Zitting 16 april 2021

Toelichting van het OM uitgesproken op de zitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Den Haag op 16 april 2021.

Voor de uitgeschreven tekst verwijzen wij u naar de toelichting van het OM op deze website.

Inleiding

Afgelopen november heeft uw rechtbank de regiefase in dit strafproces afgesloten. U heeft daarbij aangegeven dat voor eventuele latere onderzoekswensen zeer strikte vereisten gelden, die strenger zijn dan in de regiefase het geval was. Eerder had u al helder benoemd wat in de regiefase ten minste nodig was om nog aanvullend onderzoek te gelasten.1 De nu door de verdediging geformuleerde verzoeken voldoen niet aan de strikte vereisten die de wet stelt aan nader onderzoek in deze fase. Ondanks het duidelijke kader van uw rechtbank lijkt de verdediging nog steeds te denken dat zij een ongeclausuleerd recht heeft om zonder noemenswaardige motivering en zonder enige beperking in de tijd alle methoden en resultaten van het verrichte onderzoek te controleren.2 Dat is niet het geval. En zeker niet meer dan een jaar na het begin van dit proces.

Wij zullen nu de verzoeken nalopen in de volgorde die de verdediging heeft aangehouden.

Verzoeken verdediging

Bezichtiging alle relevante wrakstukken (deel 1, randnummer 10)

De verdediging verzoekt om bezichtiging van alle ‘relevante wrakstukken’ (randnummer 10). Volgens de verdediging is dit noodzakelijk, wat de vraag oproept waarom zij hier pas op 30 december 2020 voor het eerst om heeft gevraagd, terwijl de bezichtiging van de reconstructie al sinds 3 juli 2020 op de agenda staat. Relevant zijn volgens de verdediging alle wrakstukken met ‘impactschade’ (randnummer 5). De verdediging heeft al een lange tijd geleden foto’s verstrekt gekregen van alle geborgen wrakstukken. Enkele maanden geleden heeft de verdediging verschillende malen aangekondigd dat zij op die foto’s de volgens haar relevante wrakstukken zou gaan identificeren die niet op de reconstructie terecht waren gekomen.3 Dat is blijkbaar niet gelukt. Ook los van de persoonlijke omstandigheden van de beoogde kundige persoon van de verdediging kunnen wij dat begrijpen, want de selectie welke wrakstukken relevant waren voor het onderzoek is destijds – anders dan de verdediging stelt (randnummer 7) – niet door het OM gemaakt, maar door een team van forensisch experts. De beschikbare relevante delen zijn vervolgens door de OVV opgenomen in de reconstructie. Op aangeven van uw rechtbank zijn daar weer extra wrakstukken bijgelegd. Dit betreft wrakstukken waar discussie over bestaat tussen enerzijds NLR en RMA en anderzijds Almaz Antey. Alle wrakstukken die door deskundigen relevant zijn bevonden of onderwerp zijn van debat tussen de deskundigen, bevinden zich op dit moment dus in Gilze Rijen. De verdediging wil het net nog wijder gooien. Merkwaardig genoeg benadrukt de verdediging in de correspondentie hierover enerzijds niet over de benodigde deskundigheid te beschikken om te kunnen zeggen welke wrakstukken relevant zijn en welke niet,4 maar blijft zij anderzijds vasthoudend verzoeken doen over beweerdelijke relevante wrakstukken die zich niet in Gilze zouden bevinden. Dergelijke stukken zijn in de deskundigenverhoren echter niet aangewezen en worden ook door de verdediging niet concreet aangeduid. Dit verzoek moet daarom worden afgewezen. 

Verstrekking ETVR laserscandata (deel 1, randnummer 10)

De verdediging verzoekt toevoeging aan het dossier van de set laserscandata die door de politie is vervaardigd. Dit betreft een set technische informatie over de plaatsen van de inslagschade op de reconstructie van MH17. Als uw rechtbank besluit aanvullend deskundigenonderzoek te gelasten, kan het nodig zijn deze data te delen ten behoeve van dat aanvullend onderzoek. Verstrekking aan de verdediging op dit moment dient echter geen redelijk doel en is dus ook niet noodzakelijk. De laserscandata zijn niet behulpzaam om het verrichtte deskundigenonderzoek beter te begrijpen. Als aanvullend deskundigenonderzoek nodig is, dient dat in deze fase plaats te vinden onder regie van uw rechtbank. Dit verzoek dient daarom te worden afgewezen. 

Onbeperkte bevraging NFI-deskundige (deel 1, randnummer 29)

Verder heeft de verdediging verzocht om uitbreiding van het verhoor van een NFI-deskundige dat uw rechtbank eerder heeft gelast. Wat de verdediging betreft moet sprake zijn van een ‘onbeperkt’ verhoor. Een dergelijk verzoek heeft de verdediging al verschillende keren eerder gedaan:

In de beslissing van 25 november 2020 heeft uw rechtbank duidelijk uitgelegd waarom deze deskundige over sommige onderwerpen wél en andere onderwerpen niet gehoord dient te worden. Vervolgens heeft u dit verhoor bevolen “met inachtneming van de door de rechtbank in [dat] vonnis aangegeven beperkingen”.5 Sinds de regiebijeenkomst van de rechter-commissaris van 11 december 2020 zoekt de verdediging naar ruimte om deze deskundige ook over andere onderwerpen te bevragen.6 Om elk misverstand over uw beslissing uit de wereld te helpen heeft de rechter-commissaris nog eens schriftelijk aan de verdediging laten weten waarover het verhoor van deze NFI-deskundige moet gaan.7 Die uitleg van de rechter-commissaris heeft uw rechtbank weer schriftelijk bevestigd.8 Vervolgens heeft de verdediging 174 vragen opgegeven voor de NFI-deskundige, waarvan een groot deel buiten het door de rechtbank en de rechter-commissaris vastgestelde bereik van het verhoor viel. Daarom heeft de rechter-commissaris dat deel van de vragen niet aan de deskundige voorgelegd en de resterende vragen wel. Die beslissing heeft hij nauwgezet, per vraag gemotiveerd.9 Hierop heeft de verdediging weer bezwaar gemaakt bij de rechtbank en verzocht om een nieuwe zitting in te lassen waarop het bereik van het verhoor van deze deskundige besproken kon worden. Hierop heeft uw rechtbank gereageerd met brief waarin u duidelijk heeft uitgelegd dat er voldoende ruimte is voor de verdediging om de NFI-deskundige te bevragen en dat u geen reden zag om uw eerdere beslissing over het bereik van het verhoor te heroverwegen.10

Op 1 april 2021 heeft de NFI-deskundige een nader rapport opgeleverd van in totaal 58 pagina’s met antwoord op vragen van de verdediging.11 Op dit moment ligt de vraag voor aan de rechter-commissaris of er naar aanleiding van dit nader rapport nog reden is om de deskundige hierover te horen

Met het oog op het door de verdediging gewenste verhoor vraagt zij uw rechtbank nu voor de tweede keer om uw beslissing van 25 november 2020 te heroverwegen. Net als de eerste keer zien wij daarvoor geen reden. Een eventueel verhoor van de deskundige is bedoeld als verdieping van het nader schriftelijk rapport. De door de verdediging gewenste verruiming van het verhoor is daarmee onverenigbaar.

