12 november 2020

Uitgesproken op de zitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Den Haag op 12 november 2020.

Inleiding

Vorige week heeft de verdediging namens Pulatov in drie dagen meer dan 200 onderzoekswensen geformuleerd. Ook moet u nog een beslissing nemen op meer dan 80 onderzoekswensen die in juli zijn aangehouden. Vandaag en morgen zullen wij reageren en uw rechtbank adviseren over de te nemen beslissingen.

Op een enkel punt heeft de verdediging terecht gewezen op slordigheden of omissies in het dossier. Zo zijn er twee Defensiemedewerkers als verbalisanten aangeduid in een samenvattend proces-verbaal en ook op zitting als zodanig genoemd, terwijl zij geen verbalisanten zijn. 

Op andere punten heeft de verdediging gevraagd naar informatie die al in het dossier zat, maar niet op de meest logische plek. Dat geeft ons de kans om de juiste plaats in het dossier aan te wijzen. Waar de kritiek van de verdediging terecht is, zullen wij uiteraard de geconstateerde omissies of verschrijvingen herstellen en de juiste vindplaatsen in het dossier aanwijzen. Zo draagt deze dialoog in de regiefase bij aan de kwaliteit van het dossier voor de inhoudelijke behandeling.

Naast deze terechte opmerkingen hebben wij gedurende drie dagen ook veel gehoord dat wij niet kunnen plaatsen. Het procesdossier in deze zaak is groot en bevat meerdere stukken van technische aard. Wij weten ook dat een procesdossier lastiger te doorgronden is, als je zelf niet betrokken bent geweest bij de samenstelling ervan. Wij hebben dus tot op grote hoogte begrip voor vragen over het dossier en een kritische blik daarop. Maar dat begrip kent wel een grens.

Net als in juni vraagt de verdediging vaak naar informatie die niet alleen in het dossier staat, maar zelfs in de stukken waar de verdediging naar verwijst om het verzoek te formuleren. Waar relevant zullen we dat hierna bespreken, en af en toe ook in beeld tonen om ieder misverstand over die informatie uit de wereld te helpen. 

En net als in juni geeft de verdediging weer vaker een weergave van stukken die feitelijk onjuist is. Dat begint al met de videoverklaring van Pulatov. De verdediging heeft die video zelf opgenomen en de compilatie ervan gemaakt die hier op zitting getoond is. Maar anders dan de verdediging stelt, hebben wij Pulatov nergens in die videoverklaring horen spreken over een “anti-sniper device” (pleitaantekeningen, deel 4 van 5, randnummer 163). Ook hebben wij hem niet horen zeggen, of uit zijn verklaring kunnen afleiden, dat hij zich op de middag van 17 juli 2014 op zo’n drie kilometer van de door het JIT vastgestelde afvuurlocatie bevond (deel 4 van 5, randnummer 477). 

Ook in het dossier lezen wij vaak niet terug wat de verdediging daaruit samenvat. Daarvan zullen hierna nog voorbeelden passeren. Gelet op het zeer grote aantal verzoeken en de beperkte tijd die in dit zittingsblok beschikbaar is, zullen wij niet alle feitelijke onjuistheden in het betoog van de verdediging nalopen. In elk geval hebben we tot onze spijt moeten constateren dat we niet blind konden varen op de motivering van de verzoeken door de verdediging, maar die steeds weer moesten controleren op basis van het dossier. 

Verder viel ons op dat de verdediging de oorlogssituatie in Oost-Oekraïne afwisselend opvoert waar het haar uitkomt, maar negeert als dat beter in haar verhaal past. Als het gaat om veiligheidsrisico’s voor getuigen en de mogelijkheid van onderzoek ter plaatse, wordt alles dat afwijkt van een onderzoek naar een winkeldiefstal in Badhoevedorp als merkwaardig bestempeld. Dat MH17 neerstortte in oorlogsgebied doet er dan blijkbaar niet toe. Als diezelfde oorlogssituatie kan helpen bij het wegredeneren van belastend bewijs of bij het doen van extra onderzoekswensen moeten we de oorlog blijkbaar wel weer meewegen.1  Dat staat Pulatov natuurlijk vrij, maar het debat wordt er niet scherper van. 

Ook hebben wij ons verbaasd over het verwijt van een “starre houding” van het Openbaar Ministerie in deze zaak. Wij hebben uw rechtbank een overzicht gegeven van alle stukken die wij de verdediging ter inzage hebben gegeven en de bezichtigingen in Gilze-Rijen die wij voor de verdediging hebben georganiseerd. U kunt in dat overzicht zien hoe weinig tijd er steeds heeft gezeten tussen geformuleerde verzoeken en de inwilliging daarvan. Uw rechtbank is ook bekend met de correspondentie tussen verdediging en Openbaar Ministerie, en de wijze waarop daarin alle redelijke, concrete vragen in korte tijd worden beantwoord. Op haar verzoek heeft de verdediging inmiddels tientallen documenten, ruim duizend digitale fotobestanden en meer dan duizend telecombestanden ontvangen om naast het dossier te bestuderen. In oktober hebben wij een door de verdediging ongemotiveerd en veel te laat gedaan bezichtigingsverzoek van aangetroffen raketdelen op de kortste termijn gehonoreerd. Omdat wij beseffen dat het dossier omvangrijk is en de inhoud niet steeds eenvoudig, doen wij vanaf de eerste dag veel moeite om de verdediging van alle ondersteuning te voorzien die redelijkerwijs gevraagd kan worden, en meer dan dat. Tot kort voor deze zitting heeft de verdediging daar ook volop gebruik van gemaakt. 

Inderdaad heeft het Openbaar Ministerie ook verzoeken van de verdediging niet ingewilligd. Dat  gebeurde als die verzoeken onredelijk ruim waren of de relevantie ervan niet bleek. Dat doen wij niet uit onwil, maar om recht te doen aan de belangen van anderen en om overbodig werk te voorkomen. De verdediging werpt nu eenmaal ook balletjes op, waarop de zwaartekracht geen vat lijkt te hebben. Verschillende balletjes zien wij in elk geval niet meer terug, nadat ze zijn opgeworpen. In juni behield de verdediging zich nog nadrukkelijk het recht voor om later met onderzoekswensen en verweren te komen over combattantenimmuniteit.2 We nemen aan dat dit niet meer gaat gebeuren, nu wij weten dat Pulatov zelf al in februari heeft verklaard dat hij in juli 2014 een vrijwilliger was die al in 2008 de Russische Strijdkrachten had verlaten.Op 10 juni 2020 meldde de verdediging over informatie te beschikken dat gebruiker Khalif op het forum Glav niet Pulatov zou zijn.4 Meerdere verzoeken van ons om die informatie dan te delen zodat die onderzocht kan worden, zijn onbeantwoord gebleven.5 Nu Pulatov een eigen verklaring heeft afgelegd die op belangrijke punten overeenkomt met eerdere uitlatingen van gebruiker Khalif op Glav, nemen we aan dat de verdediging ook dit punt laat rusten.  In juni verzocht de verdediging aan het Openbaar Ministerie om vele duizenden tapgesprekken ter beschikking te stellen ten behoeve van eigen onderzoek naar de verhouding tussen Pulatov, zijn medeverdachten en andere personen en om een beter beeld te krijgen van onder meer de taken en bezigheden van Pulatov.6 Die positie en bezigheden van Pulatov worden in het dossier al uitgebreid beschreven aan de hand van verschillende bronnen en werden door Pulatov niet betwist. Daarom is dit verzoek slechts gedeeltelijk ingewilligd. Vorige week heeft Pulatov zelf verklaard dat Girkin en Dubinskiy zijn leidinggevenden waren en dat hij samenwerkte met Kharchenko.7 Ook heeft hij gesproken over zijn taken en bezigheden in juli 2014. Dit alles komt in hoge mate overeen met het dossier. De vraag kan nog gesteld worden of Pulatov alleen samenwerkte met Kharchenko of feitelijk ook leiding aan hem gaf, gezien de bevelen in verschillende tapgesprekken, maar voor de beoordeling van de tenlastelegging maakt dat niet uit. Wat het doel was van dit verzoek om duizenden tapgesprekken te verstrekken ter beoordeling van informatie die Pulatov nu zelf heeft bevestigd, is ons een raadsel. Zoals ook het doel van alle verzoeken van vorige week om overleden personen als getuigen te horen ons niet duidelijk is geworden. 

Waar het in deze regiefase nu om gaat, is de vraag wat er nog aan nader onderzoek nodig is om (a) alle informatie voorhanden te hebben die uw rechtbank nodig heeft om de beschuldigingen goed te beoordelen en (b) te zorgen dat dit een eerlijk proces is waarin de verdachten in redelijkheid alle gelegenheid hebben gekregen om hun standpunten onderbouwd naar voren te brengen.

Voor het Openbaar Ministerie staat voorop dat gevraagd onderzoek moet worden uitgevoerd als het daadwerkelijk bijdraagt aan de waarheidsvinding. Niemand is er bij gebaat als een onschuldige verdachte wordt veroordeeld. Die verdachte niet, de politie niet, het Openbaar Ministerie niet en ook de nabestaanden niet. Wij willen met dit onderzoek en dit proces zo goed mogelijk vaststellen wat er is gebeurd op 17 juli 2014 en wie daarvoor verantwoordelijk is, om zo recht te doen aan alle 298 slachtoffers. Als nader onderzoek een nieuw licht kan werpen op die feiten, willen wij dat dit gebeurt. Zoals wij in maart al zeiden: wij gaan waar het bewijs ons leidt, en alleen daar.

In juni hebben wij ter zitting al opgemerkt dat de verdediging zich graag presenteert als waarheidsvinder, maar dat niet is.8  Ook nu zien wij dat weer: de verdediging vraagt ruimte voor alles dat de verdediging als zelfverklaard waarheidsvinder nodig acht. Daarbij wordt opnieuw verwezen naar de meerdere jaren die het onderzoek heeft geduurd en gesuggereerd dat de verdediging dus ook ruim de tijd moet krijgen (zie bijvoorbeeld deel 2, randnummer 4). Die suggestie miskent twee belangrijke feiten. In de eerste plaats is in de afgelopen jaren niet alleen onderzoek gedaan door het JIT en het Openbaar Ministerie maar ook door tal van anderen, waaronder de Russische Federatie en vele kritische (burger) journalisten. En in die tijd is bijvoorbeeld het scenario dat MH17 door een gevechtsvliegtuig is neergeschoten, niet alleen door het JIT maar ook door de Russische Federatie terzijde geschoven.  De paden die de verdediging nu nog eens zelf wil bewandelen, zijn al door vele anderen uitgelopen en door het JIT en het OM in betrokken in het onderzoek van de afgelopen jaren. De resultaten daarvan zitten in het dossier. 

In de tweede plaats is de verdediging niet Sherlock Holmes en ook geen onderzoekscommissie van de Verenigde Naties, maar de stem van verdachte Pulatov. En een verdachte is geen alternatieve opsporingsinstantie in zijn eigen strafzaak. Hij mag zijn standpunten naar voren brengen en hij kan nader onderzoek laten doen als hij daarvoor goede redenen aanwijst. Hij moet dan wel tijdig concreet maken wat het nut is van het onderzoek dat hij vraagt. Een wens om alles te controleren is daarvoor niet voldoende. Zoals wij in juni al zeiden in navolging van Hof Amsterdam: het recht van de verdachte om in de gelegenheid te worden gesteld om methoden en resultaten van onderzoek te betwisten, valt niet samen met een ongeclausuleerd recht om onderzoek te controleren.9  Ook in een eerlijk proces zijn er grenzen aan wat een verdachte kan vragen en hoe lang hij daarvoor de tijd krijgt. Een verdachte heeft wel het recht om zichzelf effectief te verdedigen, maar niet het recht om zelf te bepalen waar zijn proces over gaat of hoe lang dat proces duurt. Als een verdachte nader onderzoek wil laten verrichten, moet hij daar dus tijdig om vragen en kunnen uitleggen waarom de uitkomst van dat onderzoek relevant is voor de beslissingen die de rechtbank in zijn proces gaat nemen. Dat is ook hoe wij de onderzoekswensen zullen beoordelen.

Na deze inleiding is onze reactie als volgt opgebouwd:

Eerst zullen wij bespreken langs welke maatstaf de verzoeken moeten worden beoordeeld. Daarna bespreken wij de verschillende verzoeken die zijn geformuleerd. We houden daarbij op hoofdlijnen de door de verdediging gehanteerd volgorde aan:

  • Vraag 1: is MH17 neergehaald met een buk-raket?   
  • Vraag 2: is de bukraket afgeschoten vanaf een landbouwveld nabij Pervomaiskyi?
  • Vraag 3: heeft verdachte Pulatov daaraan deelgenomen?

Vervolgens gaan wij in op de vragen van de verdediging over de statenklacht.

Daarna bespreken we de in juli aangehouden onderzoekswensen, en enkele onderzoekswensen die het Openbaar Ministerie vandaag zelf formuleert naar aanleiding van dit zittingsblok. Vervolgens staan we stil bij de vraag hoe toegewezen onderzoekswensen efficiënt kunnen worden uitgevoerd en doen we enkele verzoeken ten aanzien van de inhoudelijke behandeling, waarna we afronden met een kort slotwoord. 

Beoordelingsmaatstaf

Eerder hebben we al op deze zitting besproken dat de Nederlandse wet twee verschillende maatstaven kent om onderzoekswensen van een verdachte te beoordelen. Het verdedigingsbelang en het noodzakelijkheidscriterium. 

Uw rechtbank heeft op 3 juli 2020 al aangekondigd dat u zult beslissen aan de hand van welk criterium onderzoekswensen in dit blok zullen worden beoordeeld nadat de verdediging heeft toegelicht waarom deze niet eerder konden worden gedaan.

In relatie tot het beoordelingskader bespreken wij nu twee onderwerpen: het tijdstip waarop de onderzoekswensen zijn ingediend en de vraag of de aanwezigheid in dit dossier van meerdere anonieme getuigen van invloed is op de maatstaf.

Tijdstip onderzoekswensen

De verdediging stelt dat ook alle nu gedane verzoeken moeten worden beoordeeld op een manier die niet wezenlijk verschilt van de toepassing van het verdedigingsbelang.10 Ter motivering verwijst de verdediging naar de aard en omvang van het dossier, de benodigde afstemming met Pulatov en andere werkzaamheden van de verdediging. Het OM kan die redenering niet volgen. Van wezenlijke dossieraanvullingen is al lange tijd geen sprake meer.11 Dat de verdediging een groot aantal niet-relevante bestanden ter inzage verstrekt heeft gekregen is op eigen verzoek, en met een waarschuwing van het OM er bij dat daarmee niet wordt gezegd dat die duizenden bestanden ook relevant zijn.12 

Alle omstandigheden die de verdediging noemt, zijn al lange tijd bekend. De omvang van het dossier en de noodzaak om daar voldoende tijd aan te kunnen besteden waren al bekend toen de verdediging aan het Advocatenblad vertelde met alle kantoorgenoten dit werk aan te kunnen.13 En alle andere genoemde omstandigheden waren ook al bekend toen de verdediging in juni aankondigde binnen acht weken onderzoekswensen te kunnen indienen waarvoor geen nader overleg met Pulatov nodig was.  

