het Openbaar Ministerie zo spoedig mogelijk op zal beslissen):

  • Inzage in de verklaring die Haisenko tegenover het JIT heeft afgelegd, zodat de verdediging deze zelf op relevantie kan beoordelen en nadien eventueel een verzoek kan doen om deze verklaring aan het dossier toe te voegen;
  • Het beluisteren van de gehele opname van de CVR, desgewenst in aanwezigheid van een eigen deskundige;
  • Inzage in een groot aantal foto’s van de crashsite en van wrakdelen, zodat de verdediging een kan verzoek doen om specifieke, door de verdediging relevant geachte foto’s aan het dossier toe te voegen;
  • Het maken van een controleslag op stukken die in het procesdossier staan vermeld als niet-gevoegd;
  • Een controle of naar aanleiding van de door de verdediging gestelde vragen over getuigenverhoren meer procedurele informatie over die verhoren aan het dossier moet worden toegevoegd;
  • Het laten controleren en zo nodig opnieuw laten vertalen van specifieke vertalingen in het dossier als de verdediging gemotiveerd aangeeft reden te hebben om aan de kwaliteit van die vertalingen te twijfelen;
  • Het beantwoorden van concrete vragen van de verdediging over het dossier, zo nodig door het laten opmaken van aanvullend proces-verbaal;
  • Het welwillend beoordelen van gemotiveerde en specifieke inzageverzoeken die de verdediging in de toekomst nog wil doen.

Aan het begin van deze toelichting hebben wij al uitgelegd hoe het komt dat veel onderzoekswensen van Pulatov moeten worden afgewezen. Meerdere van zijn verzoeken zijn gebaseerd op een feitelijk onjuiste of selectieve weergave van het dossier. Pulatov geeft maar zelden een voldoende duidelijke en concrete onderbouwing waarom er reden is te denken dat het door hem gevraagde onderzoek relevante informatie zal opleveren. Verder kiest hij er voor niet of nauwelijks onderzoek te vragen naar het belastend bewijs in het dossier, maar vraagt hij vooral onderzoek naar scenario’s die al heel uitgebreid zijn onderzocht. Over die scenario’s is al uitgebreid in het dossier is beschreven waarom zij zijn verworpen door het JIT: omdat zij in strijd zijn met objectief bewijs en omdat er geen enkel geloofwaardig aanknopingspunt is om te denken dat zij wel kunnen zijn gebeurd. Pulatov beweert ook niet dat hij dat denkt, maar doet alsof hij een neutrale opsporingsinstantie is die nu tot taak heeft al het werk van het JIT te controleren.

Dat is hij niet. Hij is een moordverdachte. Er is geen land ter wereld dat moordverdachten verheft tot opsporingsambtenaar nadat zij zijn gedagvaard. Natuurlijk mag Pulatov het bewijs tegen hem testen en betwisten. Maar hij heeft geen onbeperkt recht om in zijn eigen tempo het onderzoek van het JIT over te doen. Het feit dat het onderzoek van het JIT lang heeft geduurd en zo uitgebreid is geweest, geeft Pulatov niet een recht om nu zelf een even uitgebreid onderzoek te vragen. Integendeel, hoe uitgebreider in het opsporingsonderzoek al naar alternatieve scenario’s is gekeken en daarvan verslag is gedaan in het procesdossier, hoe meer van een verdachte gevraagd wordt heel concreet en specifiek aan te geven welke vragen dat onderzoek nog openlaat.[48]

Waarheidsvinding kan voor alle partijen in een strafproces van wezenlijk belang zijn. Maar voor de verdediging geldt dat zij in de eerste plaats de belangen van haar cliënt dient. Van der Meij legt uit dat in het Nederlandse strafproces “de positie van de verdediging niet op een vergelijkbare wijze [is] gekoppeld aan het doel van de materiële waarheidsvinding of het doel van de individuele rechtsbescherming, als voor de rechter-commissaris of de officier van justitie het geval is. Er is voor de verdediging geen taak in het strafproces waaraan zij is gebonden en derhalve is er ook geen plicht om een doel te verwezenlijken. De verdediging zal echter als vanzelfsprekend geneigd zijn de individuele belangen van de verdachte voorop te stellen…” [49]

Waarheidsvinding is, met andere woorden, wel een wettelijke opdracht van het Openbaar Ministerie en de rechter, maar niet van de verdediging. Dat doet niets af aan het belang van de rol van de verdediging. Maar het verklaart wel waarom de verdediging niet dezelfde tijd en middelen krijgt als het Openbaar Ministerie en waarom de verdediging onderzoekswensen nauwkeurig moet formuleren: de individuele belangen van de verdachte en het belang van de waarheidsvinding wijzen in de meeste strafzaken immers niet in dezelfde richting.