In november heeft de verdediging tal van vragen opgeworpen, waarop het antwoord al in de rapporten is terug te vinden. In de nadere schriftelijke bevraging van de NFI-deskundige is dat opnieuw gebeurd. Anders dan de verdediging stelt, zijn ondanks het door uw rechtbank en de rechter-commissaris gestelde kader ook de nodige vragen die betrekking hebben op de informatievoorziening van het NFI, de werkwijze van het NFI en de reikwijdte van het door het NFI verrichte onderzoek  door meerdere deskundigen beantwoord.12 De deskundigen zijn dus al ruimer bevraagd dan door uw rechtbank bij tussenuitspraak van 25 november 2020 is bepaald. De eerder door uw rechtbank bepaalde begrenzing van het verhoor hield, nemen wij aan, verband met het gebrek aan een concrete en inzichtelijke motivering van de verzoeken van de verdediging op dit vlak en het feit dat de verdediging tal van vragen had geformuleerd waarop de antwoorden al in het dossier te vinden waren, zodat nut en noodzaak van de vragen niet kon worden vastgesteld. Dat gebrek heeft de verdediging ook nu niet verholpen.

Er is daarom geen reden om de regie van de rechter-commissaris in dit traject over te nemen. Dit verzoek moet worden afgewezen.

Verzoeken telecom (deel 1, randnummer 39)

De verdediging verzoekt de rechtbank om het Openbaar Ministerie opdracht te geven om antwoord te geven op algemene schriftelijke vragen over de aard en verkrijging van tapgesprekken. Ook vraagt de verdediging om deskundig onderzoek naar veertien tapgesprekken van Pulatov.

Begin juni 2020 hebben wij al een uitgebreide toelichting gegeven over hoe de betrouwbaarheid van de telecomgegevens in deze zaak is onderzocht en gevalideerd. Vervolgens heeft de verdediging verschillende verzoeken aan uw rechtbank gedaan over de aard en verkrijging van telecomgegevens. Die verzoeken zijn afgewezen wegens gebrek aan onderbouwing en belang.13

Belangrijk voor die beslissing was dat de verdediging in november een verklaring heeft ingebracht van Pulatov zelf, waarin hij bevestigt dat hij het telefoonnummer eindigend op -511 in gebruik had en daarop altijd bereikbaar was en aangeeft dat hij wel gesprekken heeft gevoerd over een Buk, maar dat hij dit deed om de tegenstander te misleiden. Ook stelde uw rechtbank vast dat de locatiebepalingen van de zendmastgegevens aansluiten bij zijn verklaring over waar hij op 16 en 17 juli 2014 is geweest. De telecomgegevens werden dus niet inhoudelijke betwist. Integendeel, de verklaring van Pulatov vormt juist een duidelijke bevestiging van hun authenticiteit.

Ook nu geeft de verdediging niet concreet aan waarom er reden zou zijn om aan de tapgesprekken te twijfelen. De verdediging zegt zelfs expliciet dat niet te kunnen (deel 1, randnummers 44 en 46). Het enige wat de verdediging nu naar voren brengt, is speculatie op basis van bronnen die al lang geleden zijn ontkracht. Het klopt dat wij geen audio-experts zijn, en de raadslieden evenmin. Dat is ook de reden dat wij het door de verdediging genoemde rapport van Rosen hebben voorgelegd aan een deskundige van het NFI. Die heeft schriftelijk uitgelegd waarom het rapport van Rosen naar zijn deskundig oordeel niet voldoet aan de eisen van deugdelijk authenticiteitsonderzoek.14 Speculatie is geen grond voor nader onderzoek. Daarom moeten deze verzoeken worden afgewezen.

Voeging stukken Almaz Antey (deel 1, randnummer 53)

De verdediging verzoekt uw rechtbank om het Openbaar Ministerie te helpen herinneren aan uw opdracht om stukken van Almaz Antey en de volledige vertalingen daarvan aan het dossier toe te voegen. Daarbij verwijst zij specifiek naar het Field Test Report van Almaz Antey uit 2016 en een rapport van Almaz Antey uit 2015 van 15 pagina’s.

Eerst die opdracht van uw rechtbank. Op 3 juli 2020 heeft uw rechtbank ons opgedragen om de door Almaz Antey reeds opgestelde rapporten over (de afvuurlocatie van) de BUK-raket op te vragen bij het NLR en de RMA. Daarbij heeft u verwezen naar tijdens de persconferenties van Almaz Antey gepresenteerde berekeningen, die genoemd zijn in stukken van RMA, NLR en TNO. Deze opdracht heeft uw rechtbank gedaan “in verband met het onderzoek naar de eventuele afvuurlocatie”.15 Dat was ook de sleutel waarin de verdediging haar verzoek op zitting had gedaan16 en het Openbaar Ministerie daarop had gereageerd.17 Daarom hebben wij gericht onderzoek gedaan naar rapporten over de berekening van het afvuurgebied. Op 10 juli 2020 hebben wij de rechtbank en de verdediging geïnformeerd dat het NLR en de RMA geen rapporten van Almaz Antey over de berekening van het afvuurgebied konden verstrekken. In de bijlage bij diezelfde brief en de aanvullende brief van 22 juli 2020 hebben wij ook uitgelegd over welke andere stukken van Almaz Antey wij wél beschikten en die mogelijk verband hielden met het onderzoek naar het schadebeeld.18 Die stukken hebben wij vervolgens op 28 juli 2020 ter inzage verstrekt aan de verdediging en kort daarna19 aan de rechter-commissaris. Dat het om verschillende stukken gaat is evident. Een rapport over een detonatietest met een Iyushin-86 is niet hetzelfde als een rapport over de berekening van het afvuurgebied. Het door uw rechtbank gevraagde rapport over de berekening van het afvuurgebied dat Almaz Antey al vóór juli 2020 had opgemaakt, was nu juist een stuk dat Almaz Antey niet had verstrekt, en overigens nog steeds niet heeft verstrekt.

Als we vervolgens kijken naar de stukken die verdediging nu benoemt, het Field Test Report van Almaz Antey uit 2016 en een rapport van Almaz Antey uit 2015 van 15 pagina’s20, dan moeten we vaststellen dat die al op 28 juli 2020 aan de verdediging zijn verstrekt en in februari van dit jaar op haar eigen verzoek aan het dossier zijn toegevoegd. Op vraag van de raadsman heeft de deskundige van Almaz Antey immers verklaard dat ditzelfde rapport van 15 pagina’s niet alleen is gevoegd bij de brief van Almaz Antey van 29 juli 2015 aan de OVV, maar ook bij de brief van Almaz Antey van 10 september 2015, in antwoord op een rechtshulpverzoek van het Openbaar Ministerie.21 De verdediging heeft dus zelf al tijdens het verhoor kunnen vaststellen dat dit stuk, met volledige Engelse vertaling, is opgenomen in het dossier. Ook het Field Test Report is inmiddels opgenomen in het dossier, maar alleen met een gedeeltelijke Engelse vertaling. Dat het Openbaar Ministerie niet over een volledige vertaling beschikte, is de verdediging al sinds 10 juli 2020 bekend. Daar hebben wij haar toen uitdrukkelijk op gewezen.22 Sindsdien heeft de verdediging ook nooit om een nadere vertaling gevraagd, ook niet toen zij vroeg om dit stuk aan het dossier toe voegen. Waarom het de verdediging dan - in haar woorden - “buitengewoon storend [is] gebleken dat [zij] tijdens het verhoor van de deskundige van Almaz Antey niet de beschikking had over Engelse (of Nederlandse) versies van voornoemde stukken” (randnummer 52), ontgaat ons. Met name omdat de verdediging tijdens het verhoor zelf nog dankbaar de hulp van het Openbaar Ministerie aanvaardde om - ook op haar eigen laptop - stukken van Almaz Antey terug te vinden die eerder waren verstrekt maar bij de verdediging onbekend bleken.23

Om een aanvullende vertaling van het Field Test Report heeft de verdediging uw rechtbank niet gevraagd. Wij zien daarvoor in elk geval geen noodzaak. De inhoud van dat rapport wordt uitgebreid besproken in de vertaalde rapporten van Almaz Antey uit 2020 en de deskundige van Almaz Antey is hierover door de verdediging bevraagd.24

Horen Chernykh en Vlokh (randnummer 63)

De verdediging vraagt opnieuw om het horen van separatisten Chernykh en Vlokh, enerzijds om hen te vragen of zij op 17 juli 2014 een Buk TELAR hebben vervoerd en anderzijds om hen te vragen naar de persoonlijke betrokkenheid van Pulatov bij dat transport. Zij kunnen volgens de verdediging immers bevestigen dat zij in dit verband geen directe instructies hebben ontvangen van Pulatov en ook geen direct contact met hem hebben gehad.