Dat Pulatov aanleiding heeft gezien alsnog een verklaring te geven in dit proces is positief, maar het late tijdstip er van komt voor zijn eigen rekening. In juni 2019 heeft het JIT hem al geprobeerd te bevragen  en in december 2019 heeft hij de kans gekregen zijn kant van het verhaal te vertellen via de Russische autoriteiten.14 Beide mogelijkheden heeft hij geweigerd. Ook beschikt Pulatov al sinds 16 oktober 2019 over rechtsbijstand in deze zaak, en heeft het OM vanaf eind 2019 eerst aan zijn Russische raadsvrouw en later ook aan zijn Nederlandse raadslieden herhaaldelijk gevraagd of Pulatov een verklaring wenste af te leggen. Dat Pulatov er voor kiest in oktober 2020 nog een verklaring op te nemen op video kan dus geen excuus zijn om niet - zoals door uw rechtbank al begin juli is bepaald – uiterlijk in het zittingsblok van september onderzoekswensen in te dienen die geformuleerd kunnen worden zonder nader overleg.15 

Dat veel van de nu geformuleerde onderzoekswensen veel eerder ingediend hadden kunnen worden, is nog duidelijker geworden nu we weten wat Pulatov al in februari 2020, nog vóór de eerste zittingsdag, aan zijn raadslieden heeft verteld. Al voor aanvang van dit proces in maart kende de verdediging het standpunt van Pulatov dat hij niets weet van het vervoer of de aanwezigheid van een Buk-TELAR in Oost-Oekraïne of van de oorzaak van het neerstorten van vlucht MH17, maar wel meent dat het vervoer van een Buk-TELAR naar de door het JIT aangewezen afvuurlocatie onmogelijk was.16 Ter zitting is in maart en juni gesproken over de vraag of meerdere getuigen van dat vervoer nader gehoord moesten worden. Er was toen al alle gelegenheid en reden om de getuigenverzoeken te doen die nu pas in november zijn gedaan. Het was vóór maart al duidelijk dat Pulatov de mogelijkheid van die getuigenwaarnemingen betwist, maar er uit eigen wetenschap niets over kan zeggen. En na maart had de verdediging die verzoeken kunnen doen in juni, augustus of september. Dat zij al die gelegenheden heeft laten passeren kunnen we niet met generieke pennenstreken opzij schuiven. Dat geldt te meer als we de wijze in aanmerking nemen waarop Pulatov vanaf het begin dit strafproces op internet heeft becommentarieerd. Wie in april 2017 al op internet kan uitleggen dat hij op het moment van het neerhalen van MH17 ‘in de omgeving van Stepanovka’ was, dat de ‘lanceringsraketsporen uit Snezhhoye niet waarneembaar waren’ en dat het bericht van de spotters kwam dat ‘een hoogvliegend luchtdoel een ander luchtdoel met een aanval uit de lucht heeft gehaald’,  moet toch ook in staat worden geacht die uitleg in de verschillende zittingsblokken in de eerste negen maanden van 2020 te geven en de onderzoekswensen te formuleren die daarbij horen.

Hetzelfde geldt voor het gevraagde horen van NFI-deskundigen. In juni heeft de verdediging al uitgebreid, met stroomschema, bezwaren geuit over mogelijke beïnvloeding van deskundigen door ‘contaminatie’ en onderzoekswensen ingediend betreffende de resultaten van het forensisch onderzoek.17 Dat zij dan nu pas, in november, drie zittingsblokken later, de onderzoekswensen formuleert die bij dat standpunt van juni horen, is zonder nadere uitleg niet begrijpelijk. De eigen verklaring die Pulatov nu heeft ingebracht is voor die categorieën onderzoekswensen ook niet relevant. 

Anonieme getuigen

Het gebruik van een anonieme getuige in een strafproces levert een moeilijkheid op voor de verdediging omdat zij over minder informatie beschikt dan normaal en niet volledig haar ondervragingsrecht uit kan oefenen. Wij kunnen de verdediging dan ook een heel eind volgen als zij zich beklaagt over de hoeveelheid informatie die in het dossier is afgeschermd. Wij hadden dat ook graag anders gezien. Maar de veiligheidsrisico’s voor getuigen in dit proces zijn een gegeven dat wij “helaas” zeer serieus moeten nemen.

De vraag kan opkomen of getuigenverzoeken van Pulatov coulanter beoordeeld moeten worden waar zij getuigen betreffen over wie in het dossier informatie is afgeschermd. Daar lijkt de verdediging wel van uit te gaan, gezien de summiere motivering waarmee volgens haar verhoren van tal van 226a- en 149b-getuigen zouden moeten worden toegewezen. De redenering lijkt daarbij te zijn dat de verdediging ook zonder concrete motivering veel ruimte moet krijgen om de betrouwbaarheid van getuigen te toetsen, omdat zij niet over de volledige verhoren van die getuigen beschikt. 

Het recht is anders. In het Nederlandse rechtssysteem zijn verschillende compenserende waarborgen ingebouwd zodat het gebruik van anonieme getuige niet zorgt voor strijd met het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Zo dient de onafhankelijke onderzoeksrechter die de anonieme getuige hoort de betrouwbaarheid van die getuige te onderzoeken en daarvan een proces-verbaal op te maken dat in het dossier wordt gevoegd (226e Sv). Daarnaast is geregeld dat als de verdediging niet bij het verhoor van de getuige aanwezig mag zijn omdat het belang van het verborgen blijven van de anonimiteit dat vordert, de officier van justitie daar ook niet bij aanwezig mag zijn (226d lid 1 Sv). 

Ook de rechtbank die uiteindelijk moet beoordelen of de verklaring van de anonieme (bedreigde) getuige betrouwbaar is en (dus) voor het bewijs kan worden gebruikt, is daarbij gebonden aan strengere regels dan bij getuigenverklaringen op naam. Zo kan deze verklaring alleen bij zware misdrijven worden gebruikt (344a lid 2 Sv) en mag een bewezenverklaring niet alleen op de verklaring van de anonieme getuige berusten (344a lid 1 Sv). Ten slotte zal de rechtbank nader moeten motiveren om welke redenen zij de verklaring van getuigen wiens identiteit niet bekend is betrouwbaar acht.18 Ook deze bepalingen strekken er toe om de verdachte te compenseren voor het feit dat hij niet zijn ondervragingsrecht ten volle heeft kunnen uitoefenen.19 

Deze regels gelden uiteraard ook in dit strafproces. De rechter-commissaris heeft telkens een uitgebreid en gedegen onderzoek gedaan naar de betrouwbaarheid van de getuige en zijn verklaring. De uitkomsten van dat onderzoek zijn neergelegd in een proces-verbaal dat in het dossier is gevoegd. Hieruit blijkt dat is gecontroleerd hoe de getuige is gevonden door het onderzoeksteam, welke contacten de getuige met anderen heeft gehad en welke motieven de getuige had om te verklaren.  Uit dit verslag blijkt ook dat is gecontroleerd of de door de getuige afgelegde verklaring tegenover de rechter-commissaris overeen komt met de eerdere verklaring van die getuige bij de politie. Verder heeft de rechter-commissaris beoordeeld of de afgelegde verklaringen coherent, logisch, plausibel, consistent en gedetailleerd waren en of de verklaringen overeenstemden met bewijsmateriaal uit het dossier en met open bronnen.  Bij de verhoren van de anonieme getuigen zijn – in het kader van equality of arms - zowel de verdediging als het Openbaar Ministerie niet aanwezig geweest. 

Dit zijn allemaal compenserende maatregelen die in de wet zijn opgenomen omdat de verdediging haar rol bij de toetsing van de betrouwbaarheid van bedreigd anonieme getuigen niet ten volle kan vervullen. Dat de verdediging zich beklaagt dat zij beperkt wordt bij het beoordelen van de verklaringen van meerdere getuigen klopt dus wel. Maar de compensatie daarvoor is wettelijk belegd bij de rechter-commissaris en de zittingsrechter. Die beperking vraagt dus niet om een ruimere toewijzing van ander onderzoek of een lagere motiveringseis daarvoor. Eerder mag worden verwacht dat de verdediging heel precies, meer dan bij een getuige op naam, aangeeft waarover zij de getuige wil bevragen.20 Een verhoor op punten die eerder juist door de rechter-commissaris uit het dossier zijn gehouden is immers evident onmogelijk. Inwilliging van een dergelijk verzoek zou de aan de rechter-commissaris voorbehouden beslissing teniet doen. Daardoor zou het wettelijk stelsel van strafvorderlijke bevoegdheden op onaanvaardbare wijze worden doorkruist. Het niet kunnen horen van een getuige, op naam of anoniem, levert op zichzelf gezien ook geen schending van het recht op een eerlijk proces voor de verdachte op. Bij de beantwoording van die vraag is beslissend of het strafproces als geheel beschouwd eerlijk is verlopen.

Conclusie

Er is dus geen grond om in algemene zin het late tijdstip van deze onderzoekswensen te relativeren of voor anonieme getuigen de motiveringseis te relativeren. Per onderzoekswens, of categorie van samenhangende onderzoekswensen, zal beoordeeld moeten worden of er objectief gezien goede redenen zijn waarom deze niet eerder zijn ingediend. Omdat de verdediging zulke goede redenen niet heeft aangedragen, zien wij geen grond voor een soepeler invulling van het noodzakelijkheidscriterium voor onderzoekswensen in dit zittingsblok.

Uit oogpunt van efficiëntie zullen wij alleen ingaan op de aan te leggen maatstaf (het noodzakelijkheids- of (materieel) het verdedigingscriterium) als dat relevant is voor de door uw rechtbank te nemen beslissing. Als wij tot afwijzing van onderzoekswensen concluderen zonder de maatstaf te bespreken, betekent dit dat wij onder beide varianten tot dezelfde uitkomst komen.23 Indien een onderzoekswens - gelet op bijvoorbeeld een gebrek aan motivering of relevantie – hoe dan ook niet toewijsbaar is, hoeft de rechter in zijn beslissing immers niet tot uitdrukking te brengen welke maatstaf op het onderzoek van toepassing is.

Reactie forensische opsporing (deel 3 van 5)

Inleiding

In pleitaantekeningen deel 3 van 5 doet Pulatov meerdere verzoeken die zien op het forensisch onderzoek. De meeste daarvan zijn verzoeken om deskundigen te doen horen over rapporten die in het procesdossier zijn opgenomen.

In juli heeft uw rechtbank al verschillende van dergelijke verzoeken toegewezen, waaronder verhoren van meerdere deskundigen die nu opnieuw worden gevraagd. Wij zullen de verschillende verzoeken nu bespreken. Voor we dat doen, beginnen we met een korte inleiding van het wettelijk kader voor verzoeken om deskundigen te doen horen. Door eerst onze uitgangspunten bij de beoordeling in algemene zin weer te geven, kunnen we daarna in onze bespreking van de verschillende verzoeken korter zijn.

Het verhoor van een deskundige strekt tot informatieoverdracht. Een verzoek om een deskundige te doen horen kan dus niet een voorschot zijn op het pleidooi, maar moet specificeren welke relevante informatie de te horen deskundige nog niet heeft verstrekt.25  Bovendien moet de verdediging het verzoek tot het horen van deskundigen op tijd doen. Wanneer een verzoek redelijkerwijs eerder had kunnen worden gedaan, kan het late tijdstip er mede toe leiden dat het verzoek wordt afgewezen. Uw rechtbank heeft al bepaald dat in deze fase toegelicht moet worden waarom verzoeken niet eerder zijn gedaan om het noodzakelijkheidscriterium te kunnen relativeren. Wij hebben al geconcludeerd dat er geen redenen zijn die in algemene zin het late tijdstip rechtvaardigen van alle onderzoekswensen die nu zijn gedaan. Voor de verzoeken om forensische deskundigen te horen klemt dit nog meer, omdat wij al in maart het tijdrovende karakter van dergelijk onderzoek hebben benadrukt27 en Pulatov zelf soortgelijke verzoeken - over dezelfde onderwerpen en in verschillende gevallen van dezelfde deskundigen – al in juni heeft gedaan. Waarom Pulatov deze verzoeken toen niet heeft gedaan en vervolgens ook de zittingen van 31 augustus28 en 28 september ongebruikt heeft laten passeren, legt Pulatov niet uit.

Relevante vragen aan een deskundige over een uitgebracht rapport moeten verder betrekking hebben op het verrichte onderzoek en moeten binnen het deskundigheidsgebied van de te horen deskundige blijven. De in het verhoor te verkrijgen informatie moet concreet worden aangeduid. Algemeenheden volstaan niet. Het is dus niet voldoende om aan te geven dat de verdediging ‘vragen heeft’ over een bepaald onderwerp of rapport: die vragen zelf moeten voldoende specifiek naar voren worden gebracht, zodat de rechter kan toetsen of zij inderdaad (in het dossier als geheel) onbeantwoord zijn gebleven en of zij relevant zijn. De stelling dat de verdediging vragen heeft over de gebruikte methodologie in een onderzoek, bijvoorbeeld, is alleen een algemene aankondiging van vragen die verder onbenoemd blijven en daarom onvoldoende specifiek om een verzoek te kunnen dragen.29 Een verhoor is niet van belang, of noodzakelijk, als er alleen vragen van ondergeschikt belang te stellen zijn en de antwoorden op die vragen geen invloed kunnen hebben op de uitkomst van de strafzaak. 

Dat een verdachte het niet eens is met de inhoud van een bepaald deskundigenrapport of de deskundigheid van de opsteller wil betwisten, is geen (zelfstandige) grond voor een verhoor. Een verhoor is immers geen pleidooi. Het gaat steeds om de vraag welke specifieke informatie een deskundigenverhoor kan opleveren die zich nog niet in het procesdossier bevindt en wel van belang is in de strafzaak.

De verdediging maakt in haar toelichting eerst enkele algemene opmerkingen die mede de grondslag moeten vormen voor de verzoeken. Wij zullen die kort nalopen.

Algemene opmerkingen

Deskundigheid rapporteurs (randnummer 17)

Ter onderbouwing van de verzoeken heeft Pulatov ten eerste aangevoerd dat bij geen van de NFI-rapporten is beschreven waaruit precies de opleiding en ervaring bestaan van de deskundigen die hebben gerapporteerd. Daarmee ziet de verdediging over het hoofd dat de rechter-commissaris voor alle betrokken rapporteurs elders in het dossier heeft gemotiveerd op grond waarvan zij als deskundigen worden aangemerkt.  Zij heeft daarbij aandacht besteed aan de opleiding en toetsing van de deskundigen door het NFI en het feit dat deze rapporteurs allen werkzaam zijn binnen het geaccrediteerde kwaliteitssysteem van het NFI. Die motivering is alleszins te volgen, gelet op het feit dat het NFI een van de meest vooraanstaande forensische instituten in de wereld is. Het NFI doet niet alleen onderzoek voor de Nederlandse strafrechtspleging maar ook voor verschillende internationale straftribunalen. 

Indien Pulatov zich verder wenst te verdiepen in de deskundigheid van de betrokken rapporteurs, kan hij veel informatie vinden in open bronnen. Bijvoorbeeld in de vele wetenschappelijke publicaties die verschillende van de rapporteurs hebben uitgebracht op hun vakgebied of in de gepubliceerde jurisprudentie waarin ander onderzoek van deze deskundigen is besproken. Het gaat hier namelijk om vaste gerechtelijke rapporteurs van het NFI die al veelvuldig als deskundige zijn aangemerkt door verschillende feitenrechters, ook al vóór 2014. Informatie over de deskundigheid van de rapporteurs is dus in ruime mate voorhanden.

‘Contaminatie’ (randnummers 17-26)

Dan vraagt Pulatov zich af of niet aan de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van de (inhoud van) de rapporten moet worden getwijfeld omdat mogelijk sprake zou zijn van contaminatie van informatie.32 De verdediging doelt met contaminatie dus niet op ‘contamination’ in de zin van besmetting of vermenging van sporenmateriaal, maar op mogelijke beïnvloeding van de deskundigen door verkregen informatie.33 Daarbij wijst zij erop dat de deskundigen meer dan eens hebben gerapporteerd in dit onderzoek en ook kennis hebben genomen van andere rapporten, zoals het rapport van de OVV.34 Ook het feit dat de deskundigen meerdere malen opvolgend onderzoek hebben verricht wordt genoemd als mogelijke belemmeringen voor het ‘onbevangen’ kunnen verrichten van vervolgonderzoek.35 

Beïnvloeding door ontvangen informatie kan een relevant aandachtspunt zijn bij de beoordeling van de resultaten van deskundigenonderzoek. De relevantie ervan verschilt wel sterk per type onderzoek. Bij onderzoek waarin een deskundige een waarschijnlijkheidsoordeel uitspreekt over verschillende hypothesen is het bijvoorbeeld een relevanter thema dan bij metallurgisch onderzoek dat naar zijn aard gericht is op het vaststellen van de elementsamenstelling van het te onderzoeken materiaal. De benadering van de verdediging is daarom te generiek.