Ook als u ons advies volgt en de meeste onderzoekswensen afwijst, heeft Pulatov nog veel mogelijkheden om zijn verdediging gestalte te geven. Er zit buitengewoon veel informatie in het dossier waar hij mee kan werken. Wij geven al lange tijd aan dat wij openstaan voor concrete verzoeken van hem om inzage te krijgen in meer informatie zodat hij kan bepalen of hij stukken aan het dossier toegevoegd wil krijgen. Hij heeft geen indexen nodig om daarvoor relevante vragen te stellen, zoals ook blijkt uit de inzageverzoeken die hij nu heeft gedaan. De verdediging kan verder zelf getuigen identificeren en aandragen. En zoals uw rechtbank heeft aangegeven kan Pulatov na dit zittingsblok nog nieuwe onderzoekswensen doen. Het is ook duidelijk dat Pulatov heel wel in staat is om concrete twistpunten en onderzoekswensen naar voren te brengen. Wie op een internetforum kan vertellen over een ‘flater’ in het JIT onderzoek, kan dat ook hier ter zitting vertellen zodat onderzocht kan worden of er inderdaad een fout is gemaakt in het onderzoek. Als er daadwerkelijk redenen zijn om te denken dat Pulatov in het dossier onjuist is geïdentificeerd als een bepaalde gebruiker van een internetforum die uitlatingen doet over MH17, kan Pulatov die redenen naar voren brengen zodat ze onderzocht kunnen worden. Als Pulatov in juni 2014 behoorde tot de Russische strijdkrachten en daarom immuniteit wil inroepen is er geen enkele reden waarom hij dat niet vroeg in het proces zou kunnen laten weten.

Hoe langer het duurt voor Pulatov zich uitlaat over het bewijs tegen hem, hoe meer vragen zijn reactie zal oproepen, als die nog komt.

Voetnoten

[1] HR 8 februari 2005, NJ 2005, 514 r.o. 3.5

[2] Vgl HR 1 december 1992, NJB 1993, nr. 30

[3] HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL3458

[4] Zie artikel 5.12 van bijlage 13 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (ICAO) en artikel 69 lid 1 sub d van de Rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid.

[5] Artikel 69 lid 4 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid.

[6] Zie toelichting Openbaar Ministerie d.d. 9 juni 2020, alternatieve scenario’s, hoofdstuk 5.

[7] Toelichting verdediging 23 juni 2020, deel 9, randnummer 79.

[8] Toelichting onderzoek wapen, d.d. 10 juni 2020, p. 4-5 (“In sommige gevallen zijn de bronnen niet unaniem, bijvoorbeeld over het maximale bereik van de Buk-raket of het radarbereik van de TELAR. In die gevallen moesten er soms keuzes worden gemaakt. Zo is er voor het onderzoek naar alternatieve lanceerlocaties uitgegaan van het maximale raketbereik op grond van Russische bronnen.”).

[9] Toelichting OM d.d. 9 juni 20202, Alternatieve scenario’s, p. 41.

[10] Openingswoord OM d.d. 9 maart 2020, p. 7.

[11] Zie bijvoorbeeld Hof Den Haag 18 juni 2009, ECLI:NL:GHSGR:2009:BI8685 (“Het hof is met de rechtbank van oordeel dat in het algemeen heeft te gelden dat een niet tijdig ingrijpen van de politie, waardoor schade die door de verdachte is toegebracht is opgelopen, niet leidt tot strafvermindering, nu die schade niet door de gestelde nalatigheid van de politie is veroorzaakt maar door het onrechtmatig handelen van de verdachte. […] Bovendien zijn het niet de belangen van verdachte die worden geschaad door een mogelijk niet tijdig ingrijpen van de politie, maar hooguit die van het slachtoffer. De vraag in hoeverre de politie in casu adequaat heeft gehandeld dient dan ook bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte en bij de straftoemeting buiten beschouwing te blijven.”).

[12] https://www.npostart.nl/nieuwsuur/09-03-2020/VPWON_1310732.

[13] Gerekend tot 2 mei 2015, einde van de laatste bergingsmissie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid.

[14] Toelichting forensisch onderzoek d.d. 8 juni 2020, p. 29, voetnoot 104

[15] “Wij verzoeken u het OM te gelasten deze aan de verdediging ter beschikking te stellen en daarmee ook aan de rechtbank.”