De vraag naar het vervoer door Chernykh en Vlokh lag ook al ten grondslag aan het verzoek van de verdediging van 3 november 2020.25 Het Openbaar Ministerie heeft ter zitting van 12 november 2020 uitgelegd waarom dit verzoek moest worden afgewezen.26 Het verzoek om Chernykh en Vlokh te horen werd door uw rechtbank afgewezen vanwege een gebrek aan motivering.27 Aangezien wij op dit punt geen nadere onderbouwing van het verzoek hebben gehoord – laat staan één die deze verhoren noodzakelijk maakt – verwijzen wij kortheidshalve naar onze eerdere reactie.

De vragen van de verdediging over de directe aansturing door - of directe contacten met - Pulatov  worden overigens al beantwoord in het dossier. Daaruit blijkt namelijk dat Chernykh en Vlokh geen direct contact hadden met Pulatov. Chernykh en Vlokh hebben onderling contact en Chernykh heeft contact met Dubinskiy en Kharchenko. Pulatov heeft op zijn beurt weer contact met Dubinskiy en Kharchenko. Bij het horen van getuigen over de afwezigheid van een contact, terwijl dat contact niet blijkt uit het dossier, heeft Pulatov geen belang. Daarom moet dit verzoek worden afgewezen.

Nader horen deskundige Almaz Antey (deel 1, randnummer 70)

De verdediging verzoekt om nader verhoor van de deskundige van Almaz Antey. Deze deskundige is vorige week al vier dagen lang gehoord en wordt volgende week nog eens drie dagen verhoord, in bijzijn van de deskundigen van het NLR en de RMA. In totaal wordt deze deskundige dus zeven dagen lang in Nederland verhoord en daarvoor vliegt hij twee keer op en neer. Het verzoek van de verdediging ziet op een tweede individueel verhoor, dat volgens de rechter-commissaris pas na gezamenlijk verhoor met de andere deskundigen kan plaatsvinden.

Kort voor deze zitting heeft de verdediging hetzelfde verzoek aan de rechter-commissaris gericht. In reactie daarop heeft de rechter-commissaris aangegeven dat het recht van de verdediging om een deskundige te ondervragen niet onbeperkt is en dat een verhoor van vier dagen, ook rekening houdend met de onderwerpen van dit verhoor, de inhoud van de onderliggende rapporten en noodzaak van vertolking, van aanzienlijke duur is. Daarbij heeft de rechter-commissaris erop gewezen dat de omvang van het proces-verbaal van het verhoor, ondanks de vertolking, vrijwel even groot is als dat van het verhoor van de deskundige van de RMA, dat er door het ontbreken van een vragenlijst van de verdediging minder inzicht bestond in de onderwerpen waarover de verdediging vragen wilde stellen en dat de rechter-commissaris gedurende het verhoor bij herhaling de volgorde van de vraagstelling van de verdediging aan de orde heeft gesteld. Voor meer structuur in het verhoor heeft de rechter-commissaris het Openbaar Ministerie op de derde dag in de gelegenheid gesteld om te beginnen met vragen over de Summary van Almaz Antey. Op de vierde dag is geprobeerd om de verdediging maximale ruimte te bieden voor het invullen van de resterende verhoortijd. Daarbij heeft de rechter-commissaris de keuze van de te bevragen onderwerpen aan de verdediging gelaten en benoemd dat dit de enige gelegenheid was om vragen te stellen over de werking van de Buk-raket. Of het onder die omstandigheden en in het kader van de rest van het onderzoek nog noodzakelijk is dat de deskundige van Almaz Antey alsnog aanvullend wordt bevraagd, heeft de rechter-commissaris aan uw rechtbank gelaten.28

Wat ons betreft is die noodzaak niet gebleken. Zoals de rechter-commissaris heeft overwogen, is het recht van de verdediging om een deskundige te ondervragen niet onbeperkt. Daarbij heeft de verdediging al uitzonderlijk veel gelegenheid gehad om deze deskundige te bevragen: het verhoor heeft vier dagen lang geduurd, is op de vierde dag pas laat in de avond gesloten en heeft een vraag- en-antwoord verslag opgeleverd van 80 bladzijden.

Daarbij moeten we vaststellen dat de verdediging geen effectief gebruik heeft gemaakt van de ruime verhoortijd die haar geboden is. Als de nader te stellen vragen van de verdediging zo belangrijk zijn, waarom heeft de verdediging die dan niet eerder gesteld? In plaats daarvan heeft de verdediging haar ondervragingstijd gebruikt voor onderwerpen die al vóór het verhoor waren opgehelderd (zoals de kwestie van de benoeming van de deskundige29 en de door het NLR berekende snelheid van een Buk-raket30, voor vragen die al antwoord vonden in de stukken van Almaz Antey in het dossier (zoals vragen over de field tests van 31 juli 2015 en 7 oktober 201531) en voor open uitnodigingen aan de deskundige om uitgebreide maar ongerichte verklaringen af te leggen.32 Daarbij heeft de rechter-commissaris bij herhaling gewezen op de beschikbare tijd en de onderwerpen die nog besproken moesten worden en benadrukt dat er meer focus in de ondervraging moest worden aangebracht.33 Toch heeft de verdediging de vragen die zij nu kennelijk noodzakelijk vindt, niet eerder gesteld.

Dat klemt te meer, nu de verdediging tijdens het verhoor geen inzicht heeft gegeven aan de rechter-commissaris in de vragen die zij aan de deskundige wilde stellen. Zoals de rechter-commissaris heeft overwogen, had de verdediging geen vragenlijst aan haar verstrekt, waardoor er bij de rechter-commissaris minder inzicht bestond in de verhooronderwerpen van de verdediging, en heeft zij bij herhaling de volgorde van de gestelde vragen aan de orde gesteld.34 Dat de verdediging nu wel opeens een vragenlijst aan uw rechtbank heeft verstrekt, lijkt ons mosterd na de maaltijd.

Tot slot moet de noodzaak van een nader verhoor bezien worden in het kader van de bredere verwijzingsopdracht van uw rechtbank. Volgens die opdracht, en de nadere invulling daarvan door de rechter-commissaris, moesten de eerder opgemaakte rapporten van het NLR, de RMA en Almaz Antey aan elkaar worden voorgelegd, vervolgens moesten de deskundigen van die instellingen individueel worden gehoord over het schadebeeld van MH17 (in hoeverre dat schadebeeld duidt op het gebruik van een Buk-raket) en de berekening van het afvuurgebied, waarna zij tot slot in elkaars bijzijn over diezelfde onderwerpen gehoord zullen worden. Dat laatste, gezamenlijke verhoor is - in de woorden van de rechter-commissaris - “bedoeld om deskundigen te laten reageren op bevindingen en conclusies van de andere deskundigen in elkaars bijzijn, zodat de (eventuele) discussie wordt verdiept”.35 Bij die verdieping van de discussie past niet dat de deskundige van Almaz Antey achteraf nog eens aanvullend wordt bevraagd over het schadebeeld van MH17 en de berekening van het afvuurgebied, zoals de verdediging nu voorstelt.36 In dat geval zal een aanvullende verklaring over die onderwerpen weer opnieuw aan de deskundigen van het NLR en de RMA moeten worden voorgelegd. Dat leidt niet tot een verdieping, maar een verbreding van het debat. Dat was niet de bedoeling van uw rechtbank.