Pulatov ziet ook problemen waar die er niet zijn. Neem de stelling dat de verkregen informatie dat het vliegtuig volgens Oekraïense overheidsbronnen is getroffen door een Buk-raketsysteem een explosie van binnenuit als oorzaak zou uitsluiten (randnummer 54). Dat miskent dat die verkregen informatie geen uitgangspunt of belemmering vormt voor onderzoekers, maar alleen transparant maakt dat de onderzoekers  - net als de rest van de wereld - bekend waren met de stellingname van de Oekraïense overheid over een Buk-raket als oorzaak. Dat is eenvoudig zelf te constateren in het dossier omdat NFI-onderzoekers beredeneerd uitleggen welke onderzoeksresultaten wijzen op een explosie buiten het vliegtuig, maar ook expliciet aanwijzen van welke bevindingen dat niet kan worden gezegd.  

In de tweede plaats maakt het de problematisering van de verdediging nogal academisch, omdat ook de verdediging er tot nu toe van lijkt uit te gaan dat MH17 niet van binnenuit, maar van buitenaf is aangevallen. In juni heeft de verdediging immers aangegeven in te gaan op de onderzoekslijnen zoals die volgens de verdediging gevolgd hadden moeten worden “nadat is geconcludeerd dat een explosie van binnenuit dient te worden uitgesloten”.36  De conclusie dat een explosie van binnenuit kan worden uitgesloten lijkt de verdediging dus niet te betwisten. En ook vorige week heeft het OM hier niets meer over gehoord. 

Al met al stelt Pulatov alleen open vragen over theoretische mogelijkheden van beïnvloeding, maar komt hij niet één keer met een concrete aanwijzing dat dit ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Zoals wij hierna in de bespreking van de afzonderlijke verzoeken zullen toelichten, zijn die aanwijzingen er niet. 

Het dossier bevat daarentegen wel concrete aanwijzingen dat de verschillende deskundigen vrij en onbevangen hun werk hebben gedaan en conclusies hebben gewijzigd of genuanceerd als vervolgonderzoek dat rechtvaardigde. Dat geldt bijvoorbeeld voor het onderzoek naar verschillen in elementsamenstelling van de verschillend gevormde fragmenten in de fragmentatiekop van een Buk-raket,  en ook voor het vergelijkend onderzoek met de metaalfragmenten uit de linkervleugel en het ‘veegvuil’, de gevonden casing van een raketmotor en referentiemateriaal.  

Verder rijst nadrukkelijk de vraag waarom Pulatov nu pas deze verzoeken doet. Een toelichting over het ‘waarom nu pas’ ontbreekt, terwijl de verdediging in juni al uitgebreid is ingegaan op het beweerdelijke gevaar voor beïnvloeding van deskundigenonderzoek door contextinformatie, ook in relatie tot het nu opnieuw besproken NFI-onderzoek.37  Er was dus alle gelegenheid om deze verzoeken al in juni of september te doen. 

Gelet op het weinig concrete karakter van de opmerkingen van de verdediging en het late tijdstip van deze verzoeken, zien wij niet waarom nader onderzoek op dit punt noodzakelijk zou zijn.

Reikwijdte onderzoek (randnummers 27-36)

Pulatov maakt verschillende opmerkingen over de reikwijdte van het forensisch onderzoek: de vraag wat wel forensisch is onderzocht, en wat niet. Ook daarover zouden deskundigen bevraagd moeten worden. De verdediging miskent hiermee dat de reikwijdte van het forensische onderzoek niet wordt bepaald door de deskundigen, maar door het Openbaar Ministerie en de rechter-commissaris. Deze ‘reikwijdte’ wordt door hen geformuleerd in de onderzoeksopdrachten, die door de deskundigen en forensische rechercheurs worden uitgevoerd. 

Omdat een benoemde deskundige dus onderzoek doet in opdracht van de rechter-commissaris en dat onderzoek verricht binnen de grenzen van die onderzoeksopdracht, is er geen redelijk belang bij vragen naar onderzoek dat de deskundige niet heeft verricht. Het voorspelbare antwoord zal immers steeds zijn dat de deskundige daarvoor geen opdracht van de rechter-commissaris heeft ontvangen. Het dossier bevat overigens meerdere rapporten van deskundigen waarin wordt aangeven dat aanvullend onderzoek nodig is, waarna voor dat onderzoek ook opdracht is verleend.  

Als de verdediging meent dat bepaald onderzoek ten onrechte is nagelaten, kan zij daarover een nadere uitleg vragen aan het Openbaar Ministerie of de rechter-commissaris, aan uw rechtbank vragen dat onderzoek alsnog te gelasten, of het ontbreken van dat onderzoek betrekken in haar pleidooi.  

Vragen aan deskundigen waarom bepaald onderzoek niet is verricht, is bovendien zinloos als uit andere stukken in het procesdossier blijkt dat het betreffende onderzoek wel is gedaan, maar is verantwoord in een ander dossierstuk. Dat geldt bijvoorbeeld voor de beweerdelijke ‘eenzijdige focus op de Buk-raket’  (o.a. randnummers 27-29). Zoals wij al in juni hebben toegelicht is uitgebreid onderzoek gedaan naar de vraag of andere wapens gebruikt zouden kunnen zijn voor het neerschieten van MH17.  Als de verdediging meent dat er redenen zijn voor forensisch onderzoek waarin aangetroffen sporen van MH17 worden vergeleken met referentiemateriaal van een bepaald type ander wapen dan de Buk-raket, horen wij dat graag. De verdediging moet dan wel aangeven op grond van welke specifieke feiten en omstandigheden onderzoek naar welk specifiek wapen zinnig kan worden geacht. Zo lang de verdediging dat niet kan aangeven, moeten wij constateren dat zij misschien wel graag zou willen dat een ander type wapen in beeld komt, maar dit niet kan onderbouwen.    

Verzoeken

Na deze algemene aanloop komen we nu toe aan de afzonderlijke verzoeken. We houden daarbij de volgorde en indeling van de verdediging aan:

Aanvraagformulieren NFI (randnummer 21)

Pulatov verzoekt om de rechter-commissaris alle aanvraagformulieren bij het NFI te laten opvragen en deze aan het dossier toe te voegen. Dit is een verzoek om gebruik te  maken van uw bevoegdheid op grond van art. 315 Sv, zodat de toepasselijke maatstaf het noodzakelijkheidscriterium is. Niet uitgelegd is waarom het verzoek niet eerder is gedaan. Aanvraagformulieren zijn interne administratieve documenten. Het gebruik ervan behoort tot de standaard werkwijze van het NFI. De voor het strafproces relevante informatie daarin, zoals de vraagstelling, een overzicht van het te onderzoeken materiaal en de aan het NFI verstrekte informatie bij de aanvraag, wordt steeds uit de aanvraagformulieren gekopieerd naar de rapporten. Uit de NFI-rapporten zelf blijkt de gezochte informatie dus al. Er is geen reden om te denken dat deze gevraagde opdracht aan de rechter-commissaris relevante aanvullende informatie kan opleveren. 

Primo-03956 (randnummers 37-45)

Het verzoek om de opstellers van rapport 3956 uit 2015 te horen is gebaseerd op twee gronden:

  1. vragen over de gebruikte onderzoeksmethodologie;
  2. vragen over de resultaten en conclusies.

De motivering die hierbij wordt gegeven schiet echter tekort. De vraag naar de gebruikte methodologie betreft de onderzoeksmethodes LA-ICPMS en PCA. LA-ICPMS is in de forensische wetenschap een standaard onderzoeksmethode die al geruime tijd wordt gebruikt door laboratoria over de hele wereld. Zij is beschreven in een NFI-vakbijlage die zich als bijlage bij het rapport in het dossier bevindt.  PCA is een veel gebruikte statistische analysemethode waarover in open bronnen veel informatie beschikbaar is. Als de verdediging concrete vragen of bedenkingen heeft tegen deze onderzoeksmethodes voor dit specifieke onderzoek kan zij die uiteraard naar voren brengen. De enkele open aankondiging dat de verdediging vragen wenst te stellen over “de gehanteerde methodologie” is echter onvoldoende concreet.  

Ook de opgeworpen vragen over de resultaten en conclusies zijn geen reden voor een verhoor over dit rapport. De eerst genoemde vraag betreft de visuele overeenkomst van de aangetroffen vlinderfragmenten van MH17 met de vorm van de vlinderfragmenten in de ontmantelde raketten die hebben gediend als referentiemateriaal. Die visuele overeenkomst is door iedereen zelf vast te stellen op basis van de foto’s in het dossier. Een deskundigenverhoor hierover is niet nodig.

Een volgende vraag is waar de conclusie op gebaseerd is dat aangetroffen metalen deeltjes die qua elementsamenstelling sterk lijken op de aangetroffen vlindervormige delen oorspronkelijk ook een vlindervorm hebben gehad. Het rapport is inderdaad technisch van aard, maar de conclusie wordt goed uitgelegd: analyse van het referentiemateriaal wijst uit dat de verschillend gevormde fragmenten in een warhead ook een verschillende elementsamenstelling hebben. De staafjes, tegeltjes en vlinders vormen dus bij een analyse naar elementsamenstelling van elkaar te onderscheiden groepen. Het rapport beschrijft daarom dat het aannemelijk is dat fragmenten die dezelfde elementsamenstelling hebben als fragmenten die nog als vlinder herkenbaar zijn oorspronkelijk eveneens vlindervormig zijn geweest.  

Hierbij past wel de kanttekening dat dit een rapport is uit 2015 en dat deze conclusie in het latere rapport Primo-9472 wordt genuanceerd. Dat is op drie manieren een relevant gegeven bij de beoordeling van de onderzoekswensen van Pulatov. In de eerste plaats illustreert het dat het procesdossier voldoende informatie biedt over het verloop van het forensisch onderzoek door de jaren heen: omdat vele rapporten uit verschillende jaren zijn gevoegd, kan de lezer het verloop van het onderzoek zelf goed vaststellen. In de tweede plaats is ook dit een voorbeeld van de open wijze waarop de deskundigen van het NFI hun onderzoek hebben verricht, waarbij conclusies worden genuanceerd of herroepen als de onderzoeksresultaten daarom vragen. Ten slotte relativeert dit het belang van een verhoor over het rapport Primo-3956 uit 2015: andere rapporten uit latere jaren bieden al meer en actuelere informatie over de onderwerpen die Pulatov in dit verband aankaart.

Dat laatste geldt namelijk ook voor de laatste opgeworpen vraag: de laagjes aluminium die op metalen fragmenten zijn aangetroffen (randnummer 45). Daarbij valt in de eerste plaats op dat de verdediging hier slechts een deel van de relevante passage uit het rapport citeert, alsof dat het volledige antwoord is. Het antwoord op de vraag wat met deze passage wordt bedoeld, staat elders in het rapport. In het begin van het rapport wordt vermeld dat met referentiematerialen “cockpitglas en aluminium van de vliegtuigromp” wordt bedoeld (p. 6). In de conclusie wordt vervolgens ingegaan op cockpitglas en aluminium (p. 24). De verdediging kan de antwoorden dus in het rapport zelf vinden. Voor zover dit rapport nog vragen openlaat over (de herkomst) het aangetroffen aluminium op de metalen deeltjes, worden die vragen in andere, latere rapporten in het dossier beantwoord.

De motivering bij dit verzoek maakt, kortom, niet duidelijk dat er daadwerkelijk nieuwe, relevante informatie te verkrijgen is door het gevraagde verhoor, zodat dit verzoek bij gebrek aan belang of noodzaak moet worden afgewezen.

Primo-09427 (randnummers 46-53)

Verder wenst Pulatov de opstellers te horen van het rapport met Primo-nummer 9427. Dit is een rapport over het onderzoek naar de elementsamenstelling van aangetroffen fragmentatiedelen en referentiemateriaal. Niet is toegelicht waarom dit verzoek pas nu wordt gedaan, zodat het verzoek moet worden getoetst aan het noodzakelijkheidscriterium. Wij kunnen in hetgeen is aangevoerd geen noodzaak voor een verhoor ontdekken. Er wordt een alinea uit het rapport aangehaald met de mededeling dat die vragen oproept. Wij zien dat niet. Het lijkt ons duidelijk dat de rapporteurs met die passage bedoelen dat de in MH17 gevonden fragmenten in ieder geval niet afkomstig kunnen zijn uit de fragmentatiekoppen van het referentiemateriaal. Dat referentiemateriaal was immers nog intact toen het beschikbaar werd gesteld voor onderzoek en kán dus niet betrokken zijn bij het neerhalen van MH17. Omdat echter wel sprake is van overeenkomsten in elementsamenstelling, zijn de fragmenten aangetroffen in MH17 en de fragmenten uit de referentieraketten mogelijk wel afkomstig uit dezelfde productiebron.

De enige andere vraag die Pulatov opwerpt, betreft onderzoek dat deze deskundigen niet hebben verricht, namelijk de vraag of een herkomst uit een ander wapen kan worden uitgesloten (randnummer 53). De rapporteurs sluiten in dit rapport helemaal niets uit, maar rapporteren over aannemelijke relaties. Bovendien ligt dit onderwerp evident buiten het deskundigheidsgebied van de rapporteurs: zij zijn deskundige Microsporen & Materialen en deskundige Forensische Elementanalyse. Zij pretenderen in hun rapport en hun conclusies niet deskundigheid te bezitten op het gebied van wapens, en zij horen in een eventueel verhoor dus ook niet te worden uitgenodigd om zich uit te laten over grondraketten en luchtraketten die zij niet zelf hebben onderzocht. Ook dit verzoek moet dus worden afgewezen omdat het onvoldoende is gemotiveerd en bovendien pas nu is gedaan.

Primo-04162 (randnummers 54-63)

Vervolgens maakt de verdediging een aantal opmerkingen en stelt zij vragen over Primo-04162. Alvorens in te gaan op die vragen en opmerkingen, is het goed stil te staan bij het onderzoek dat in dit rapport wordt beschreven. Het betreft het onderzoek aan vele deeltjes die zijn veiliggesteld uit één lichaam en die zijn aangeboden aan het NFI met de vraag om te onderzoeken of een relatie bestaat met een explosie binnen of buiten het vliegtuig. Er vindt in dit onderzoek dus geen vergelijking plaats met referentiemateriaal, noch met uit andere lichamen of wrakdelen veiliggestelde deeltjes. Dat is ook logisch omdat de opdracht tot dit onderzoek al op 23 juli 2014 mondeling is verstrekt, en op 28 juli 2014 schriftelijk werd bevestigd. 

De verdediging stelt ten onrechte dat de in het hoofdstuk ‘Verkregen informatie’ vermelde zin dat MH17 volgens de Oekraïense autoriteiten zou zijn getroffen door een Buk-raket een explosie in het vliegtuig zou uitsluiten.39 Het onderzoek moet immers nog plaatsvinden en de opdracht is duidelijk: onderzoek of sprake is van een relatie met een explosie buiten óf binnen het vliegtuig. De betreffende zin geeft enkel context aan die opdracht en de daarin opgenomen vraagstelling. Het betrof bovendien een context die op dat moment wereldnieuws was en bekend verondersteld mocht worden bij de betreffende deskundigen.

De verdediging vraagt zich vervolgens af hoeveel vrijheid de rapporteur in dit onderzoek had om tot een andere conclusie te komen dan vermeld in twee andere rapporten van zijn hand, de hiervoor besproken Primo-3956 en Primo-9427. Het OM heeft eerder al uitgelegd dat de vrees voor beïnvloeding geen grondslag vindt in het dossier. In dit geval geldt dat evenzeer. De verdediging stelt ten onrechte dat de bevindingen uit Primo-4162 pas in 2017 zijn gedaan en pas in augustus 2017 zijn gerapporteerd. Terwijl de verdediging in de eigen toelichting ook zelf benadrukt dat sprake is van een herzien rapport40 en uit het rapport blijkt dat het eerdere rapport al was opgemaakt in mei 2015. Uit dit rapport blijkt bovendien dat de herziening slechts betrekking heeft op enkele kleine onvolkomenheden en dat de conclusie niet is veranderd. Er kan dus in ieder geval geen sprake zijn van beïnvloeding door de latere resultaten uit Primo 9427 nu deze resultaten ten tijde van dit onderzoek nog niet bekend waren. Datzelfde kan geconcludeerd worden voor Primo 3956. Niet alleen is andersoortig onderzoek verricht, ook is het onderzoeksmateriaal van Primo 4126 véél eerder beschikbaar gekomen van het NFI dan het volledige onderzoeksmateriaal van Primo 3956: 4 augustus 2014 versus 25 maart 2015.

