OM vordert opheffing voorlopige hechtenis verdachte Ros in Passage

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft de opheffing van de voorlopige hechtenis van Fred Ros gevorderd. Ros is verdachte in het zogeheten liquidatieproces Passage. In september 2014 sloot hij een overeenkomst met het OM: in ruil voor verklaringen in een aantal zaken zou het OM de strafeis in hoger beroep matigen tot 15 jaar. Met het sluiten van de overeenkomst werd Ros de tweede kroongetuige in het Passageproces.

Het proces Passage gaat over een aantal liquidaties en een aantal pogingen daartoe dan wel voorbereidingen daarvan. Een aantal verdachten wordt ook deelname aan een criminele organisatie (gericht op het plegen van liquidaties) verweten, alsmede overtreding van de vuurwapenwet.

De rechtbank heeft in januari 2013, na een proces van circa vijf jaar, vonnissen gewezen in Passage. Nadat tegen Ros een levenslange gevangenisstraf was geëist, legde de rechtbank hem 30 jaar op, onder meer voor zijn rol bij een liquidatie. Ros heeft hoger beroep ingesteld tegen dat vonnis, het OM niet.

Voor de verdenkingen in Passage is Ros op 3 augustus 2006 in Spanje gearresteerd. Op 3 augustus 2016 zit hij derhalve 10 jaar vast. Uitgaand van een straf van 15 jaar, komt Ros op die datum in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.).

Ten tijde van de ondertekening van de overeenkomst met Ros, in september 2014, was de (redelijke) verwachting dat het Passageproces in hoger beroep in de zomer van 2016 zou zijn afgerond en dat er vóór augustus 2016 arrest zou zijn gewezen door het hof. In dat geval zou er ook een oordeel zijn geveld over de vrijheidsstraf van Ros. Als de door het hof opgelegde straf gelijk aan of lager dan de eis van het OM zou zijn, zou de voorlopige hechtenis beëindigd worden. Het proces nadert weliswaar de eindfase, maar de huidige verwachting is dat het pas in 2017 zal zijn afgerond.

De overeenkomst tussen de Staat en Ros voorziet niet in de situatie die inmiddels bijna aan de orde is, namelijk dat de voorlopige hechtenis van Ros langer duurt dan de gevangenisstraf die overeenkomt met een eis van 15 jaar.

Het OM is van mening dat Ros zich tot op heden aan zijn deel van de overeenkomst heeft gehouden. Het OM acht zijn verklaringen betrouwbaar. Dat is het voorlopige oordeel van het OM, een tussenbalans. De eindbalans zal het OM opmaken in het requisitoir en in de repliek. Het OM heeft op dit moment geen reden te veronderstellen dat het tegen Ros meer dan 15 jaar gevangenisstraf zal eisen. Met de vordering tot opheffing van de voorlopige hechtenis meent het OM dat het handelt in de geest van de in de overeenkomst opgenomen toezegging met betrekking tot de te eisen straf.

Het OM vindt dat het de voorlopige hechtenis van Ros niet buiten de rechter om mag opheffen. Ros is door de rechtbank immers veroordeeld tot 30 jaar gevangenisstraf; het OM is gehouden die straf ten uitvoer te leggen zolang niet een andere, hogere rechter een andersluidende beslissing over de op te leggen vrijheidsstraf of de voorlopige hechtenis van Ros heeft gegeven. Het vonnis van de rechtbank vormt de basis voor de voorlopige hechtenis. De overeenkomst tussen de Staat en Ros heft de plicht tot tenuitvoerlegging niet op. Dat betekent dat het OM Ros in afwachting van de beslissing van het hof op de vordering niet in vrijheid zal stellen.

Bij opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis blijven de verplichtingen van Ros in het kader van de met de Staat gesloten overeenkomst onverkort van kracht. Komt hij die niet na, dan kan de overeenkomst ontbonden worden en is het OM niet langer gebonden aan de toegezegde strafeis.