Daarom moet het verzoek tot nader verhoor van de deskundige van Almaz Antey worden afgewezen.

Nadere schriftelijke bevraging van deskundigen van NLR en RMA (deel 1, randnummer 74)

De verdediging verzoekt om opdracht te geven aan de rechter-commissaris om de deskundigen van het NLR en de RMA nadere schriftelijke vragen te laten beantwoorden. Een vergelijkbaar verzoek heeft de verdediging eerder al aan de rechter-commissaris gericht.37 Hij heeft dit verzoek toen gedeeltelijk afgewezen.38 Zoals de rechter-commissaris al eerder heeft overwogen, betekent het enkele feit dat een deskundige bepaalde vragen niet kan beantwoorden omdat hij dit moet nakijken, nog niet dat het nakijken van al die informatie achteraf ook noodzakelijk is en alsnog aan de deskundigen moet worden opgedragen.

De verdediging vraagt nu om deels dezelfde informatie over onderzoeksopdrachten, niet-gevoegde rapporten en wat er tussen de deskundigen van het NLR en de RMA, het JIT en het OM is besproken (deel 1, randnummers 73-74). Volgens de verdediging is die informatie cruciaal voor de beoordeling van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van deze deskundigen. Over die punten hebben de deskundigen al eerder verklaard. Daarnaast heeft het Openbaar Ministerie de verdediging gewezen op de informatie die daarover in het dossier te vinden is.39 Wat de gevraagde informatie hier nog aan zou kunnen toevoegen, laat staan waarom die noodzakelijk zou zijn, wordt niet toegelicht. Ook dit verzoek kan bezwaarlijk anders worden gezien als een fishing expedition. Daarom moet het worden afgewezen.

Schouw en bevestiging van wrakstukken op de reconstructie (deel 1, randnummer 83)

Als wij het goed begrijpen, zegt de verdediging nu dat het bekijken van de reconstructie voor een leek geen meerwaarde heeft boven het bekijken van foto’s of ander dossiermateriaal (met name randnummers 78-79). Eerder dacht de verdediging daar anders over. In juni 2020 gaf de verdediging aan los van de schouw in ieder geval zelf de reconstructie te willen zien.40 Op 15 januari van dit jaar beschreef de verdediging nog uitgebreid wat volgens haar de beperkingen zijn van bestudering van wrakstukken op beeldmateriaal, in plaats van ‘in het echt’. De verdediging schreef toen dat het op basis van de foto's niet goed mogelijk is om het volledige schadebeeld op de wrakstukken waar te nemen, en ook nog het nodige over lichtval, afmetingen, vertekening van de mogelijke buiging van wrakstukken en van inslagrichtingen. Ook is het volgens de verdediging door de beperkingen die zijn verbonden aan het gebruik van beeldmateriaal niet mogelijk om de verhouding van een inslag tot andere inslagen te bepalen.41 Op 1 februari heeft de verdediging hier ter zitting dat standpunt herhaald.42 Dat de schade op foto’s even goed te zien is als op de reconstructie is dus geen bestendige opvatting van de verdediging.43  

Dat uw rechtbank bij een schouw zal kijken met de ogen van een rechter, en niet met die van een deskundige is waar. Maar dat geldt voor iedere schouw. U moet gaan oordelen over de verschillen van opvatting van de gehoorde deskundigen van NLR, RMA en Almaz Antey. Al die deskundigen hebben de reconstructie gezien. De verdediging heeft de reconstructie gezien. Het RBT heeft de reconstructie gezien. En wij hebben dat ook. Wij gaan in deze zittingszaal nog discussiëren over de betekenis van de afstand tussen enerzijds het gebied met de meeste schade en anderzijds enkele inslagen veel verderop, in de motor en de linkervleugel, terwijl tussen die twee gebieden een groot gebied zit zonder inslagen.44 Wij zouden het onwenselijk vinden als iedereen in die discussie die afstand op de reconstructie zelf in levende lijve heeft gezien – alle deskundigen, alle raadslieden en alle officieren van justitie – behalve uw rechtbank, terwijl u nu juist de beslissingen neemt. In de wetenschap dat, zoals ook de verdediging onlangs nog uitgebreid beschreven heeft, het niet mogelijk is om op beeldmateriaal zulke afstanden en verhoudingen even goed vast te stellen als op de reconstructie zelf. Daarom vinden wij het noodzakelijk dat u zelf de reconstructie ziet.

Het voorwaardelijke verzoek van de verdediging om bij toewijzing van de schouw alle beschikbare wrakstukken op de reconstructie te laten bevestigen moet worden afgewezen, omdat de relevantie of noodzaak daarvan niet is toegelicht. Zoals wij zojuist al hebben uitgelegd zijn alle beschikbare wrakstukken die volgens deskundigen relevant zijn al in Gilze Rijen aanwezig. 

Niet-ontvankelijkheid benadeelde partijen (deel 1, randnummer 101)

De verdediging verzoekt uw rechtbank om de vorderingen van de benadeelde partijen bij tussenbeslissing niet-ontvankelijk te verklaren. Het tijdstip en de manier waarop de verdediging dat doet, verbaast ons. De verdediging heeft de vorderingen pas kort voor deze zitting ontvangen en nog niet goed kunnen bestuderen (randnummer 96). De verdediging doet dit verzoek dus niet op grond van een beoordeling van de vorderingen en daarbij behorende stukken. Als wij het goed begrijpen, doet de verdediging dit verzoek opdat zij de vorderingen en die bijbehorende stukken niet volledig hoeft te bestuderen. Daarvoor is het criterium van de onevenredige belasting niet bedoeld. De toepasselijkheid van buitenlands recht is op zichzelf geen reden om vorderingen van benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren.45 Met het RBT menen wij dat in een eventueel gebrek aan expertise aan de kant van de verdediging relatief eenvoudig kan worden voorzien. Wij zouden ook verwachten dat over dat aspect is nagedacht bij het aannemen van de zaak en het vormgeven van het verdedigingsteam.  De vorderingen zijn wel groot in aantal, maar tamelijk ongecompliceerd naar inhoud omdat zij uniform zijn opgebouwd en uitsluitend immateriële schadevergoeding betreffen. In deze strafzaak weten we al lange tijd dat we vermoedelijk te maken hebben met buitenlands recht, en de vraagstukken die de verdediging nu benoemt. Als de verdediging meent dat dat gegeven op zich al reden is om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren, was het logisch geweest als de verdediging dat verzoek had gedaan vóór oplevering van de vorderingen. Het eerst laten opstellen van die vorderingen, maar deze vervolgens zonder serieuze bestudering niet-ontvankelijk verklaren, zou niet alleen in strijd zijn met de wet, maar ook niet gepast tegenover de nabestaanden en het RBT. Dit verzoek moet worden afgewezen.

Inzage telecom (deel 2, randnummers 20 en 28)

De verdediging herhaalt een aantal verzoeken, die gericht zijn op de verstrekking van informatie over telecomgegevens en de inzage daarin. Dit keer leunt het verzoek niet op onderzoek naar de betrouwbaarheid van die gesprekken (zoals het verzoek in deel 1, randnummer 39), maar op de vraag of de in het dossier gevoegde tapgesprekken wel een evenwichtig beeld geven van de rol van Pulatov. Om die reden verzoekt de verdediging om inzage in alle beschikbare audiobestanden, transcripten en metadata van tapgesprekken die in bezit zijn bij het Openbaar Ministerie en daarbuiten - bij andere leden van het JIT - (deel 2, randnummer 20) en herhaalt de verdediging haar eerdere verzoek van juni vorig jaar om het hoofd van de Incident Response Centre van de SBU te horen over de selectie van de tapgesprekken (deel 2, randnummer 28).