Vervolgens benoemt de verdediging als ‘meest in het oog springende vraagpunten’ een drietal passages uit het rapport. Wij gaan op die passages in.

De verdediging begrijpt niet welke resultaten worden bedoeld in de zin (dat op basis van) “de hierboven genoemde resultaten het vermoeden bestaat dat de deeltjes staal afkomstig zijn van een wapen dat buiten het vliegtuig is geëxplodeerd."41 Terwijl die betreffende resultaten inzichtelijk zijn beschreven vanaf pagina 13. Uit de beschrijving van die resultaten blijkt onder meer dat op de deeltjes een ander materiaal is aangetroffen. De elementsamenstelling van dit glasachtige materiaal (dat bestaat uit natrium, aluminium, silicium, zuurstof en zirkonium) komt overeen met die van cockpitglas van een Cessna dat als referentiemateriaal beschikbaar is op het NFI en met het cockpitglas dat is veiliggesteld uit de wrakstukken op de vliegbasis in Gilze-Rijen. Andere onderzochte stukken glas uit de wrakdelen, niet zijnde afkomstig van de cockpitramen, bevatten geen zirkonium, terwijl ook andere veel voorkomende glassoorten zoals vensterruiten, autoruiten, glas van telefoons geen zirkonium bevatten. Daarnaast heeft de NFI-deskundige geconstateerd dat de deeltjes staal enkele explosieve ‘signaturen’ bevatten, waarbij het vooral gaat om morfologische kenmerken als gekromde oppervlakten.

Het zijn deze resultaten die voorafgaan aan de zin dat op basis van “de hierboven genoemde resultaten het vermoeden bestaat dat de deeltjes staal afkomstig zijn van een wapen dat buiten het vliegtuig is geëxplodeerd.” Onduidelijk is dat niet. Het gaat hier om stukjes staal die zijn aangetroffen in het lichaam van een inzittende van MH17, die vervormd lijken door een explosie en waarop laagjes opgesmolten cockpitglas zijn gevonden. Een nauwkeurige lezer van het rapport begrijpt dat die stukjes staal vermoedelijk afkomstig zijn van een wapen dat buiten het vliegtuig is geëxplodeerd. Daar is geen aanvullende uitleg van een deskundige bij nodig.

De verdediging stelt verder niet te begrijpen wat wordt bedoeld met de zin “de overeenkomsten tussen deze deeltjes en referentiemateriaal afkomstig uit mogelijke wapensystemen zal nog verder worden onderzocht.” Ten onrechte wordt hier gesteld dat deze zin in 2017 voor het eerst is opgetekend door het NFI. De nauwkeurige lezer ziet echter dat zowel het tijdverloop als het door het NFI bedoelde nadere onderzoek anders is dan de verdediging schetst.42

De laatste door de verdediging besproken vraagpunten betreffen de vragen waarom de herkomst van bepaalde delen onduidelijk is, waarom bepaalde metaaldelen niet zijn onderzocht en - kort samengevat - wat bedoeld wordt met de opmerking dat geen aanwijzingen zijn gevonden voor een relatie met een explosie.43 Ook die informatie is echter gewoon in het rapport te vinden.44

Alles overziende concludeert het OM dat er geen noodzaak bestaat tot het horen van deskundigen over rapport Primo 4162.

Primo-08882 (randnummers 64-69)

Dan Primo-08882. Dit rapport betreft onderzoek aan deeltjes die zijn veiliggesteld uit een aantal wrakdelen en die op 25 september 2015 zijn aangeboden aan het NFI in het kader van vooronderzoek. 

Uit het feit dat het vooronderzoek betreft, volgt al dat dit onderzoek is gericht op het selecteren van materiaal voor vervolgonderzoek. In de vraagstelling op pagina 3 is onder andere het volgende te lezen:

“Om een beter beeld te krijgen welke svo’s zullen worden geanalyseerd, is een inventarisatie noodzakelijk van de in de wrakdelen aangetroffen staaldeeltjes. (…) Na de inventarisatie kan in overleg een analyse plaats vinden waarbij de volgende vragen kunnen worden beantwoord.”

Uit deze vraagstelling volgt dat ‘enkel’ een nadere selectie zal plaatsvinden van de nadien te analyseren deeltjes. Bij die nadere selectie is rekening gehouden met resultaten van eerder onderzoek naar aangetroffen fragmenten (te weten de omvang en de elementsamenstelling) en een overleg in januari 2015, zoals ook te lezen valt in het rapport. Dit overleg is door de verdediging op zitting een ‘expertmeeting’ genoemd, terwijl het feitelijk slechts een intakegesprek tussen politie en het NFI betreft over het in te zenden onderzoeksmateriaal en de daarbij te formuleren vraagstelling. In grote, complexe onderzoeken is het gebruikelijk dat deskundigen worden betrokken in de selectie van het te onderzoeken materiaal en de juiste vraagstelling, zeker als sprake is van heel veel stukken van overtuiging. Die selectie is bedoeld om het nut en de kwaliteit van onderzoek te waarborgen. De verdediging bestempelt dit overleg als een aanwijzing voor contaminatie.45 Het OM ziet dit om hiervoor genoemde reden anders.

Ook in de verwijzing naar resultaten uit eerdere onderzoeken ziet de verdediging een aanwijzing voor contaminatie.46 Zoals uit het rapport duidelijk blijkt, worden de resultaten van het eerdere onderzoek in dit specifieke vooronderzoek (enkel) betrokken in het selectieproces.47 Dat is dus iets anders dan dat die eerdere resultaten betrokken zullen worden in de interpretatie van de resultaten van het nog te verrichten onderzoek.

Vervolgens benoemt de verdediging als ‘meest in het oog springende vraagpunten’ een tweetal onderdelen uit het rapport

Het eerste onderdeel betreft de opmerking in tabel 2 dat vijf fragmenten niet onderzocht zijn en dat niet wordt toegelicht waarom deze fragmenten niet zijn onderzocht.48 

In tabel 2 is inderdaad te lezen dat 5 SIN nummers ‘vooralsnog niet onderzocht’ zijn. Dit is in lijn met de vraagstelling aan het NFI, waaruit volgt dat eerst een inventarisatie dient plaats te vinden van de in de wrakdelen aangetroffen deeltjes om ‘een beter beeld te krijgen welke svo’s zullen worden geanalyseerd’. De deeltjes zijn niet aan het NFI aangeboden met de opdracht ze allemaal te onderzoeken, maar met de opdracht om ze eerst te inventariseren om zodoende de keuze te kunnen maken welke deeltjes geanalyseerd moeten worden.

Die verzochte inventarisatie heeft ook plaatsgevonden, zoals blijkt uit hetgeen is beschreven in hoofdstuk 4 ‘Onderzoek’ van Primo 8882. De fragmenten zijn gefotografeerd en onder meer onderzocht op de aanwezigheid van kenmerken die specifiek zijn voor een relatie met een explosie, zoals beroeting, scheurtjes en gesmolten en gekromde oppervlakten. Ook is gekeken naar de aanwezigheid van groene verf, verroeste onregelmatigheden en eenvoudig vast te stellen kenmerken als magnetisme. Alleen als daar na dit vooronderzoek aanleiding voor was, zijn de fragmenten verder onderzocht. Uit het rapport blijkt dus voldoende waarom sommige fragmenten wel en andere nog niet nader zijn onderzocht. Als de verdediging concrete redenen ziet waarom een bepaald deeltje ten onrechte niet nader is onderzocht, kan zij die naar voren brengen. Uit het feit dat zij dat niet doet, maken wij op dat de verdediging kennelijk geen concrete inhoudelijke vragen of bezwaren heeft.

Het volgende onderdeel dat ‘in het oog’ zou springen, betreft een alinea waarin de deskundige beschrijft dat een groot aantal fragmenten (al dan niet vermoedelijk) bestaat uit ongelegeerd staal en dat die mogelijk afkomstig zijn van het gebruikte wapen.49 Onduidelijk zou zijn wat wordt bedoeld met ‘het gebruikte wapen’ en op basis van welke feiten en omstandigheden de deskundige tot dit vermoeden komt. 

MH17 is op 17 juli 2014 neergestort. De OVV heeft een ongeval of technisch falen als oorzaak uitgesloten. Dat oordeel wordt niet door de verdediging betwist. Dan resteert dus dat MH17 is neergehaald door middel van een wapen. Het forensisch onderzoek is gericht op het achterhalen welk type wapen dit betrof. Dat onbekend is welk type wapen het betreft, betekent niet dat een deskundige niet mag stellen dát een wapen is gebruikt: het is immers evident dat een wapen is gebruikt. Met ‘het gebruikte wapen’ wordt dus niet meer en niet minder bedoeld dan het wapen waarmee MH17 is neergehaald.

Het rapport geeft wel degelijk inzicht in de ‘feiten en omstandigheden’ op basis waarvan de deskundige oordeelt dat sommige fragmenten mogelijk afkomstig zijn uit het gebruikte wapen. Ik verwijs in dit verband andermaal naar hoofdstuk 4, waarin is beschreven op welke bijzonderheden is gelet bij de inventarisatie. Bij die inventarisatie is gebleken dat sommige deeltjes kenmerken vertonen van een explosie. In een vliegtuig zitten doorgaans geen deeltjes die kenmerken vertonen van een explosie, dus dat een deskundige deze deeltjes kwalificeert als ‘mogelijk afkomstig uit het gebruikte wapen’ is niet vreemd, noch onduidelijk. Dat de deskundige hierover nadere tekst en uitleg zou moeten geven, acht het OM dus niet noodzakelijk.

Alles overziende concludeert het OM dat er geen noodzaak bestaat tot het horen van een deskundige over rapport Primo 8882.

Primo-09126 (randnummers 70-88)

In de randnummers 70 tot en met 88 gaat de verdediging in op Primo-09126, een rapport dat verslag doet van vergelijkend onderzoek aan metaalfragmenten uit wrakstukken en een slachtoffer. De motivering van de conclusie dat beide rapporteurs van dit rapport moeten worden gehoord over “potentiële contaminatie” bevat verschillende onjuistheden.

Het in dit rapport genoemde verslag van de Australian Federal Police (AFP) bevat niet, zoals de verdediging stelt50, ten aanzien van één specifiek fragment al het antwoord op de aan het NFI voorgelegde vraag. De AFP heeft de uiterlijke kenmerken van het betreffende fragment vergeleken met referentiemateriaal, terwijl de vergelijking van het NFI is gebaseerd op de elementsamenstelling van het betreffende fragment en die van het referentiemateriaal. Dit is dus een andere onderzoeksmethode, zoals ook is beschreven in hoofdstuk 4 van het NFI-rapport. De resultaten van de AFP zijn niet méér dan de aanleiding voor het vergelijkend onderzoek van het NFI. 

Het volgende punt dat wordt benoemd is dat gebruik is gemaakt van een experimentele methode (randnummers 73 en 74). De verdediging wil de betrouwbaarheid van deze methode toetsen door de onderzoekers daarover te bevragen. Welke vragen de verdediging precies voor ogen heeft, wordt niet duidelijk.

Het gaat hier om de methode micro-computertomografie, oftewel microCT. Dit is een techniek waarbij driedimensionale zwart-witbeelden worden verkregen van relatief kleine objecten. De grijswaarde in deze beelden is een maat voor de dichtheid van het in het object aanwezige materiaal. Met behulp van microCT is het mogelijk de aanwezigheid van andere materialen aan te tonen in het onderzoeksmateriaal. In dit geval is de prop uit de sponning van een cockpitraam (SIN AAHZ3650NL) met behulp van microCT onderzocht. Uit dat onderzoek blijkt niet dat er zich andere materialen of metalen dan roestvaststaal in de prop bevinden.

Anders dan de vraagstelling van de verdediging suggereert, was het onderzoek aan de prop hiermee niet afgerond. Nadat microCT-onderzoek geen aanwijzingen opleverde voor de aanwezigheid voor andere materialen of metalen dan roestvaststaat, is de elementsamenstelling ook nog op een andere, meer gebruikelijke wijze bepaald.51 Ook dat onderzoek heeft uitgewezen dat het gaat om roestvaststaal.52 

Het zijn niet de resultaten van het microCT-onderzoek geweest waarmee het verdere onderzoek is verricht, maar de resultaten van het andere onderzoek.53 Er bestaat dus geen belang bij een nadere bevraging over het microCT-onderzoek omdat dit geen invloed zal hebben op de conclusies die wel of niet aan het forensisch onderzoek als geheel kunnen worden verbonden.

De verdediging wenst verder de rapporteurs te horen over de gebruikte Bayesiaanse wijze van rapporteren (randnummer 77). Dat is echter een vraag naar algemene informatie over een standaard werkwijze van het NFI. Daar kan geen deskundigenverhoor bij de rechter-commissaris voor worden gelast. Zulke informatie kan door de verdediging eenvoudig uit open bronnen worden verkregen. In het rapport zelf verwijzen de deskundigen bijvoorbeeld al naar de vakbijlage “De reeks waarschijnlijkheidstermen van het NFI”, die te vinden is op de website van het NFI.54 Het NFI biedt over dit onderwerp ook een openbaar toegankelijke online cursus aan.55 Nu uw rechtbank gewend is om rapporten te interpreteren waarin de onderzoeksresultaten op deze wijze worden weergegeven, is het horen van de deskundigen over dit onderwerp niet noodzakelijk voor enige door de rechtbank te nemen beslissing.

Wat resteert in de motivering van dit verzoek is een moeilijk te volgen betoog dat deels een voorschot lijkt op het pleidooi, en deels gebaseerd lijkt op een onjuiste lezing van het rapport. Zo wordt gesproken over ‘bevindingen die opzij worden gezet’ en hypotheses die worden afgewezen (randnummers 82 en 87), terwijl dat in het rapport niet te lezen valt.

Alles overziende concludeert het OM dat uit de toelichting van de verdediging geen noodzaak blijkt tot het horen van deskundigen over rapport Primo 9162.

Overige rapporten (randnummers 89 - 95)

Pulatov wenst verschillende deskundigen te doen horen over de in bijlage 3 opgesomde rapporten. Daarbij wordt niet gemotiveerd aangegeven welke vragen nog beantwoord moeten worden, omdat dit “onredelijk veel tijd zou kosten” (randnummer 90). Wel wordt vast aangekondigd dat de verhoren van die onderzoekers meerdere dagen per persoon zouden moeten gaan duren (randnummer 92). Zoals in de inleiding al is besproken, kan een dergelijk verzoek niet worden toegewezen. Om te concluderen dat er belang of noodzaak bestaat bij een deskundigenverhoor moet worden geconstateerd dat er relevante vragen te beantwoorden zijn. Zonder concrete motivering gaat dat niet. De verdediging heeft inmiddels zo veel tijd gehad om onderzoekswensen in te dienen dat het ontbreken van die concrete motivering niet te verantwoorden is. Als het gaat om zittingstijd had de verdediging uiteraard haar motivering schriftelijk bekend kunnen maken en die ter zitting kunnen samenvatten.