[16] Hoewel niet in het procesdossier genoemd, merkt het OM op dat Nederlandse politie vanaf 19 juli 2014 in Kiev aanwezig was en een Nederlandse officier van justitie vanaf 20 juli 2014. Die aanwezigheid in Kiev door middel van een vaste bezetting van de Fieldoffice duurt tot op de dag van vandaag. 

[17] Brief OM aan verdediging d.d. 23 maart 2020.

[18] Toelichting OM d.d. 8 juni 2020, onderzoek telecommunicatie, p. 10.

[19] Deze info bevindt zich in het dossier voor zover deze is meegeleverd door de provider. 

[20] Voor zover deze informatie niet door de provider is meegeleverd, kan deze ook niet aan het dossier worden toegevoegd.

[21] Bij deze controleslag zullen wij ook bezien of er nog getuigen zijn met een G-nummer van wie de naam inmiddels aan het dossier kan worden toegevoegd. Zoals in het dossier staat uitgelegd zijn getuigen gehoord onder toekenning van een G-nummer, als nog niet duidelijk was of hun verklaringen op naam konden worden toegevoegd aan het dossier of bij een eventueel vervolgverhoor een vordering gedaan zou moeten worden om hen als beperkt anonieme getuigen aan te merken. Van sommige G-getuigen staat de naam al in het dossier vermeld. Van tenminste één getuige (G1483) kan de naam nog worden toegevoegd.

[22] Die informatie zullen wij, in de volgende aanvulling aan het dossier laten toevoegen.

[23] Zie o.a. ECLI:NL:GHDHA:2018:76 en ECLI:NL:HR:2014:1446.

[24] Zie bijvoorbeeld HR 13 december 1988, ECLI:NL:HR: AC3342; HR 4 juli 2000, ECLI:NL:HR:AA6375; Gerechtshof 's-Gravenhage, ECLI:NL:GHSGR:2007:BH4763.

[25] Zie conclusie Knigge 18 april 2006, ECLI:NL:PHR:2006:AV5007, pt. 11.

[26] Zie conclusie Hofstee bij HR 2 februari 2010, ECLI:NL:PHR:2010:BK6358.

[27] Zie Wet vervolging en berechting in Nederland van strafbare feiten in verband met neerhalen Malaysia Airlines vlucht MH17 art. 5.

[28] Standpunt verdediging 22 juni 2020, pt. 33.

[29] Zie ook Kamerstukken II 2004-2005, 29 936, nr. 8, p. 4.

[30] Zie Toelichting Besluit processtukken, zie: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2011-602.html#d15522e465 (“Bij omvangrijke zaken wordt, zo blijkt uit het advies van het OM, in de praktijk gewerkt met een stamproces-verbaal dat fungeert als een vorm van inhoudsopgave. Voor de inhoudsopgave die dit besluit voorschrijft, kan met het stamproces-verbaal worden volstaan voor zover het gaat om de processtukken waarnaar in dat stamproces-verbaal wordt verwezen. Doorgaans zullen dit de verschillende processen-verbaal zijn die in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt.” En “Voorgeschreven wordt dat elk procesdossier van een strafzaak over een misdrijf dat met zes jaar gevangenisstraf of meer is bedreigd, een proces-verbaal houdende een chronologisch verslag van de verrichte opsporingshandelingen dient te bevatten. Het gaat daarbij niet om een gedetailleerd verslag, maar om een kort overzicht waarin aan de hand van relevante data wordt aangegeven welke opsporingshandelingen in de strafzaak zijn verricht.”)

[31] Onder meer in een brief van 1 mei jl. en op de zittingen van 10 maart jl (Standpunt OM voortgang proces d.d. 10 maart 2020, p. 16-17 en 38) en 10 juni jl (Toelichting OM, Conclusie, p. 22).

[32] Zie Besluit digitale stukken Strafvordering art. 8 sub b en de Nota van Toelichting daarbij (Staatsblad 2016, 359).

[33] Brief Openbaar Ministerie aan de verdediging d.d. 1 mei 2020; Brief Openbaar Ministerie aan de rechtbank d.d. 1 mei 2020.

[34] TK 2009-2010, 32468, nr. 3, p. 27.

[35] EHRM Hermi v. Italië: “However, paragraph 3 (e) does not go so far as to require a written translation of all items of written evidence or official documents in the procedure. In that connection, it should be noted that the text of the relevant provisions refers to an “interpreter”, not a “translator”. This suggests that oral linguistic assistance may satisfy the requirements of the Convention.”