Ook dit verzoek tot inzage in telecomgegevens kent een langere voorgeschiedenis. Sinds de zitting van juni 2020 heeft de verdediging bij herhaling verstrekking gevraagd van grote hoeveelheden telecomgegevens die nog niet in het dossier waren opgenomen.46 In reactie daarop heeft het Openbaar Ministerie alle relevante gegevens verstrekt, en nog aanzienlijk veel meer.47 Het laatste verzoek van de verdediging van 11 november 2020 om inzage in vele tapgesprekken heeft uw rechtbank afgewezen bij gebrek aan motivering.48 Ook nu schiet die motivering tekort.

De verdediging beschikt sinds 11 september 2020 over alle beschikbare gesprekken van Pulatov in de periode van 1 juni tot en met 31 juli 2014. In welk opzicht het dossier een verkeerd beeld geeft van de rol van Pulatov en om aanvulling vraagt, legt de verdediging niet uit. Wat Pulatov ons in zijn videoverklaring zelf over zijn rol heeft verteld sluit grotendeels aan bij wat er aan telecomgegevens over hem in het dossier zit. Het enige punt van discussie is hoe zijn gesprekken over een Buk moeten worden uitgelegd. In haar toelichting verwijst de verdediging slechts naar gesprekken die door Nieuwsuur worden genoemd en waaruit zou blijken dat Dubinskiy Pulatov overslaat en rechtstreeks met Kharchenko belt (deel 2 randnummer 15). Dat informatie over de plaats van verdachte Pulatov in de gezagslijn tussen Dubinskiy en Kharchenko relevant kan zijn in deze strafzaak en met de verdediging gedeeld moet worden, zijn wij met de verdediging eens. Daarom is die informatie ook al vanaf het begin beschikbaar in het procesdossier. Zo is in het proces-verbaal over de hiërarchie binnen de DPR onder meer opgeschreven dat Dubinskiy bevelen en aansturing geeft aan twee eenheden, één onder leiding van Pulatov en één onder leiding van Kharchenko.49 Benoemd wordt dat Kharchenko in juli 2014 bevelen aanneemt van Girkin, Dubinskiy en Pulatov. Ook is daar en op andere plaatsen in het dossier beschreven dat Pulatov zich op de ochtend van 17 juli 2014 tegenover Kharchenko beklaagt dat hij de ‘man in charge’ is, maar er toch achter komt dat Kharchenko al een bevel heeft gekregen rechtstreeks van Dubinskiy.50 Wie het procesdossier leest, weet dus dat de bevelen van Dubinskiy in de zomer van 2014 niet uitsluitend via Pulatov naar Kharchenko gaan maar ook regelmatig rechtstreeks worden doorgegeven, en weet ook dat Pulatov daar niet altijd blij mee is. De verslaggeving van Nieuwsuur bevat hierover geen relevante nieuwe informatie ten opzichte van het procesdossier. In dat opzicht zien wij dus geen reden voor aanvulling of nadere informatie over de selectie van de tapgesprekken.

Er is ook niets nieuws dat reden geeft om nu wel grote aantallen tapgesprekken aan de verdediging te verstrekken of het hoofd van de Incident Response Centre te horen, terwijl dat eerder door uw rechtbank is afgewezen wegens gebrek aan motivering. Net als in juni vorig jaar, toen de verdediging hetzelfde verzoek deed, blijft onbenoemd waarom deze persoon iets zou kunnen weten over de selectie van tapgesprekken, terwijl hij niet betrokken was bij het onderzoek.

Daarom moeten deze verzoeken worden afgewezen.

Onderzoek Nieuwsuur (deel 2, randnummer 40)

De verdediging verzoekt uw rechtbank, als wij het goed begrijpen, opdracht te geven tot een onderzoek naar de bronnen van Nieuwsuur. De verdediging formuleert dit verzoek in de sleutel van een mogelijk te voeren 359a Sv verweer. De motivering voor een dergelijk verzoek voldoet niet aan de wettelijke vereisten daarvoor en daarom dient het verzoek al te worden afgewezen.51 De motivering ervan is ook lastig te volgen. Volgens de verdediging is dit onderzoek noodzakelijk vanwege ‘de potentiële schending van art. 8 EVRM’ die via art. 359a Sv gevolgen zou kunnen hebben in dit strafproces. Die redenering kent verschillende manco’s. In de eerste plaats kan Pulatov alleen klagen over een schending van zijn privacy door openbaarmaking van telefoongesprekken als hij ook aan die gesprekken deelneemt, en als wij het goed begrijpen is het standpunt van de verdediging inmiddels dat dit niet kenbaar het geval is. In de tweede plaats bevat de berichtgeving van Nieuwsuur niet of nauwelijks informatie over Pulatov die niet al langs andere wegen bekend was geworden en betreft het bovendien zakelijke, beroepsmatige informatie zonder details over zijn privéleven, zodat niet direct valt in te zien dat die berichtgeving überhaupt een schending van zijn recht op privacy is.

Laat volstrekt helder zijn: wij willen graag dat het bewijs hier op zitting besproken wordt, en niet in de media. Maar wij zien ook graag dat berichtgeving in de media niet wordt misbruikt om een strafproces te compliceren met onuitvoerbare onderzoeksopdrachten die geen relevantie hebben voor de door uw rechtbank te nemen beslissingen. De verontwaardiging van de verdediging is ook nogal selectief. De verdediging heeft eerder in aanvulling op het procesdossier vele honderden tapgesprekken gevraagd en ter inzage gekregen omdat dat volgens de verdediging noodzakelijk was om het bewijs in zijn context te kunnen beoordelen. Moeten we dan onderzoek gaan doen naar de wijze waarop soortgelijke verstrekkingen in Oekraïense strafprocessen plaatsvinden? Duizenden tapgesprekken lijkt heel veel, maar in de gewapende strijd in Oekraïne werd door de verdachten en hun contacten met vele telefoons voortdurend gebeld. Verreweg de meeste van die tapgesprekken zijn niet relevant voor dit strafproces. Er zijn in dit dossier al zeer veel tapgesprekken gevoegd om de context van het bewijs te schetsen, en er zijn, als gezegd, nog meer gesprekken aan de verdediging verstrekt. Het is goed om ons te blijven beseffen dat de inzittenden van MH17 niet de enige slachtoffers waren van de DPR. Oekraïne heeft alle recht om de vele andere misdrijven van de gewapende groep van deze verdachten te onderzoeken en te vervolgen, en daarvoor zo nodig tapgesprekken onder procesdeelnemers te verspreiden.

Hoe ongelukkig het ook is dat deze gesprekken in de media zijn gepubliceerd, Pulatov wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad en van een onderzoek naar de bronnen van Nieuwsuur vallen geen relevante resultaten te verwachten. Dit verzoek moet worden afgewezen.