Het huidige verzoek moet dus bij gebrek aan motivering worden afgewezen

Primo-06556 (randnummers 96-98)

De verdediging heeft ook vragen over Primo-06556, een rapport met de bevindingen van onderzoek aan een aantal in Wijk bij Duurstede veiliggestelde fragmenten. Dit onderzoek was gericht op het vaststellen van een eventuele relatie met een explosie binnen of buiten het vliegtuig. De verdediging wil de deskundigen bevragen over twee specifieke deeltjes. Eén is een klein stukje roodbruin staal, dat zat vast gesmolten in een onderbroek. Die onderbroek is los aangetroffen tussen de bagage en goederen, dus niet aan het lichaam van een slachtoffer. De onderbroek is op 21 oktober 2014 in Nederland aangekomen, en heeft dus vele maanden in oorlogsgebied gelegen. In die periode is in en om het rampgebied actief gevochten tussen Oekraïense militairen en separatistische strijders. In het rapport wordt benoemd dat het deeltje mogelijk afkomstig is van een wapen dat is gebruikt bij oorlogshandelingen in het gebied waar vlucht MH17 is neergekomen. Ook het andere deeltje is aangetroffen tussen de bagage en goederen. Het bevat geen kenmerken van een explosie, noch residu van explosieve stoffen. De elementsamenstelling komt niet overeen met uit lichamen van slachtoffers veiliggestelde fragmenten. De vragen die de verdediging opwerpt zijn onvoldoende duidelijk en relevant om een verhoor te rechtvaardigen. Dat niet van ieder op de crash site aangetroffen deeltje de exacte herkomst kan worden vastgesteld valt te verwachten. Voor zover de verdediging meent dat deze twee deeltjes die zijn gevonden tussen bagage met zware brandschade een ander licht zouden kunnen werpen op het gebruikte wapen, kan zij vragen hierover stellen aan de nog te verhoren deskundigen over het schadebeeld.

Een verhoor van de rapporteurs van Primo-6556 is dus niet noodzakelijk.

Primo-08139 (randnummers 99 - 108)

Dan komen wij bij de verzoeken van Pulatov over Primo-8139. Dit is een voorlopig rapport uit 2016 over onderzoek naar sporen van explosieven op de wrakstukken van MH17. Ook bij dit verzoek worden vragen geformuleerd alsof het rapport op zichzelf staat, terwijl het gaat om een voorlopig rapport dat is vervangen door een definitief rapport van een latere datum: Primo-8688. Dat gegeven alleen al maakt dat de motivering tekort schiet.

De resultaten van het onderzoek naar explosievensporen op de wrakstukken zijn duidelijk verwoord, en de beperkingen om daaraan meer specifieke conclusies te verbinden ook. Die beperkingen vloeien met name voort uit de lange tijd dat de wrakstukken in oorlogsgebied hebben gelegen en de wijze waarop zij zijn verzameld en vervoerd. Het OM begrijpt niet dat de verdediging deze beperkingen afdoet als ‘speculaties’.56 Laat staan dat deze ‘speculaties’ reden zouden zijn voor een verhoor.

De verdediging meent daarnaast dat het onderzoek onvolledig is omdat geen onderzoek is gedaan naar de detonator van de warhead. Dit onderzoek had kunnen uitwijzen of die detonator PETN bevat.57 De verdediging wil de deskundige hierop bevragen. De verdediging miskent hiermee dat dit onderzoek niet zinvol is: het wel of niet aantreffen van PETN zou immers niets veranderen aan de beperkingen van het onderzoek aan de wrakdelen, te weten het langdurig verblijf van de wrakdelen in oorlogsgebied en de wijze van verzamelen en vervoer. De verdediging laat na concreet te maken welk zinvol onderzoek ten onrechte is nagelaten en wat daar de gevolgen van zouden zijn.

Ook dit verzoek moet daarom bij gebrek aan motivering en relevantie worden afgewezen.  

Toevoeging aan het dossier van rapport 111 (randnummer 104)

Pulatov verzoekt uw rechtbank NFI rapport 111 over sporen van raketbrandstof toe te voegen aan het dossier.

Daartegen hebben wij geen bezwaar.

Primo-07626 (randnummers 109-118)

Verder heeft Pulatov vragen over het verslag van de fysieke vergelijking van aangetroffen vliegtuigvreemde materialen met onderdelen van twee referentieraketten. Daarvoor wenst hij de opsteller van dit verslag, een forensisch onderzoeker van de Australian Federal Police, te doen horen over zijn “(on)deskundigheid” (randnummers 113), de “beperkingen van zijn onderzoek” (randnummers 113) en de wijze waarop hij het onderzoek heeft uitgevoerd (randnummers 114 en 115).

Ook hier brengt de verdediging weer bezwaren in tegen het rapport, maar maakt zij niet duidelijk welke aanvullende informatie zij nu precies van de getuige wenst te vernemen. Dat deze forensisch onderzoeker inderdaad geen Buk-deskundige is, hoeft niet meer aan hem te worden voorgelegd. Daar is deze politieman zelf al heel duidelijk over. Dat doet er ook niet toe, omdat hij zich geen (wapen)technisch oordeel aanmeet. Hij beperkt zich tot een vergelijking van de uiterlijke kenmerken en magnetische eigenschappen van aangetroffen voorwerpen met onderdelen van een Buk-raket. De vastgestelde overeenkomsten heeft hij nauwkeurig vastgelegd. Alle vragen van de verdediging over zijn “(on)deskundigheid” worden al door hem beantwoord in zijn verslag. Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat zijn referentiemateriaal bestond uit twee typen Buk-raketten. Nadere vragen van de verdediging over deze ‘beperking’ kan deze onderzoeker niet beantwoorden. De opmerking dat in dit geval sprake zou zijn van een ‘beperking’ impliceert bovendien dat het voor de resultaten uitmaakt welke 9M38-raket en welke 9M38M1-raket in de vergelijking is betrokken, terwijl de door de Russische Federatie verstrekte documentatie over het assemblageproces van dergelijke raketten juist duidelijk maakt dat dit géén verschil zou moeten uitmaken.58

Daarmee resteren de vragen van de verdediging over de wijze waarop hij zijn onderzoek heeft uitgevoerd. Dat was een rechttoe-rechtaan vergelijking van uiterlijke kenmerken en magnetische eigenschappen. Die vergelijking is in detail beschreven in het verslag en fotografisch vastgelegd. In totaal zijn er 475 foto’s van dit onderzoek opgenomen in het dossier. In combinatie met het uitvoerige verslag geven die een gedetailleerd beeld van het onderzoek en de bevindingen. Op 7 oktober jl. hebben wij de verdediging nog op deze foto’s gewezen.59

De wijze waarop het onderzoek is verricht, blijkt niet alleen uit deze en honderden andere foto’s, maar wordt ook uitvoerig toegelicht. Toch stelt de verdediging dat het “niet duidelijk” is of “het referentiemateriaal tijdens zijn onderzoek fysiek aanwezig was en/of dat daarvan ook de foto’s zijn bekeken” en “of er met een microscoop is gewerkt of andere hulpmiddelen” (randnummer 115). Die vragen worden allemaal beantwoord in het rapport en de foto’s: de prop, de andere stukken van overtuiging én het referentiemateriaal zijn fysiek door de forensisch specialist onderzocht en vergeleken. Hij was zowel in Oekraïne als in Nederland betrokken bij het aan deze raketten en stukken van overtuiging verrichte onderzoek. Hij heeft dit onderzoek in Australië voortgezet op basis van foto’s en door ETVR gemaakte 3D-scans.

Verder wil Pulatov de onderzoeker bevragen over de inslagrichting (randnummers 116-117) en de detonatielocatie van de raket (randnummer 117). De eerste vraag wordt beantwoord in het verslag: op basis van foto’s die eerder zijn gemaakt, voordat de prop uit de sponning is genomen, heeft de onderzoeker nauwkeurig omschreven en toegelicht uit welke globale, ruime richting de prop moet zijn ingeslagen. Dat is een beredeneerde waarneming die de verdediging zelf kan toetsen op basis van de foto’s. De vraag over de detonatielocatie valt ook volgens de verdediging (randnummer 117) buiten het bereik van de expertise van deze onderzoeker. Die vraag kan hem dus niet gesteld worden.

Tot slot wil Pulatov de onderzoeker bevragen over zijn conclusie dat de “features” van een vliegtuigvreemd deeltje (AAGK3338NL) “are consistent with the umbilical slide cover of both the 9M38 and 9M38M1 reference missiles” (randnummer 118).60 Ook dit zou volgens de verdediging niet duidelijk zijn. Als wij het rapport bekijken, zien we dat de onderzoeker in bijna vier pagina’s beschrijft wat zijn bevindingen zijn. Die beschrijving wordt nader ‘ingekleurd’ door maar liefst 65 foto’s. Op basis van die uitgebreide beschrijving én de bijgevoegde foto’s is duidelijk op basis van welke ‘feautures’ de onderzoeker zijn conclusie baseert. Pulatov kan er van alles van vinden, maar de foto’s vertellen het hele verhaal. Als de verdediging daar iets anders op ziet dan de onderzoeker, kan zij dat aan de rechtbank laten weten. Daarvoor hoeft niemand gehoord te worden.

Primo-06937 (randnummers 119 - 124)

Het volgende verzoek betreft Primo-06937, het proces-verbaal van veiligstellen van de zojuist ook al genoemde ‘prop’ uit de sponning van het cockpitframe. De verdediging wil vragen stellen over de wijze waarop de prop in het cockpitframe is aangetroffen, en in het bijzonder over de geconstateerde inslagrichting van die prop.61 Ook wordt de vraag opgeworpen of de wetenschappers van TNO, RMA, NLR en NFI de bevindingen van de verbalisanten over die inslagrichting onderschrijven.62 Om met dit laatste te beginnen: dit is een vraag die in ieder geval niet door de verbalisanten kan worden beantwoord. Een verbalisant kan niet gevraagd worden naar het oordeel van een ander. Overigens hebben genoemde instanties zich geen oordeel gevormd over de bevindingen van verbalisanten. Als de verdediging vindt dat dit onderzoek alsnog moet gebeuren, zal zij eerst concreet moeten maken wat daarvan de toegevoegde waarde is. Het enkele feit dat verbalisanten geen wetenschappers zijn is in ieder geval onvoldoende concreet om die meerwaarde te veronderstellen.

De eerste vraag, over de bevindingen van de verbalisanten zelf ten aanzien van de wijze waarop de prop in het cockpitframe is aangetroffen, wordt overigens al beantwoord in het proces-verbaal. Dat bevat namelijk niet alleen een feitelijke beschrijving van wat de verbalisanten hebben gedaan en geconstateerd, maar ook veertien foto’s waarop de lezer zelf kan zien wat de verbalisanten beschrijven. In het mediadossier zijn deze en aanvullende foto’s opgenomen in een hogere resolutie.

In juni hebben we dit proces-verbaal al uitgebreid op zitting besproken63 en hebben we ook sommige van die foto’s al getoond ter zitting. Wij laten nu drie foto’s zien, waarvan twee al getoond zijn in juni:

Vergroot afbeelding Op deze foto is ingezoomd op het deel van de sponning van het cockpitraam waar de prop is aangetroffen. De prop zelf is niet te zien, maar u ziet wel de in het proces-verbaal beschreven niet-verstoorde beroeting op de sponning, die vooral te zien is op de geel-bruine constructie onder de twee framestijlen. U ziet ook een barst in die geel-bruine raamconstructie.
Op deze foto is ingezoomd op het deel van de sponning van het cockpitraam waar de prop is aangetroffen. De prop zelf is niet te zien, maar u ziet wel de in het proces-verbaal beschreven niet-verstoorde beroeting op de sponning, die vooral te zien is op de geel-bruine constructie onder de twee framestijlen. U ziet ook een barst in die geel-bruine raamconstructie.

Op de volgende twee foto’s ziet u dat, zoals eveneens in het proces-verbaal is beschreven, ander materiaal van het frame moest worden weggeslepen om bij de prop te komen. Eén van de twee raamstijlen is helemaal verwijderd, waardoor de onderliggende geel-bruine constructie aan de oppervlakte is gekomen en de eerder genoemde barst beter te zien is. Als ook een laatste stuk van de raamstijl is weggeslepen, komt – precies daar waar die barst zit – de prop tevoorschijn.

Er zijn veel meer van dit soort foto’s opgenomen in het dossier, maar deze drie volstaan wat ons betreft al om te constateren dat de verdediging vragen wil stellen over een klein onderdeel van het onderzoek dat zo uitgebreid schriftelijk en fotografisch is vastgelegd dat ieder relevant aspect ervan al in het dossier in woord en beeld te vinden is.

Als Pulatov nadere vragen wil stellen over dit specifieke deel van het schadebeeld kan hij dat uiteraard doen aan de deskundigen die al zijn toegewezen om nog gehoord te worden over het schadebeeld. Wij zien niet hoe een verhoor van de opstellers van Primo-6937 iets wezenlijks zou kunnen toevoegen aan hun proces-verbaal en die al geplande deskundigenverhoren. Daarbij rijst natuurlijk de vraag waarom dit verzoek pas nu, in november, wordt gedaan terwijl dit proces-verbaal en de daarin opgenomen bevindingen van de verbalisanten al in juni uitgebreid zijn besproken ter zitting.

Onderzoek NLR, RMA en TNO

De verdediging heeft verzocht om de verhoren van de rapporteurs van het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR) (randnummers  160 - 167), de Belgische Koninklijke Militaire School (RMA) (randnummers 140 - 159) en de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) (randnummers 168-186).

Voor een deel zien deze verzoeken op onderzoek dat is verricht in opdracht van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV). Dit betreft onderzoek naar het schadebeeld van vlucht MH17 dat is verricht door externe deskundigen van TNO en het NLR.

Zoals de verdediging zelf heeft opgemerkt,64 roept dit vragen op over de mogelijkheid om het eindrapport van de OVV en externe rapporten van TNO en het NLR voor het bewijs te gebruiken. Nu er concrete verzoeken zijn gedaan, kunnen die vragen ook gericht beantwoord worden.

Volgens art. 69 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid (ROVV) mogen bepaalde informatiebronnen van het OVV-onderzoek niet voor het bewijs worden gebruikt in een strafzaak. Doel van die bewijsuitsluiting is om te voorkomen dat informatie die de OVV heeft verzameld niet ten nadele van betrokkenen gebruikt wordt, bijvoorbeeld in een strafzaak. Daarmee wordt bevorderd dat betrokkenen in alle vrijheid informatie delen, zonder vrees dat zij daarvoor aansprakelijk worden gesteld, en de OVV dus zoveel mogelijk gegevens kan verzamelen voor zijn onderzoek.65 

Omdat zulke informatie van betrokkenen ook kan worden opgenomen in het eindrapport van de OVV is er uiteindelijk, na de nodige parlementaire discussie,66 voor gekozen om dat rapport volledig uit te sluiten van het bewijs (art. 69 lid 1 sub f ROVV). Consequentie daarvan is dat het OVV-rapport niet gebruikt mag worden als belastend bewijs tegen Pulatov en de andere drie verdachten. Het rapport mag wél gebruikt worden als ontlastend bewijs67 of voor de beoordeling van de rechtbank van de volledigheid van het strafrechtelijk onderzoek en de mogelijkheden van nader onderzoek.68 Daarom heeft het OM dit rapport ook toegevoegd aan het procesdossier: om zo volledig mogelijk beeld te geven van de beschikbare informatie over de toedracht van het neerstorten van MH17. Om dezelfde reden heeft het OM ook tijdens zijn toelichting op het strafrechtelijk onderzoek verwezen naar de OVV-bevindingen over de geluidsgolven van de CVR: die bevindingen van de OVV waren namelijk in lijn met alle strafrechtelijke bevindingen op grond waarvan een explosie van binnenuit het vliegtuig en een aanval met een gevechtsvliegtuig konden worden uitgesloten. Naar de geluidsgolven op de CVR was dus geen nader onderzoek meer nodig, omdat de bevindingen van de OVV daarover aansloten bij de strafrechtelijke bevindingen van het OM.69 Het OM heeft dat onderzoek van de OVV niet opgevoerd als belastend bewijs, maar als toelichting op zijn conclusie dat hier geen nader onderzoek meer naar verricht hoefde te worden.

Voor het eindrapport is dus duidelijk dat dat niet als belastend bewijs gebruikt kan worden.