[36] Brief van OM aan raadslieden d.d. 24 januari 2020.

[37] Brief rechter-commissaris aan raadslieden, kenmerk 09/748006-19, 7 mei 2020.

[38] Zitting 8 juni 2020: “De derde vraag van het OM is; heeft Pulatov kennis genomen van die dossiers? Ik kan het u niet zeggen.”

[39] Zitting 10 juni 2020: “Het OM stelt, dan zitten we op pagina 26 van het laatste stuk van vandaag, dat Pulatov klaagt dat er te weinig voor hem is vertaald terwijl zijn raadslieden ter zitting niet kunnen zeggen of hij de eerdere verstrekte vertalingen al gelezen heeft, is voor het OM onbegrijpelijk. Wij hebben nog even gecheckt, net, en ik heb inmiddels begrepen dat hij wel degelijk één en ander heeft gelezen.”

[40] In het rapport worden onder andere genoemd de fragmenten aangetroffen in de Lido Route Manual (AAHZ3361NL), de groene map (AAGK4109NL) en een vlindervormig fragment (AAHZ4490NL) dat is veiliggesteld uit het voorste drukschot van de cockpit.

[41] Zie: uitlating van vertegenwoordiger van Almaz Antey tijdens de persconferentie van 2 juni 2015 (Primo-04108); reactie van de Russische Federatie op het conceptrapport van de OVV (Primo-05604, bijlage 9, p. 5785 / appendix V, p. 1): “The characteristic pre-formed fragments i.e. “butterfly or bow-tie” are only part of 9H314M [OM: 9N314M in cyrillisch] warhead”; eigen analyse van NLR in rapport voor OVV (Primo-05604, bijlage 5, p. 5592 / bijlage X, p. 45); uitlatingen van Russische wapendeskundigen en een vertegenwoordiger van Almaz Antey tegenover NLR ((Primo-05604, bijlage 5, p. 5592 / bijlage X, p. 45); Russische regering in schriftelijk standpunt van 31 december 2019 in EHRM-procedure: “Critical to this finding was the supposed discovery of supposed “bow-tie” shrapnel pieces, which are distinctive of the 9N314M warhead”(Primo-14207, randnummer 91). Telkens opgenomen in algemeen bijlagendossier.

[42] Dit betrof een 9M38M1 Buk-raket.

[43] Standpunt OM voortgang proces, 10 maart 2020, p. 23.

[44] Zoals steeds, dient overal in deze tekst ‘hij/zij’ gelezen te worden waar ‘hij’ staat ter aanduiding van een getuige van wie de identiteitsgegevens om veiligheidsredenen niet in het dossier zijn opgenomen.

[45] C.P.J. Scheele, Het beoordelen van getuigenverzoeken, Strafblad 2017/30, par. 4.2

[46] Zie bijvoorbeeld HR 12 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2324 r.o. 2.6 en HR 23 november 1999, ECLI:NL:HR:AA3794, NJ 2000/128, r.o. 3.4.

[47] Zie bv het tussenarrest van het hof Arnhem/Leeuwarden 22 mei 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4858, waarin per getuige expliciet werd overwogen waarover vragen mochten worden gesteld bij de RHC.

[48] Zie B. Lettinga, “recht doen aan alternatieve scenario’s” Proces 2015, nr. 1, p. 59 (“Als een (gedegen) onderzoek naar een alternatief scenario geen (verder) begin van aannemelijkheid oplevert, noch nieuwe reële aanknopingspunten voor onderzoek, dan zien rechters veelal geen noodzaak voor verdere recherche van dergelijke (vermeende) open einden.( Rb. Amsterdam 23 november 2010, ECLI:NL:RBAMS:2010:BO4731; Gerechtshof Arnhem 18 april 2012, ECLI:NL:GHARN:2012:BW3209; Gerechtshof Den Bosch 27 november 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:5693.) Zo verwerpt het Hof Den Bosch het door raadsman opgeworpen alternatieve scenario: ‘Ook na langdurig onderzoek en het horen van een reeks van getuigen is daarvoor immers geen redelijk aanknopingspunt gevonden.’ (Gerechtshof Den Bosch 18 februari 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:379).”).

[49] P.P.J. van der Meij, De driehoeksverhouding in het strafrechtelijk vooronderzoek. Een onverminderde zoektocht naar evenwicht in de rolverdeling tussen de rechter-commissaris, de officier van justitie en de verdediging, (diss. Leiden 2010), online publiek, p. 52.