Verhoor NFI-deskundige X (deel 2, randnummer 51)

Dan heeft de verdediging nog verzocht om een extra deskundige van het NFI (NFI-deskundige X) te horen, omdat de reeds toegewezen deskundige voor zijn beantwoording te rade moest gaan bij deze tweede deskundige. Met die navraag zijn de grenzen van de verwijzingsopdracht van uw rechtbank al overschreden. Ter zitting is gebleken dat de verdediging zich van die grenzen niets aantrekt, omdat zij ‘principieel van mening is dat verwijzingsopdrachten niet op deze wijze geformuleerd dienen te worden’.52

Het Openbaar Ministerie geen noodzaak voor een verhoor van deze tweede NFI-deskundige X, omdat daarvoor elke onderbouwing ontbreekt. Veel vragen die de verdediging eerder aan deze deskundige heeft gesteld, vinden al antwoord in het dossier.53 Dat blijkt uit het aanvullend rapport van 21 pagina’s dat deze deskundige X heeft opgesteld.54 De verdediging vraagt nu om een verhoor van deze deskundige omdat zij ‘de nodige verdiepings- en vervolgvragen’ heeft.55 In uw beslissing van 25 november 2020 heeft u al gewezen op de mogelijkheid dat gestelde onduidelijkheden geheel of gedeeltelijk zouden kunnen worden weggenomen door grondiger lezing van de rapporten.56 Het Openbaar Ministerie meent dat de reeds gegeven antwoorden kraakhelder zijn, zeker als die worden gelezen in de context van de rest van het forensisch dossier. Welke ‘verduidelijkings- of verdiepingsvragen’ zouden nopen tot een verhoor van deze deskundige blijft ongewis. Daarom dient dit verzoek ook bij gebrek aan motivering te worden afgewezen.

Uitbreiding verhoor NFI-deskundige X (deel 2, randnummer 57)

Voor zover het verhoor van NFI-deskundige X zou worden toegewezen, vraagt de verdediging nog om uitbreiding daarvan, zodat hij ook kan worden bevraagd over zijn deskundigheid. Onduidelijk is daarbij of de verdediging nu alleen vraagt om een verhoor over de deskundigheid van NFI-deskundige X (zoals vermeld in de titel boven randnummer 53) of ook om verhoor over de deskundigheid van NFI-deskundige 1 (die geciteerd wordt onder randnummer 55).

Op wie dit verzoek ook ziet, de onderbouwing ervan berust in elk geval op een citaat van NFI-deskundige 1 (randnummer 55) en dat is slechts een gedeelte van het antwoord dat deze deskundige heeft gegeven. Als we zijn volledige antwoord lezen, zien we dat deze deskundige uitlegt waarom hij zichzelf op basis van zijn theoretische kennis over explosies op de grond toch in staat acht de hem gestelde vraag te beantwoorden. Dat doet dus geen afbreuk aan zijn deskundigheid. Over de deskundigheid van NFI-deskundige X zegt de verdediging niets, terwijl die al is beoordeeld door de rechter-commissaris en niet wordt uitgelegd waarom aan die beoordeling moet worden getwijfeld. Daarom moet dit verzoek bij gebrek aan motivering worden afgewezen.

Vragen 45b, 45c en 45d (deel 2, randnummer 59)

Tot slot verzoekt de verdediging om drie eerder gestelde vragen (45b, 45c en 45d) opnieuw aan de NFI-deskundige te mogen stellen. Anders dan de verdediging ter zitting stelt, zijn de vragen  wel degelijk beantwoord. Twee keer zelfs. De IDFO-rapporteur heeft blijkbaar voor de volledigheid een collega bevraagd, maar daarnaast en tegelijkertijd ook zelf inhoudelijk antwoord gegeven op de vragen.57 Het antwoord van de collega draagt inhoudelijk weinig bij, maar is kennelijk uit oogpunt van zorgvuldigheid ook in de stukken opgenomen. De beantwoording door de IDFO-rapporteur is echter inhoudelijk en duidelijk (zie bijlage). Van weigerachtigheid of ‘kastje naar de muur’ is dus geen sprake: de verdediging heeft deze stukken gewoon niet goed gelezen. Dat deze vragen door twee verschillende deskundigen worden beantwoord, wordt ook duidelijk vermeld op pagina 2 van de begeleidende brief van de NFI-deskundige.58 Deze vragen hoeven dus niet opnieuw aan de toegewezen IDFO-deskundige te worden voorgelegd.

Verzoek RBT mededelings- en verspreidingsverbod

Wij hebben goed geluisterd naar het RBT, in het bijzonder ook hetgeen het RBT heeft opgemerkt over de positie en problemen van verschillende categorieën nabestaanden. Later in dit proces zal het Openbaar Ministerie daar nader op in kunnen gaan. Nu moeten wij ons beperken tot een reactie op één verzoek van het RBT waar uw rechtbank op moet beslissen.

Het RBT verzoekt uw rechtbank om een mededelings- en verspreidingsverbod op te leggen met betrekking tot bepaalde gegevens van nabestaanden. Voor ons staat voorop dat zorgvuldig moet worden omgegaan met de gegevens van nabestaanden. Daartoe is het van belang dat het RBT in de aan te leveren stukken niet meer gegevens opneemt dan noodzakelijk voor de beoordeling van de vorderingen, en dat alle anderen in dit proces zorgvuldig omgaan met die stukken. Het Openbaar Ministerie meent echter dat het door uw rechtbank opleggen van de gevraagde verboden wettelijk niet mogelijk is, en ook niet nodig.

Het RBT verwijst voor het gevraagde verbod naar art. 28 Rv. Anders dan het RBT, menen wij dat art. 28 Rv niet behoort tot de in het strafproces geldende59 civiele regels van stelplicht en bewijslastverdeling.60 Het artikel wordt ook niet genoemd in het overzichtsarrest van de Hoge Raad waarin de relevante rechtsregels voor de behandeling van de vordering benadeelde partij worden opgesomd.61 

Maar zelfs als art. 28 Rv wel van toepassing zou zijn, zou het ons inziens niet de basis kunnen vormen voor de oplegging van een verbod door uw rechtbank. Art. 28 Rv bevat nu juist een wettelijk verbod en de mogelijkheid voor de rechter om dat verbod op te heffen. Niet een mogelijkheid om een verbod dat nog niet bestaat op te leggen. Aan het verzoek van het RBT kan uw rechtbank ons inziens dus om verschillende redenen niet voldoen. Wel herinnert het ons allen aan het belang om zorgvuldig om te gaan met informatie over de nabestaanden in het procesdossier.

Vraag van de rechtbank over gemaakte voorbehouden door sommige getuigen

Wij sluiten af met de vraag van uw rechtbank over getuigen die een voorbehoud hebben gemaakt ten aanzien van het delen van hun verklaring met andere landen. Door het OM zijn hiervan een aantal voorbeelden gegeven op zitting.62 De gemaakte voorbehouden zijn door het OM gerespecteerd. Het OM ziet geen beperking voor de bespreking van de verklaringen op zitting en evenmin in het gebruik van deze verklaringen voor het bewijs in de strafzaken tegen de vier verdachten. Het gemaakte voorbehoud ziet alleen op verstrekking van de schriftelijke verklaringen aan buitenlandse autoriteiten.

Voetnoten

[1] Tussenuitspraak d.d. 25 november 2020, p. 9-10 (“Indien de reden voor het nader onderzoek volgens de motivering van de verdediging is gelegen in de onvolledigheid van het verrichte onderzoek, zal moeten worden gemotiveerd welke informatie ontbreekt, waarom deze informatie relevant is voor de beantwoording van de voorliggende vragen en hoe het verzochte onderzoek ertoe kan bijdragen dat deze informatie wordt verkregen. Indien de wens tot nader onderzoek niet zozeer is gelegen in de wens een gebrek aan informatie te vullen, maar is gelegen in de wens om de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van reeds verkregen informatie te toetsen, zal de verdediging concreet moeten aangeven welke informatie ongeloofwaardig of onbetrouwbaar is en waarom dit het geval is. Indien dergelijke aanwijzingen niet in de motivering van het verzoek worden geconcretiseerd, kan de onderzoekswens niet anders worden gezien dan als een fishing expedition en moet het verzoek worden afgewezen.”). 