Voor de externe rapporten van TNO en het NLR is dat minder duidelijk. Naar de letter van de wet zijn die rapporten geen door de Raad opgestelde of vastgestelde documenten70 in de zin van art. 69 lid 1 sub f ROVV, maar door externe deskundigen opgestelde rapporten die de OVV afzonderlijk openbaar heeft gemaakt. Verder zien die rapporten op de beoordeling van wrakstukken, die ook in het strafrechtelijk onderzoek in beslag zijn genomen. Door strafrechtelijk gebruik van die technische bevindingen komt de bereidwilligheid van getuigen om mee te werken aan OVV-onderzoek niet in het geding. Die wrakstukken zijn stille getuigen die vanzelf hun informatie prijsgeven, geen personen die zwijgen omdat ze later in een procedure kunnen worden betrokken.

De parlementaire geschiedenis is niet eenduidig over de uitleg van deze wettelijke bepaling en de vraag of externe rapporten die bijlagen vormen bij een OVV-rapport voor het bewijs gebruikt mogen worden of niet.71 

Wat daar ook van zij, volgens het OM voegen de rapporten over het schadebeeld die het NLR en TNO in opdracht van de OVV hebben opgemaakt niets toe aan de bevindingen die daarover in het strafrechtelijk onderzoek zijn gedaan. Het valt daarom wat het OM betreft niet te verwachten dat rapporten gemaakt in opdracht van de OVV voor het bewijs worden gebruikt. Daarom zien wij geen belang of noodzaak om de rapporteurs hierover te horen. In de toelichting van de verdediging vinden wij in elk geval geen verhooronderwerpen terug die een nieuw of ander licht zouden kunnen werpen op de bevindingen die in het strafrechtelijk onderzoek zijn gedaan. Voor zover de verdediging relevante vragen heeft over het onderzoek van het NLR naar het schadebeeld gedaan in het strafrechtelijk onderzoek, kan zij die al voorleggen aan deskundige van het NLR in het lopend onderzoek van de rechter-commissaris.

Lopend onderzoek van de rechter-commissaris

In uw tussenuitspraak van 3 juli 2020 heeft u al verhoren gelast van deskundigen van het NLR en de RMA over het schadebeeld van de MH17 en de berekening van het afvuurgebied. Wat dat schadebeeld betreft, heeft u overwogen dat zij door de rechter-commissaris gehoord zullen worden “over de vraag in hoeverre het op de wrakdelen van MH17 waargenomen schadebeeld duidt op het gebruik van een BUK-raket”.72 Daarbij heeft u overwogen dat de verdediging er belang bij heeft om het ten laste gelegde scenario dat MH17 is neergehaald met een Buk-raket te beproeven en dat “[v]olgens een aantal van door de verdediging genoemde personen (…) het schadebeeld van de MH17 sporen [zou] vertonen van een of meerdere andere wapens”.73 In het nader onderzoek naar het afvuurgebied heeft u ook besloten om een deskundige van Almaz Antey te laten benoemen en deze in het onderzoek te betrekken. Voor beide onderzoeken, naar het schadebeeld en het afvuurgebied, heeft u de zaak van Pulatov naar de rechter-commissaris verwezen.

Die onderzoeken hebben om verschillende redenen nog niet kunnen plaatsvinden.

In het onderzoek naar de afvuurlocatie heeft de rechter-commissaris - ondanks een rechtshulpverzoek in juli jl. waarna meermalen contact heeft plaatsgevonden met de Russische autoriteiten - nog steeds geen rapporten van Almaz Antey ontvangen. Ook is de rechter-commissaris nog niet in staat gesteld om een deskundige van Almaz Antey te benoemen, omdat de daarvoor benodigde informatie nog niet door de Russische autoriteiten is verstrekt. De bal om dit onderzoek van de kant te krijgen, ligt bij de Russische Federatie. Voor het onderzoek naar het schadebeeld ligt die bal al maanden bij de verdediging. Dit onderzoek vangt immers aan met een bezichtiging van de reconstructie van MH17 door een door de verdediging aan te wijzen kundig persoon. Die bezichtiging heeft nog niet plaatsgevonden, omdat de verdediging sinds de beslissing van 3 juli 2020 nog geen kundig persoon heeft aangewezen. Pas nadat die bezichtiging heeft plaatsgevonden én deze kundige persoon voor de verdediging rapport heeft uitgebracht, kunnen de deskundigen van het NLR en de RMA daarop reageren. En pas daarna kunnen de verschillende deskundigen hierover gehoord worden. De start van de verhoren van al deze deskundigen hangt op dit moment dus af van de verdediging en de Russische autoriteiten.

In plaats van de reconstructie te bezoeken met een kundig persoon, waardoor de voorbereidingen van de eerder gelaste verhoren van de deskundigen van de RMA en het NLR in gang kunnen worden gezet, vraagt Pulatov nu opnieuw om een verhoor van al toegewezen deskundigen over dezelfde onderwerpen: onderzoek naar het schadebeeld (randnummers 127-130 over Primo-05604, bijlage 5; randnummers 153 -159 over Primo-12419) en het afvuurgebied (randnummers 160 - 167 over Primo-10509). Dat kunnen wij niet volgen. Dit verzoek is een herhaling van zetten en kost onnodig zittingstijd. Vragen over deze onderwerpen vallen duidelijk binnen het bereik van de eerdere verwijzing van uw rechtbank. Voor zover die vragen door de rechter-commissaris relevant worden geacht, kunnen die in het lopend onderzoek worden gesteld. Wat het OM betreft zijn deze verzoeken dus al eerder toegewezen en hoeven die niet opnieuw besproken te worden.

Aangezien dat al toegewezen onderzoek door de verdediging zelf op gang moet worden gebracht, willen wij haar opnieuw74 in overweging geven om hetzij nu tot uitvoering over te gaan, hetzij van dat onderzoek van de reconstructie door een kundig persoon af te zien. De verdediging heeft vorige week echter duidelijk gemaakt dat zij hier nog steeds niets concreets over kan melden.75 Dan rest ons niets anders dan uw rechtbank te verzoeken hier een termijn voor te stellen. Dat zullen wij doen na de bespreking van alle onderzoekswensen van Pulatov. 

Primo-12418 en Primo-12417 (randnummers 140 - 152)

Alleen het verzoek om RMA-deskundigen te horen over rapporten die (gedeeltelijk) zien op los aangetroffen raketdelen (randnummers 140 - 147 over Primo-12418 en randnummers 148 - 152 over Primo-12417), valt niet binnen het bereik van de eerder toegewezen verhoren van deze deskundigen over het schadebeeld van de MH17.

Voor ons is niet begrijpelijk waarom de verdediging dit verzoek niet eerder heeft gedaan. Het OM heeft deze rapporten van de RMA al begin juni in zijn toelichting benoemd. Op de daaropvolgende zittingen eind juni, augustus en september heeft de verdediging hier geen verzoek aan verbonden. Er wordt geen enkele uitleg gegeven waarom zij hier nu pas in de vierde ronde mee komt.

Als wij vervolgens kijken naar de vragen die de verdediging hier nu alsnog over wenst te stellen, dan vinden die al antwoord in de betreffende rapporten.76 Er wordt dus, kort gezegd, naar de bekende weg gevraagd. Het OM ziet geen reden om het lopend onderzoek van de rechter-commissaris te belasten met onnodige vragen, nu dit toch al meer tijd kost dan voorzien.

Notulen RMA/NLR (randnummers 187-191)

Pulatov heeft verder verzocht om stukken aan het dossier toe te voegen.

In de eerste plaats gaat het om eventuele “notulen, verslagen en/of aantekeningen” van een overleg tussen het NLR en de RMA, dat vermeld wordt in het NLR-rapport over de berekening van het afvuurgebied (randnummers 180-184). Met het bestaan van die eventuele stukken is het OM niet bekend. Op haar verzoek op de zitting van juni heeft het OM al verschillende stukken van het NLR en de RMA ter inzage aangeboden aan de verdediging. Nadien heeft de verdediging herhaaldelijk inzage gevraagd en gekregen in andere stukken. Waarom dit voegingsverzoek nu pas op zitting wordt gedaan, en waarom niet eerder inzage is gevraagd aan het OM, is onduidelijk.

De verdediging wil kennis nemen van eventuele “notulen, verslagen en/of aantekeningen” van dit overleg tussen het NLR en de RMA “[o]m te kunnen beoordelen of de deskundigen inderdaad elkaars onderzoek niet hebben beïnvloed” (randnummers 187). Dat is zacht gezegd speculatief. In de door de verdediging aangehaalde bronvermelding in het NLR-rapport wordt vermeld dat er een “meeting” heeft plaatsgevonden met de RMA over de resultaten van de arenatest. Daar is niks vreemds aan, aangezien de RMA en het NLR gezamenlijk betrokken waren bij de uitvoering van de arenatesten in Oekraïne. De RMA heeft de bij die testen verkregen gegevens verwerkt en vastgelegd en vervolgens aan het NLR verstrekt ten behoeve van het onderzoek van het NLR. Ook dat wordt keurig vermeld in het NLR-rapport, waarover de verdediging al zo’n driekwart jaar beschikt, net als de bron van die verwerkte gegevens. Daar hebben wij in onze toelichting in juni ook naar verwezen.77 

Overleg over een gezamenlijk uitgevoerde arenatest is iets anders dan elkaars vervolgonderzoeken op basis van de resultaten van die test beïnvloeden. Dat dat vervolgonderzoek door NLR en RMA onafhankelijk van elkaar is verricht, blijkt duidelijk uit de verschillende rapporten. Het verschil tussen de door beide instituten berekende afvuurgebieden illustreert dat.

Wij zien dus geen reden om navraag te laten doen naar het bestaan van notulen, verslagen of aantekeningen van dat overleg. Op basis van de stukken in het dossier en de concepten die ter inzage zijn verstrekt is al meer dan inzichtelijk en controleerbaar hoe het NLR-rapport tot stand is gekomen. Als de verdediging daar nog relevante vragen over heeft, kan zij die zelf aan de NLR- en RMA-deskundigen stellen. Uw rechtbank heeft hun verhoren al eerder toegewezen.

Er bestaat dus geen noodzaak om de rechter-commissaris op de dragen om na te gaan of zulke stukken bestaan, zoals de verdediging vraagt.

Primo-07628 (randnummers 192 -197)

In de tweede plaats heeft de verdediging verzocht om een stuk aan het dossier toe te voegen met Primo-nummer 07628 (randnummers 185-190). Er wordt naar verwezen in Primo-12277, als bron voor de vaststelling dat beide typen Buk-raketten, de 9M38 en de 9M38M1, dezelfde 9N314M warhead kunnen dragen. Eind augustus heeft de verdediging ook al om inzage in dit stuk gevraagd.78 Zoals wij de verdediging toen al schriftelijk hebben laten weten,79 is hier sprake van een verschrijving. Deze verschrijving is niet alleen gemeld in correspondentie, maar is ook in het algemeen relaas gecorrigeerd. In dit proces-verbaal (Primo-12277) is niet bedoeld te verwijzen naar Primo-07628, maar naar 07626. In dit laatste stuk doet de Australian Federal Police verslag van de ontmanteling van twee Oekraïense Buk-raketten, van de typen 9M38M1 en 9M38. In beide raketten zijn toen warheads aangetroffen van het type 9N314M. Met dit verslag is de verdediging genoegzaam bekend: voor haar verzoek om een Australische verbalisant te horen wordt er gericht naar verwezen (randnummers 109-118).

Deskundige Koeberg

Al met al maakt hetgeen de verdediging naar voren brengt voor ons op geen enkel punt duidelijk dat aanvullend forensisch onderzoek noodzakelijk is. Uw rechtbank is echter de enige die dat ten gronde kan beoordelen, omdat bij het noodzakelijkheidscriterium de eigen verantwoordelijkheid van de rechter voor voldragen waarheidsvinding voorop staat. Volledigheidshalve merken wij daarom nog het volgende op. Indien u meent dat het wel in de rede ligt om een onderzoeker van het NFI te laten horen over de meer algemene onderwerpen die de verdediging aan de orde heeft gesteld of over vragen die uw rechtbank zelf nog heeft over het NFI onderzoek als geheel, dan denken wij (subsidiair) dat een verhoor van deskundige Koeberg het meest voor de hand ligt. Hij was vanaf het begin van het onderzoek betrokken en is de auteur van de overkoepelende IDFO-rapporten waarin het meeste NFI onderzoek in samenhang wordt besproken.

Tot slot

Ter afsluiting is het goed om te benadrukken dat de beslissing van uw rechtbank van 3 juli jl. al ruim baan heeft gegeven aan Pulatov om de forensische bevindingen in het onderzoek te betwisten met eigen tegenonderzoek. Die eerdere ruime toewijzing van onderzoekswensen is relevant voor de vraag of nu ook nog andere onderzoekswensen op hetzelfde gebied moeten worden ingewilligd: het horen van deskundigen die al gerapporteerd hebben is minder snel noodzakelijk te noemen als een verdachte al in de gelegenheid wordt gesteld hun bevindingen te controleren en betwisten met eigen deskundigenonderzoek.80

Getuigen afvuurlocatie

Inleiding

Pulatov wenst een groot aantal getuigen te horen over de vraag of de Buk-raket is afgevuurd vanuit de omgeving van Pervomaiskyi (pleitaantekeningen deel 4 van 5, randnummers 1-124, 187-221 en 471-532). Sommigen van hen hebben eerder verklaringen afgelegd over (met name) hun waarneming van de Buk-TELAR in Oost-Oekraïne, anderen hebben nog niet verklaard in dit onderzoek. Van meerdere personen zijn geen identificerende gegevens of contactgegevens bekend. Daarnaast heeft Pulatov verzocht om verstrekking van de historische telefoongegevens (zendmastgegevens) van tientallen om – naar wij begrijpen - hun ‘betrouwbaarheid te onderzoeken’ (randnummers 149-156).

Voor de beoordeling van deze verzoeken zijn verschillende omstandigheden van belang. In de eerste plaats strekt een getuigenverhoor, net als een verhoor van een deskundige, tot informatieoverdracht. Van iedere gevraagde getuige moet daarom worden aangegeven waarover hij bevraagd moet worden en waarom dat van belang of noodzakelijk is.81 Daarbij is relevant of zich van de gevraagde getuige al een belastende verklaring in het dossier bevindt, of niet. De beoordeling van getuigenverzoeken die bedoeld zijn om een al afgelegde belastende verklaring nader te toetsen is immers een andere dan de beoordeling van getuigenverzoeken die bedoeld zijn om nieuw, ontlastend bewijs te verkrijgen.82 Dat Pulatov van sommige getuigen niet duidelijk maakt of hij een verhoor vraagt om belastend bewijs te toetsen of ontlastend bewijs te vinden, maakt die verzoeken dus niet sterker.83

Bij getuigenverzoeken die bedoeld zijn om belastend bewijs nader te toetsen is onder meer van belang of het onderwerp waar vragen over geformuleerd worden wel wordt betwist, hoeveel bewijs daarover in het dossier als geheel voorhanden is84 en ook of dat onderwerp voldoende relevant is voor enige door de rechtbank te nemen beslissing. Simpeler gezegd: of het er echt ‘toe doet’. Daarbij is een relevant verschil of een getuige alleen informatie geeft over het gepleegde misdrijf, of ook specifiek over de verdachte belastend verklaart. In het laatste geval kan een nader verhoor van die getuige noodzakelijk zijn met het oog op een eerlijk proces, in het eerste geval is niet goed denkbaar dat die getuige kan worden aangemerkt als een ‘sole and decisive witness’ in de zaak van de verdachte.

Het enkele feit dat een verdachte het niet eens is met een belastende getuigenverklaring in het dossier is niet voldoende om een nader verhoor van die getuige te gelasten. De rechtbank Rotterdam motiveerde dat eerder als volgt:

“Van de verdediging kan en mag worden gevergd dat wordt aangegeven op welke onderdelen een (belastende) verklaring wordt betwist, of waaróm de redenen van wetenschap onderzocht moeten worden, en dat een en ander (in elk geval enigszins) inhoudelijk wordt geconcretiseerd. Zonder dat is immers niet vast te stellen of, waarom en waaraan de verklaring van en bepaalde persoon zou moeten worden getoetst. Het verhoor van zo’n persoon zou dan een fishing expedition worden, waarbij de getuige gevraagd wordt zijn verhaal nogmaals te doen, in de hoop dat de getuige mogelijk op detailniveau anders verklaart, zodat daarná op basis dáárvan de betrouwbaarheid van de getuige aangevallen of in twijfel getrokken zou kunnen worden. Dat is echter een verkeerde volgorde der dingen.”85

Een aanvullend getuigenverhoor moet dus meer zijn dan een herhaling: het moet iets verhelderen. Naarmate een verklaring of proces-verbaal duidelijker is, is daarvoor een concretere motivering voor nodig.86

In zaken met veel verschillende mogelijke bewijsmiddelen en veel onderzoekswensen dient de rechter kritisch te bekijken welk bewijs naar verwachting dragend is voor de bij vonnis te nemen beslissingen, en welk bewijs niet. Immers, de rechter is niet alleen (mede) verantwoordelijk voor de eerlijkheid van het proces, maar ook voor de voortvarendheid daarvan.87 Het belang van die voortvarendheid dient de rechter mee te wegen bij de beoordeling van getuigenverzoeken. Dat betekent dat getuigenverzoeken niet worden toegewezen als zij het strafproces ernstig zouden vertragen maar niet nodig zijn om de verdachte een eerlijk proces te geven – bijvoorbeeld omdat de verdachte al genoeg andere mogelijkheden heeft om de tenlastelegging te betwisten. De rechter hoort bij de beoordeling van getuigenverzoeken immers niet alleen de motivering van ieder individueel verzoek te betrekken, maar ook de vraag in hoeverre zijn beslissingen op alle onderzoekswensen van invloed is op de eerlijkheid en voortvarendheid van het proces als geheel.88

Bezien we met dit toetsingskader de onderzoekswensen die geformuleerd zijn over de vraag wat de afvuurlocatie was van de raket die MH17 neerschoot, dan vallen een paar dingen op. In de eerste plaats dat in juni al onderzoekswensen zijn toegewezen die veel directer zien op het bewijs voor de afvuurlocatie dan de wensen die Pulatov nu geformuleerd heeft. In juni besloot uw rechtbank al dat de getuigen M58 en X48, die beiden hebben verklaard over hun waarnemingen op de afvuurlocatie, nader gehoord zullen worden. Ook heeft u nader deskundigenonderzoek toegewezen naar de berekening van het afvuurgebied.

In de tweede plaats valt op dat Pulatov niet of nauwelijks uitlegt welke informatie met de gevraagde verhoren verkregen zou kunnen worden die invloed kan hebben op het oordeel van uw rechtbank over de afvuurlocatie. Als wij het goed begrijpen is de gedachtegang dat alles met alles samenhangt, en dat de betwisting van ieder onderdeel van elke verklaring van een getuige die een Buk-TELAR heeft gezien uiteindelijk in verband staat met de afvuurlocatie. Dat is natuurlijk niet het geval.

In juni hebben wij uitgelegd dat het onderzoek naar de route van de gebruikte Buk-TELAR op verschillende manieren van belang was in het onderzoek als geheel.89 We hebben toen echter ook al uitgelegd dat een verdachte geen registeraccountant is die in algemene zin het gehele onderzoek moet controleren. Een verdachte dient zijn pijlen te richten op de beschuldiging die tegen hem wordt geformuleerd en het bewijs dat in zijn eigen zaak voor die beschuldiging van belang is.90 Dat onderscheid lijkt ten aanzien van alle nu gevraagde getuigen over de afvuurlocatie uit het oog te zijn verloren.

De algemene inleiding van de verdediging op deze getuigenverzoeken (randnummers 9-46) bevat slechts algemene stellingen die niet op een zinvolle wijze voor hele groepen getuigen kunnen worden betrokken. Het gaat bijvoorbeeld om vragen naar de kennis van militair materieel bij getuigen, de vraag of zij voor hun verklaring kennis hebben genomen van informatie over het onderzoek, de vraag op welke wijze zij in het onderzoek zijn gevonden en de vraag of zij in het gewapend conflict partij waren. Dat zijn vragen die wel relevant kunnen zijn voor de beoordeling van getuigenverklaringen, maar daarom in de meeste verklaringen ook al beantwoord worden of door de rechter-commissaris zijn meegewogen bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de bedreigd anonieme getuigen.91 Bij de samenstelling van het dossier is aandacht besteed aan de noodzaak om informatie die van belang kan zijn voor de beoordeling van getuigenverklaringen zo goed mogelijk inzichtelijk te maken, ook als vanwege ernstige veiligheidsrisico’s informatie moet worden afgeschermd. Dus is beschikbare informatie over bijvoorbeeld betrokkenheid bij een van de strijdende partijen, detentie in Oekraïne, of een militaire achtergrond zo veel mogelijk in het dossier opgenomen. Als op een van die punten nog daadwerkelijk vragen te stellen zijn, kan dat per getuige worden aangegeven. De generieke manier waarop Pulatov deze onderwerpen presenteert als een duizend-dingen motivering voor elke getuige kan echter niet slagen.  

Als we de motivering van de verdediging per getuige bezien, constateren wij dat die motivering vrijwel steeds tekort schiet. Wij concluderen daarom dat alle gevraagde verhoren die we hierna bespreken, moeten worden afgewezen. Wij leggen uit waarom.

Beoordeling getuigenverzoeken (deel 4 van 5, randnummers 1-124, 187-221 en 471-532)

Eerst zullen we kort stilstaan bij de verzoeken om twee medeverdachten en leden van de 53e brigade te horen. Daarna volgt een ruime categorie getuigenverzoeken. Tot slot van dit deel bespreken we de gevraagde verstrekking van zendmastgegevens, waarmee de betrouwbaarheid van 38 personen getoetst zou kunnen worden.

Kharchenko, Dubinskiy en leden van de 53e Brigade

Op de verzoeken van Pulatov om medeverdachten Kharchenko (pleitaantekeningen, deel 4 van 5, randnummers 52-58) en Dubinskiy (randnummers 182-183) en de leden van de 53e Brigade (randnummers 213-217) te horen zullen wij morgen terugkomen. Hun verhoor wordt ook gevraagd over de ten laste gelegde deelneming van Pulatov aan het neerschieten van MH17. Voor het bewijs van die deelneming komt het verhoor van deze getuigen eerder in beeld dan voor het bewijs voor de afvuurlocatie. Daarom zullen wij deze getuigenverzoeken bij dat onderwerp bespreken.

‘Ooggetuigen’

Een deel van de getuigen die Pulatov als “ooggetuigen"92 (kop paragrafen 2.2.2 en 2.4.3) wenst te horen over het bewijs voor de afvuurlocatie, heeft zelf niet verklaard daar geweest te zijn. Voor een ander deel van die ‘ooggetuigen’ geldt dat zij niet eerder zijn gehoord en de verdediging niet heeft gesteld of aannemelijk gemaakt dat zij daar geweest zijn. Geen van deze getuigen heeft belastend verklaard over Pulatov. In de paragraaf ‘ooggetuigen’ (2.2.2) worden ook getuigen opgevoerd die gehoord moeten worden over de betrouwbaarheid van een andere getuige, terwijl in de paragraaf ‘overige getuigen’ (2.2.6) weer verschillende personen worden opgevoerd die evengoed in de categorie ‘ooggetuigen’ passen.

Voor een meer samenhangende beoordeling van deze verzoeken zullen wij de personen die Pulatov als ooggetuigen opvoert of als zodanig kunnen worden aangemerkt, gezamenlijk bespreken. Daarbij maken we grofweg onderscheid tussen: getuigen op de route van het Buk-transport (1.2.2.1, routegetuigen), getuigen die een raket hebben waargenomen (1.2.2.2, raketgetuigen) en medestrijders van Pulatov op de route of de afvuurlocatie of getuigen die over uitlatingen van zulke medestrijders kunnen verklaren (1.2.2.3, medestrijders).

Routegetuigen

De routegetuigen S21 (randnummers 47-51), S07 (randnummers 63-65) en S27 (randnummers 112-118) zijn al in maart en juni ter zitting besproken. Geen van deze getuigen is op de afvuurlocatie geweest of heeft over de afvuurlocatie verklaard en zij hebben ook niets verklaard over de rol van Pulatov, zoals uw rechtbank in juli 2020 opmerkte toen u de vordering van het Openbaar Ministerie afwees om hen nader te horen.93 

Getuige S21 was betrokken bij de afvoer van de Buk-TELAR en pas vanaf Snizhne, niet vanaf de afvuurlocatie. S21 heeft verklaard dat S07 ook aanwezig is geweest bij het afvoeren van de Buk-TELAR na het neerschieten van MH17. Getuige S07 heeft dat zelf in zijn94 verhoren niet erkend. S27 heeft de Buk-TELAR in Donetsk gezien, maar kan niet uit eigen wetenschap verklaren over de afvuurlocatie waar de Buk-TELAR daarna naar toe is gegaan. Verhoren van deze drie getuigen kunnen daarom geen direct licht schijnen op de locatie waar de raket is afgeschoten.

Het gaat hier bij uitstek om getuigen die de verdediging eerder had kunnen vragen.

De verdediging heeft op de zitting in maart aan uw rechtbank gevraagd om pas in juni een standpunt te hoeven formuleren over de vordering van het OM tot het horen van deze getuigen, en dat uitstel ook gekregen. Het argument van de verdediging om dat uitstel te vragen was dat voor het innemen van een standpunt op de vorderingen van het OM nadere dossierkennis nodig was.95 In juni heeft de verdediging desondanks medegedeeld dat de verklaringen van deze getuigen betrekking hebben op “onderwerpen waar de verdediging nog niet aan toe is gekomen”.96

De verdediging beschikt vanaf de eerste aanlevering van het dossier over de verklaringen van deze getuigen en de zaaksdossiers waarin deze zijn samengevat. De verdediging is vanaf begin maart97 geattendeerd op specifiek deze getuigen en heeft op eigen verzoek een uitstel van drie maanden gekregen van uw rechtbank om specifiek ten aanzien van deze getuigen het dossier te bestuderen. Sindsdien heeft de verdediging gelegenheid gehad om onderzoekswensen ten aanzien van deze getuigen te formuleren op de zittingen van juni, augustus en september. Bij deze stand van zaken moeten we concluderen dat de verdediging alle tijd en gelegenheid heeft gekregen om eerder onderzoekswensen te formuleren ten aanzien van deze getuigen. Deze onderzoekswensen moeten daarom zonder meer beoordeeld worden aan de hand van het noodzakelijkheidscriterium.

Noodzakelijk zijn de verhoren van deze getuigen in deze fase van het onderzoek niet, zeker wanneer wordt gekeken naar de motivering van de verdediging, die de verzoeken plaatst in de sleutel van het bewijs voor de afvuurlocatie. Overigens is het Openbaar Ministerie het met de verdediging eens dat het geciteerde eerste verhoor van S21 niet op alle punten even duidelijk is. Maar om die reden is S21 daarna ook nog twee keer gehoord door het JIT. In die twee vervolgverhoren komen de vragen die de verdediging noemt naar aanleiding van het eerste verhoor ruim aan de orde. De verdediging noemt die vervolgverhoren niet in haar toelichting, terwijl deze natuurlijk wel van belang zijn bij de vraag of een nader verhoor van S21 noodzakelijk is of niet.

De vraag ligt voor de hand waarom het Openbaar Ministerie in maart zelf nadere verhoren van deze drie getuigen noodzakelijk vond, maar nu op het verzoek van Pulatov concludeert dat zij niet meer gehoord hoeven te worden. Dat heeft enerzijds te maken met de verschillende rollen en rechten van het Openbaar Ministerie en verdachten, en anderzijds met het tijdsverloop sinds maart. Om met dat eerste te beginnen: het Openbaar Ministerie heeft het vervolgingsbelang om aanvullend belastend bewijs te zoeken als dat tijdens het opsporingsonderzoek niet ten volle kon gebeuren. Wij hebben in maart de verhoren van deze getuigen gevraagd omdat wij denken dat die verhoren aanvullend belastend bewijs kunnen opleveren. Een verdachte heeft wel het recht om ontlastend bewijs te zoeken en om in het dossier aanwezig belastend bewijs te betwisten, maar hij heeft niet het recht om eerst nog meer belastend bewijs te zoeken dan zich al in het dossier bevindt en dat daarna dan weer te betwisten. Verzoeken van het Openbaar Ministerie en de verdachte om een en dezelfde getuige nader te horen dienen dus verschillende doelen, streven verschillende soorten bewijs na en moeten daarom ook verschillend beoordeeld worden. De tweede reden is het tijdsverloop. Als deze getuigen in maart waren toegewezen zoals gevorderd door het Openbaar Ministerie zouden zij nu al gehoord kunnen zijn. Wij hebben er in maart al op gewezen dat het uitvoeren van toegewezen getuigenverhoren in deze zaak vaak lang zal duren, gelet op de daarvoor benodigde rechtshulp met andere landen en de veiligheidsrisico’s voor getuigen.98 Wij zien dat ook terug in de voortgang van het onderzoek van de rechter-commissaris: de begin juli toegewezen verhoren van de getuigen M58 en X48 zijn nu, in november, wel voorbereid maar nog niet uitgevoerd. Ook om die reden is een verzoek nu, in november, heel anders dan in maart. De balans tussen de volledigheid van het onderzoek en de voortgang daarvan verschuift met de tijd. Anders komt dit proces nooit tot een einde.

Naast S21 en S27 wil Pulatov nog een groot aantal andere getuigen horen die eerder verklaard hebben over het Buk-transport (randnummers 95-124 en 187-190). Ook daarvoor geldt weer dat zij geen van allen hebben verklaard over de afvuurlocatie of betrokkenheid van Pulatov. 

In verschillende gevallen meent Pulatov deze belastende verklaringen te kunnen veranderen in ontlastende verklaringen als hij hun geloofwaardigheid op onderdelen bestrijdt (zie bijvoorbeeld randnummer 114). Dat geldt bijvoorbeeld voor de verzoeken om getuigen S02 en Y. te horen, omdat zij in 2015 hebben verklaard de Buk op een andere dag of een ander tijdstip te hebben gezien. Ook als wij Pulatov zouden volgen in het idee dat geen sprake is van een voorstelbare vergissing maar een waarneming van een Buk-transport op een ander moment, dan doet dat niet af aan het overige bewijs voor het Buk-transport op 17 juli 2014. Kort daarvoor heeft Pulatov juist betoogd dat een Buk-transport helemaal niet zo bijzonder is als op het eerste gezicht lijkt, in oorlogstijd.99 Alleen al op basis van zijn eigen motivering moeten wij concluderen dat zulke getuigenverhoren niet het ontlastende bewijs kunnen opleveren waar Pulatov blijkbaar op hoopt.

Voor een verhoor van S05 (randnummers 99-103) zoekt Pulatov het in de details. Hij wijst er op dat de getuige wisselend heeft verklaard over het aantal raketten die op de Buk waren geladen (randnummers 99-100). Dat de getuige zowel over twee als over vier raketten heeft gesproken, is echter al duidelijk en kan worden meegewogen bij de beoordeling van de verklaring. De verdediging wijst ons terecht op een onduidelijkheid in het dossier (randnummer 102): de kaart(en) waarop S05 zijn positie heeft ingetekend, hadden in het Getuigendossier gevoegd moeten worden. Dat is abusievelijk niet gebeurd. Maar in kast 2 van de rechter-commissaris blijken de betreffende stukken echter wel aanwezig, zodat ook Pulatov er al over lange tijd over beschikt. Welke nieuwe en relevante informatie Pulatov nu zoekt met dit verhoor is ons niet duidelijk geworden. Daarom zien wij belang noch noodzaak voor het gevraagde verhoor.