[2] Tussenuitspraak d.d. 25 november 2020, p. 7 (“Het betekent evenmin dat een verdachte aanspraak kan maken op kennisneming van alle informatie die als resultaat van opsporing is verkregen. Ook impliceert dit geen onbegrensd recht op ondervraging of bevraging van getuigen en/of deskundigen. Anders gezegd, het

recht van een verdachte om in de gelegenheid te worden gesteld om methoden en resultaten van onderzoek te betwisten, valt niet samen met een ongeclausuleerd of absoluut recht om deze methoden en resultaten te controleren. Daar waar de verdediging bij de formulering en motivering van sommige verzoeken van die gelijkstelling lijkt te zijn uitgegaan, heeft de rechtbank daarin aanleiding gezien de verzoeken af te wijzen.”)

[3] Zie o.a. Pleitaantekeningen d.d. 1 februari 2021, randnummer 39 en brief verdediging 12 februari 2021 p. 9.

[4] Brief verdediging d.d. 12 februari 2021, p. 9 (“Wat (het maken van) voornoemde selectie betreft, merk ik nog op dat wij tijdens de zitting hebben uitgelegd dat het ons wenselijken praktisch leek dat de heer B. de foto's zou bekijken en aan de hand daarvan zou onderzoeken of hij kan beoordelen welke wrakstukken hij wil zien (en, zo ja, welke). Het is echter tijdrovend en derhalve lastig om alle foto's te bekijken; het zijn er, als gezegd, veel (1166 mappen met daarin meerdere foto's en soms ook weer mappen). Om die reden hebben wij ondertussen zelf geprobeerd deze zoekslag gedeeltelijk uit te voeren door de foto's te selecteren waarop wij menen relevante schade te Kunnen zien. Aangezien wij zelf de deskundigheid om dat goed te Kunnen doen, niet hebben, is het echter nog steeds de vraag of het mogelijk is om op deze manier een selectie te malen en of onze selectie de juiste is. Die vraag hebben wij nu voorgelegd aan de heer B. (om te beoordelen of aan de hand van (die) foto's kan worden beoordeeld welke wrakstukken relevant zijn en, zo ja, welke van de door ons geselecteerde foto's hij inderdaad beschouwt als relevante wrakstuklcen c.q. wrakstukkeen die hij zou willen zien). Zodra wij zijn reactie hebben, zullen wij dat laten weten.”).

[5] Tussenuitspraak d.d. 25 november 2020, p. 17-18.

[6] PV regiebijeenkomst RC d.d. 11 december 2020, p. 4.

[7] Brief rechter-commissaris d.d. 17 december 2020.

[8] Brief voorzitter d.d. 18 december 2020.

[9] Brief rechter-commissaris d.d. 15 februari 2021.

[10] Brief voorzitter d.d. 25 februari 2021.

[11] Verstrekt door de rechter-commissaris bij brief d.d. 2 april 2021.

[12] Zie bijvoorbeeld vragen 35a, 36b en 45a.

[13] Tussenuitspraak d.d. 25 november 2020, p. 40-42.

[14] Brief van NFI van 4 maart 2020 (Primo-14295, algemeen bijlagendossier): “Deugdelijk authenticiteitsonderzoek moet worden uitgevoerd met een specifieke manipulatiehypothese en, waar mogelijk, op de beweerdelijke originelen. Het rapport Rosen voldoet aan geen van deze twee principes. De resultaten uit dit rapport zijn daarom niet relevant voor de vraag naar de authenticiteit van de onderliggende tapgesprekken.”

[15] Tussenuitspraak d.d. 3 juli 2020, p. 13.

[16] Pleitaantekeningen d.d. 22 en 23 juni 2020, deel 5 van 9, randnummer 24 (“Voorts verzoeken wij het OM (opdracht te geven) afschrijft uit het onderzoeksdossier te verstrekken van: (…) het rapport dat Almaz Antey heeft uitgebracht, waarnaar wordt verwezen in Primo-05663, maar waarbij vermeld is dat het niet is gevoegd.”

[17] Reactie OM d.d. 26 juni 2020, deel 2, p. 11 (“Van M. en N. kennen wij geen rapport over een berekening van het afvuurgebied. Wel hebben wij van de Russische Federatie een stuk ontvangen, waarin verschillende data van Almaz Antey, waaronder de ‘thrust profile’ van een Buk-raket en verschillende ‘trajectories’ van een 9M38 en 9M38M1 raket zijn opgenomen. Deze zit in het dossier.”)

[18] Bijlage bij brief van OM d.d. 10 juli 2020, p. 9-10.

[19] Zie brief OM aan RC d.d. 29 juli 2020.

[20] Brief van OM d.d. 22 juli 2020, p. 1 (“In aanvulling op de in de bijlage bij mijn vorige brief genoemde stukken, zal ik u ook inzage geven in documenten van Almaz Antey die de Russische Federatie in antwoord op een rechtshulpverzoek van 24 april 2015 heeft verstrekt, en de Engelse vertaling daarvan: . Onderdelen van die stukken zijn al eerder opgenomen in het procesdossier.” Met verwijzing in voetnoot: “Primo-06049 (algemeen bijlagendossier): p. 85-88, 91 en 108-109. De ter inzage aangeboden stukken betreffen alle bij dit antwoord verstrekte documenten van Almaz Antey: p. 82-172 van de uitvoeringsstukken.”)

[21] PV RC-verhoor deskundige Almaz Antey, p. 21 (“RC: Als u zegt de eerste brief, is dat de brief van 29 juli 2015? D: Ja, dat was de eerste brief die Almaz-Antey zelfstandig heeft toegezonden aan de experts, de deskundigen van de OvV.”) en p. 27 (“Rm: We hebben in het dossier zitten (Primo 6049), dat is een brief van 10 september 2015 van de Russische Federatie en ik denk dat dit het antwoord is op een van de vragen van de rechtshulpverzoeken. We hebben in het dossier Russische tekst, met pagina’s vertaald in het Nederlands. In dat stuk zie ik plaatjes die terugkomen in rapporten van RMA en NLR en mijn veronderstelling is dat die informatie in die brief afkomstig is van Almaz-Antey. Ik zou dat willen vaststellen aan de hand van een vraag aan de deskundige. Is de inhoud van deze brief, geschreven in het Russisch, afkomstig van Atmaz-Antey? D: Ja, als je kijkt naar de bijlagen dan zie je dat dit het derde deel is van een tekst over karakteristieke kenmerken van de BUK raket. Het is een document van 15 pagina’s en dat is een bijlage bij de eerste brief die is verzonden op 29 juli 2015. En de eerste pagina is een begeleidende brief die aangeeft dat er drie bijlagen zijn. Mij is dit document bekend.”).

[22] Bijlage bij brief van OM d.d. 10 juli 2020, p. 10 (“een door de Russische autoriteiten verstrekt rapport van Almaz Antey gedateerd op 2016 met betrekking tot de detonatietest met de Ilyushin-86 en de Engelse vertaling van relevante onderdelen daarvan (inhoudsopgave, inleiding en conclusies)”).

[23] Zie PV RC-verhoor deskundige Almaz Antey, p. 49 (over de presentatie van augustus 2015).

[24] PV RC-verhoor deskundige Almaz Antey, p. 27 en p. 30-32 en 74.

[25] Pleitaantekeningen d.d. 3 november 2020, deel 4 van 5, randnummers 82-85.

[26] Reactie OM d.d. 12 november 2020, deel 2 van 3, p. 14.

[27] Tussenuitspraak d.d. 25 november 2020, p. 26 en 27.

[28] Email rechter-commissaris d.d. 14 april 2021.

[29] PV RC-verhoor deskundige Almaz Antey, p. 20.

[30] PV RC-verhoor deskundige Almaz Antey, p. 81-82.

[31] PV RC-verhoor deskundige Almaz Antey, p. 29-33. Zie ook opmerking van de rechter-commissaris op p. 31-31: “Voor wat betreft de onderwerpen van het verhoor, wij waren gisteren gebleven bij de vragen over de opzet van de Field test uit 2015 en het rapport daarvan uit 2016. Wij hebben gisteren al lang gesproken over testen. Ik weet niet hoeveel vragen nog leven over de opzet van de test. Ik denk dat het goed is als we Vrij snel door kunnen gaan over schadebeeld.”

[32] Zie bijvoorbeeld: PV RC-verhoor deskundige Almaz Antey, p. 37 (op vraag van de verdediging naar de wijze waarop Almaz Antey de richting van destructive elements heeft vastgesteld gaat de deskundige in op het detonatiepunt en begint over een meegebrachte foto; de rechter-commissaris geeft aan dat de vraag niet ziet op het detonatiepunt en vraagt de raadsman of dit een antwoord is op zijn vraag; de raadsman geeft aan dat hij niet weet of de deskundige wel klaar is met zijn antwoord; daarop gaat de deskundige verder met zijn verklaring en begint over aanvullend onderzoek dat is verricht; waarop de rechter-commissaris de deskundige onderbreekt en hem vraagt om in het vervolg goed te luisteren naar de vraag). 

[33] Zie onder meer: PV RC-verhoor deskundige Almaz Antey, p. 31-32 (RC: “Wij hebben gisteren al lang gesproken over testen. Ik weet niet hoeveel vragen nog leven over de opzet van de test. Ik denk dat het goed is als we vrij snel door kunnen gaan over schadebeeld.(…) Ik denk dat we de vragen over de opzet van de test beperkt kunnen houden omdat daar gisteren al veel over is gesproken.”), p. 47-48 (RC: “Het is nu dag 3 en de verhoortijd is niet onbeperkt. Er zal gefocust moeten worden op de belangrijkste vragen die partijen aan de deskundige hebben.”)

[34] Email rechter-commissaris d.d. 14 april 2021.

[35] Brief rechter-commissaris d.d. 29 januari 2021, p. 2.

[36] Alle vragen in bijlage 7 bij de pleitaantekeningen d.d. 15 april 2020 zien op onderzoek naar het schadebeeld en de berekening van het afvuurgebied.

[37] Brief verdediging d.d. 23 maart 2021.

[38] Brief rechter-commissaris d.d. 30 maart 2021.

[39] Zo is gewezen op het proces-verbaal van bevindingen van de forensisch expertmeeting, gehouden van 27 november 2015 tot en met 4 december 2015 (Primo-06419, bijlagendossier FO, p. 1219 e.v.) In dit proces-verbaal wordt het doel van deze expertmeeting beschreven (p. 1), welke experts aanwezig waren (p. 3), welk schema is gevolgd (p. 3 en 4), welke specifieke delen zijn onderzocht (p. 1 t/m 3) en waar en door wie de resultaten van het verrichte onderzoek zijn beschreven (p. 4, met verwijzing naar Primo-07626, bijlagendossier FO). Ook is gewezen op de brief van de rechter-commissaris aan de deskundige van het NFIvan 23 augustus 2018 (kast 02), waarin de datum van de tweede expertmeeting is vermeld.

[40] Pleitaantekeningen d.d. 22 juni 2020, deel 9 van 9, randnummer 3.

[41] Brief verdediging d.d. 15 januari 2021, p. 2-3.

[42] Pleitaantekeningen zitting van 1 februari 2021, randnummer 36.

[43] Brief verdediging aan OM d.d. 15 januari 2021 (op 19 januari 2021 gedeeld met de rechtbank).

[44] Zie verhoor NLR deskundige, p. 30.

[45] Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RBDHA:2017:14782 (Ethiopisch recht).

[46] De verdediging heeft het Openbaar Ministerie verzocht om: (bij brief d.d. 17 maart 2020) informatie over vertalingen van tapgesprekken, (op zitting d.d. 23 juni 2020, bijlage 1 bij pleitaantekeningen, verzoeken onderzoekdossier, nummers 13-16) verstrekking van metadata van alle tapgesprekken in het onderzoeksdossier, overzichten van alle ontvangen taplijnen en tapgesprekken en de JIT-administratie van telecomgegevens en (bij brieven van 3 september, 6 oktober 2020 en 11 november 2020) de verstrekking van audiobestanden en vertalingen van alle tapgesprekken van Pulatov, Girkin, Dubinskiy, Kharchenko, Tsemakh, Khodakovskiy, Serenov, Kutepov, Velikorodny, S21, Bakinets, Fyodorovich, Yefimov en S07 in de periode van juni en juli 2014. 

[47] Het Openbaar Ministerie heeft aan de verdediging verstrekt: (op 23 maart 2020) een overzicht van 91 niet gevoegde interceptes van Pulatov in de periode van 15 tot en met 19 juli 2014, (op 28 juli en 1 oktober 2020) kopie van 1823 tekstbestanden met metadata van alle tapgesprekken die zich op dat moment in het dossier bevonden (bij aanvullende tapgesprekken zijn die metadata telkens gevoegd), vertalingen en audiobestanden van 6 tapgesprekken behorende bij Primo-12581 en aanvullende historische verkeersgegevens van verschillende in de zaaksdossiers genoemde personen in de periode van 16 tot en met 18 juli 2014 en (op 11 september 2020): een chronologisch overzicht van alle 1040 (gevoegde en niet gevoegde) interceptiebestanden (te weten: 924 niet gevoegde tapgesprekken en contacten waarbij geen verbinding heeft plaatsgevonden, 62 in het dossier gevoegde tapgesprekken en 54 niet gevoegde SMS-berichten) in de periode van 1 juni tot en met 31 juli 2014, de audiobestanden van deze tapgesprekken, de tekstbestanden van deze SMS-berichten, de metadata van deze intercepties, de beschikbare, niet gevoegde vertalingen van deze tapgesprekken en SMS-berichten en de niet gevoegde audiobestanden van drie in het dossier opgenomen tapgesprekken van Dubinskiy en Kharchenko in juli 2014, waarin over uw Pulatov wordt gesproken.

[48] Tussenuitspraak d.d. 25 november 2020, p. 42.

[49] Primo-2740, p. 15.

[50] Id., p. 19. Zie ook in soortgelijke zin de persoonsdossiers van de verdachten.

[51] Zie HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1015, r.o. 2.7 (“Bij zo een verweer wordt van de verdediging verlangd dat duidelijk en gemotiveerd aan de hand van de in die bepaling genoemde factoren wordt aangegeven tot welk in art. 359a Sv omschreven rechtsgevolg dit dient te leiden, want alleen op een zodanig verweer is de rechter gehouden een met redenen omklede beslissing te geven.”).

[52] Randnummer 46, deel 2 van 2.

[53] Bijvoorbeeld vragen 110e, 110f, 123a, 123b, 126a, 132a, c en d.

[54] Bijlage 2 bij de brief van het NFI d.d. 1 april 2021.

[55] Randnummer 51, deel 2 van 2.

[56] Tussenuitspraak d.d. 25 november 2002, p. 18.

[57] De antwoorden op de vragen staan vetgedrukt op pagina 2 (van 23) van bijlage 1 ('Beantwoording van schriftelijke vragen Explosies en Explosieven').

[58] Brief d.d. 1 april 2021 van NFI-deskundige aan de rechter-commissaris, p. 2.

[59] Hoge Raad 14 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU8755 en J. Candido e.a., Slachtoffer en de rechtspraak, Handleiding voor de rechtspraktijk, Den Haag, 2017, p. 92.

[60] Zie ook Candido, NJB 2012/824.

[61] Zie ECLI:NL:HR:2019:793.

[62] Toelichting OM, hoofdstuk 4 Onderzoek naar getuigen, voetnoot 2.