Andere getuigen wil Pulatov bevragen over onderdelen van hun verklaring die om veiligheidsredenen buiten het dossier zijn gelaten. Zo wenst hij S01 te horen over de door hem ingetekende route van de Buk-TELAR (randnummers 89-94), S37 (randnummer 107) over het tijdstip waarop hij het Buk-konvooi heeft gezien, S40  (randnummer 109-110) en S08 (randnummer 111) over waar, wanneer en in welke hoedanigheid zij een Buk hebben gezien, S06 (randnummers 104-106) en S39 (randnummer 108) over de identiteit van de personen van wie zij over de Buk-TELAR hebben gehoord en S04 over datzelfde onderwerp én het geluid van een explosie (randnummers 98 en 498-499). Ter bescherming van de veiligheid van deze getuigen en hun bronnen moest deze informatie telkens worden afgeschermd. Dat is vooraf getoetst door de rechter-commissaris. Er is geen grond om deze getuigen opnieuw te laten vertellen wat zij al eerder verklaard hebben, maar om veiligheidsredenen buiten het dossier moet blijven.

Verder veegt Pulatov veertien getuigen (S15, S16, S18, S20, S27, V7, V9, V22, V43, V45, V49, V51, V52 en V54) op één hoop en verzoekt in algemene zin om hun verhoor om hun betrouwbaarheid te toetsen (randnummers 112-118).

Zoals wij al in juni op zitting hebben besproken, heeft de rechter-commissaris de verklaring van twee van deze getuigen niet betrouwbaar bevonden: V49 en V54.100 Daarom ligt bewijsgebruik van deze verklaringen niet in de rede en bestaat geen belang bij een nieuw verhoor. Gezien onze eerdere toelichting in juni over dit betrouwbaarheidsoordeel van de rechter-commissaris, begrijpen wij niet goed waarom Pulatov deze getuigen meer dan vier maanden later weer opvoert. Evenmin begrijpen wij waarom de verdediging zich er over beklaagt dat er in het dossier “niets is gedaan” met de constatering van de politie dat de verklaring van V49 niet aansluit bij andere informatie (randnummer 116). De politie heeft keurig verslag gedaan van de feitelijke onderzoeksbevindingen en gewezen op ongerijmdheden, als die daarbij werden vastgesteld. Die feitgerichte en transparante werkwijze lijkt ons de enige juiste. Wat zulke ongerijmdheden voor het bewijs betekenen, is een vraag die door uw rechtbank moet worden beantwoord. Daar kan de politie niet op vooruitlopen.

Voor de overige getuigen die door de rechter-commissaris zijn gehoord, geldt dat hun verklaringen wel betrouwbaar zijn bevonden. Dat is het geval bij V7, V9, V22, V43, V45101, V51 en V52. Die kritische beoordeling heeft de rechter-commissaris gebaseerd op grondig onderzoek, onder meer naar beschikbare telecomgegevens en andere objectieve bronnen, binnen en buiten het dossier. In de motivering van de verzoeken wordt het onderzoek van de rechter-commissaris niet genoemd en niet uitgelegd welk aanvullend betrouwbaarheidsonderzoek er door middel van deze verhoren nog verricht zou kunnen worden. Daarom zijn deze verzoeken onvoldoende gemotiveerd om een belang van Pulatov bij deze verhoren vast te stellen, laat staan de noodzakelijkheid daarvan.

Ook de verhoorverzoeken van de vijf resterende getuigen die door de politie zijn gehoord (S15, S16, S18, S20 en S27), zijn onvoldoende onderbouwd. Getuige S20 wordt, na de aanhef van dit onderdeel (randnummer 112), niet eens door Pulatov genoemd. Aan S15 (randnummer 118), S16 (randnummer 115),  S18 (randnummer 117) en S27 (randnummers 115 en 116) worden ongerijmdheden toegeschreven over het tijdstip en de details van hun waarneming. Welke nadere informatie de getuigen daar nog over zouden kunnen geven, wordt niet uitgelegd. De vragen die Pulatov daarover wenst te stellen zien voor het merendeel op onderwerpen die om veiligheidsredenen niet in het dossier zijn of kunnen worden opgenomen (zie bijvoorbeeld randnummer 118). Daarbij komt dat deze getuigen niet hebben verklaard over de afvuurlocatie of de betrokkenheid van Pulatov. Noodzakelijk zijn deze verhoren niet te noemen.102

Tot slot heeft Pulatov nog gevraagd om drie journalisten van Associated Press te horen (randnummers 119-124). De verdediging wenst hen te bevragen over hun verslag van de tanks en de Buk in Snizhne. Dat Pulatov op 17 juli ook met tanks bezig was, staat niet ter discussie en behoeft geen nadere onderbouwing. Wij komen daar nog op terug in onze bespreking van de verzoeken over zijn deelneming.103 Over tapgesprekken, waarin volgens Pulatov over tanks zou zijn gesproken in plaats van een Buk, kunnen deze journalisten niet verklaren. Bij vragen over deze onderwerpen heeft Pulatov dus geen belang (randnummer 121). Blijft over dat de verdediging de algemene bewijswaarde van hun artikel wil toetsen (randnummer 120). Nu er geen enkele concrete vraag wordt genoemd die Pulatov hierover zou willen stellen, is zijn verzoek op dit punt onvoldoende onderbouwd. Verder bevat dit artikel geen informatie over Pulatov en ligt het wat het OM betreft niet voor de hand om deze open bron voor het bewijs van de afvuurlocatie te gebruiken. Belang bij deze gevraagde verhoren heeft hij daarom niet.

Raketgetuigen

Naast de route van de Buk-TELAR, heeft Pulatov ook gevraagd om verhoren van getuigen die op de een of andere wijze kunnen verklaren over het afvuren van een raket. Daarmee komt hij iets dichter bij het bewijs voor de afvuurlocatie.

De gevraagde verhoren van S01 (randnummers 89-94 en 473-475), S40 (randnummer 472) en S36 (randnummers 491-494) zijn blijkens de motivering gericht op het verkrijgen van informatie die in eerdere verhoren al door die getuigen is verstrekt, maar met machtiging van de rechter-commissaris buiten het dossier is gelaten vanwege de veiligheidsrisico’s voor deze getuigen. Zoals wij al hebben uitgelegd, kan daar geen verhoor voor worden gelast. Dat is risicovol voor de getuigen, zinloos als de betreffende informatie niet in het dossier kan worden opgenomen en overbodig als die eerder al verstrekte informatie inmiddels wel kan worden toegevoegd. Een getuige hoeft niet voor de tweede keer gehoord te worden om nogmaals te vertellen wat al afgeschermd in een Nederlandse kluis ligt.

Getuige S19 (randnummer 500) is een getuige die één keer gehoord is over zijn waarneming van een raketspoor vanuit Snizhne op de middag van 17 juli 2014. De verdediging merkt terecht op dat door de verhoorders niet goed is doorgevraagd om de getuige dat raketspoor te laten beschrijven. Daar staat tegenover dat de getuige uitlegt dat hij een militaire achtergrond heeft en eerder meerdere raketlanceringen heeft gezien. Deze getuige verklaart wel dat de lancering van de raket ten zuiden van Snizhne was, maar biedt minder specifieke informatie over de afvuurlocatie dan bijvoorbeeld de rookspoorfoto en de verklaringen van M58 en X48. Zijn verklaring is niet doorslaggevend voor enig onderdeel van het bewijs en daarom is een nader verhoor niet noodzakelijk te noemen.

Getuige S11 (randnummer 501) heeft ingebeld naar de getuigentelefoon van het JIT en is alleen telefonisch gehoord. Hij geeft aan dat hij tot de separatistische strijders behoorde in juli 2014 en dat hij vanuit Donetsk, op een afstand van 70 kilometer, heeft gezien hoe ‘het vliegtuig’ eerst vanaf de grond en later door een vliegtuig werd neergeschoten. Op die afstand kon deze getuige niet over een concrete afvuurlocatie verklaren. Alleen al daarom moet het verzoek worden afgewezen, bij gebrek aan belang. Verder bevreemdt het ons dat Pulatov in juni om deze getuige S11 heeft gevraagd om te verklaren over een gevechtsvliegtuig, onder de noemer van het zogenaamde war plane-scenario, en hem nu weer naar voren schuift als een getuige die een spoor van een Buk heeft gezien. Dit verzoek had gewoon in juni gedaan kunnen worden. Onze beoordeling van het verzoek om S11 te horen, is nu dan ook hetzelfde als in juni. 

Getuige S37 (randnummer 502) zou bevraagd moeten worden over een beschreven waarneming van witte rook op de middag van 17 juli 2014. Die waarneming van S37 is echter zodanig vaag dat een verhoor door de verdediging over het waar en wanneer van die waarneming in deze fase van het onderzoek niet noodzakelijk is.

Pulatov heeft gevraagd om getuigen V44, V45, V47, V49, V51 en V54 te horen over hun waarneming van een raket of raketspoor (randnummers 503-512). Vier van deze zes getuigen heeft hij ook verzocht om te horen over hun waarneming van een Buk-systeem.

Bij de bespreking van die verzoeken wezen wij er al op dat de rechter-commissaris de verklaringen van V49 en V54 niet betrouwbaar heeft gevonden. Ook bij hun verhoor over dit onderwerp bestaat er dus geen verdedigingsbelang. Hun verklaringen komen niet voor het bewijs in aanmerking.

De verklaringen van de andere vier getuigen, V44, V45, V47 en V51, heeft de rechter-commissaris wél betrouwbaar geacht. Dat is uitvoerig onderbouwd in de processen-verbaal die van dat betrouwbaarheidsonderzoek zijn opgemaakt. Welk aanvullend betrouwbaarheidsonderzoek Pulatov nog denkt te kunnen verrichten (randnummer 510), is ons niet duidelijk. Alle punten die hij van belang vindt voor hun betrouwbaarheid - hun “achtergrond, hoedanigheid, rol in de oorlog en/of kennis van zaken”, de tijdstippen van hun waarneming, het geluid van de raket en de kleur van het rookspoor – zijn al uitvoerig door de rechter-commissaris onderzocht en gewogen op basis van informatie binnen en buiten het dossier. Met de uitkomst daarvan hoeft Pulatov het niet eens te zijn, maar er mag wel een motivering worden gevraagd op welke punten hij dit onderzoek nog zou kunnen aanvullen. Die motivering geeft hij niet. De betrouwbaarheidsbeoordeling van de rechter-commissaris wordt niet genoemd en over de opgegeven onderwerpen hebben de getuigen al verklaard. Deze verzoeken zijn dus onvoldoende onderbouwd.

Tot slot wil Pulatov Van der Werff horen (randnummers 513-515). Deze getuige heeft eerder verklaard dat hij in Pervomaiskyi tientallen mensen heeft gesproken en dat zij daar in relatie tot MH17 niets relevants hebben gezien. Daarbij heeft Van der Werff concreet naar een rookpluim gevraagd en niemand had een rookspoor gezien. Van der Werff verklaart ook dat hij de “negatieve’ getuigen - dus de getuigen die niets relevants hebben gezien -  niet heeft geregistreerd. Dat geldt gelet op zijn verklaring voor alle mensen die hij in Pervomaiskyi heeft gesproken. Daarom valt niet in te zien op welke manier een verhoor over de identiteit en contactgegevens van zijn gesprekspartners (randnummer 515) in het belang van de verdediging kan zijn, laat staan dat het noodzakelijk is.

Medestrijders

Pulatov heeft verschillende getuigen verzocht, die op de één of andere manier betrokken waren bij de gewapende strijd en die kennis zouden kunnen hebben van het Buk-transport. Geen van deze getuigen heeft eerder verklaard over de afvuurlocatie of betrokkenheid van Pulatov. Onduidelijk is wat zij in ontlastende zin over de afvuurlocatie of de betrokkenheid van Pulatov zouden kunnen verklaren. Alleen al daarom heeft hij geen belang bij hun verhoor.

Voor Gilazov (Ryazan), Sharpov (Zmey) en Zaibert (Dikson) (randnummers 59-62) is in het dossier beschreven dat zij volgens verschillende berichten zijn overleden. Sommige van die berichten zijn in het dossier beschreven en gevoegd, andere zijn eenvoudig in open bronnen te vinden.104 Pulatov wenst deze personen te doen horen ‘indien zij niet dood zijn’, maar wijst geen informatie aan dat zij nog zouden leven. Het is daarom voor al deze personen niet aannemelijk dat zij binnen aanvaardbare termijn als getuigen kunnen worden gehoord.

Dan komen wij bij het verzoek om Yefimov (randnummer 81) en S24 (randnummers 78-79) te horen. Die verzoeken berusten op een verkeerde lezing van het dossier. Anders dan de verdediging stelt, heeft S24 niet verklaard dat een deel van de groep die de Buk heeft begeleid “onder zijn (Yefimov’s) [sic] leiding stond”. Getuige S24 heeft verklaard dat Yefimov in de Russische Federatie voormalige officieren heeft geworven en gemobiliseerd om als vrijwilligers te vechten aan de zijde van de DPR en LPR. Een deel van die groep zou later de Buk hebben begeleid, aldus S24. Verhoren over werving en mobilisatie in Rusland raken niet aan het bewijs voor de afvuurlocatie of de betrokkenheid van Pulatov. Daarom is er ook geen belang om deze getuigen te horen, en al helemaal niet om de onderliggende, afgeschermde verklaring van S24 aan het dossier toe te voegen (randnummer 80).

Chernyk en Vlokh (randnummers 82-85) zijn niet eerder gehoord en hebben dus geen belastende verklaringen afgelegd over de afvuurlocatie of de betrokkenheid van Pulatov. Op basis van tapgesprekken en andere telecomgegevens komen zij naar voren als personen die op verschillende momenten betrokken waren bij het Buk-transport. Het dossier bevat geen aanwijzingen voor hun aanwezigheid op de afvuurlocatie of contact met Pulatov. Evenmin is er een belang om de “peildata en tapgesprekken van telefoonnummers die (…) aan hen worden toegeschreven” (randnummer 84) aan Chernyk en Vlokh voor te houden. De authenticiteit van de telecomgegevens wordt door Pulatov niet betwist en de identiteit van de gebruikers van deze nummers is niet van belang voor het bewijs in zijn zaak. Het blijft onduidelijk wat Chernyk en Vlokh nu zouden moeten verklaren, laat staan over de afvuurlocatie of in ontlastende zin.

Over Protsenko (randnummers 86-88) kunnen we kort zijn: volgens de motivering van Pulatov was hij niet betrokken bij het Buk-transport of op de afvuurlocatie. Dat de Buk hem op 17 juli mogelijk op een onbekende plaats heeft gepasseerd, betekent nog niet dat van deze persoon relevante informatie is te verwachten over de afvuurlocatie.

Verder heeft Pulatov verzocht om de verhoren van DPR-strijders Godovanets en Sinenkov (randnummers 210-205) en de persoon met call sign Umka (randnummer 480). Volgens de verdediging zouden zij op hun positie relevante waarnemingen gedaan kunnen hebben. Over Umka is inderdaad verklaard dat hij bij het checkpoint in Pervomaiskyi was gestationeerd, maar of hij daar ook was op de middag van 17 juli 2014 is een open vraag. Ook in een gewapend conflict zijn mensen niet 24 uur per dag op hun werkplek. Er valt geen door Umka afgelegde verklaring in het dossier te betwisten, het is onbekend of hij bij zijn checkpoint was of misschien elders lag te slapen op de middag van de 17e en er is geen concrete reden om te denken dat hij een ontlastende verklaring zal afleggen als hij wordt gehoord. Precies hetzelfde geldt voor de gevraagde getuigen Godovanets en Sinenkov, die alleen als getuigen worden opgevoerd op basis van hun functie. Dat deze getuigen op de juiste tijd en plaats zijn geweest om een relevante waarneming te kunnen doen, blijkt niet uit het dossier en wordt door de verdediging niet concreet gemaakt. Daarom heeft Pulatov geen belang bij deze verhoren in relatie tot het bewijs voor de afvuurlocatie.

Deze getuigen vallen in de categorie ‘buurtonderzoek’, waarin de politie langs de deuren gaat om te vragen of iemand toevallig iets heeft gezien. Zulk onderzoek is in deze fase van het proces niet zinvol meer. Het JIT heeft alle mogelijke naspeuringen naar potentiële getuigen gedaan, zoals verschillende getuigenoproepen, lokale radiospotjes en de verzending van SMS-berichten naar telefoons die zendmasten aanstraalden op relevante locaties. Waar dat relevante getuigenverklaringen heeft opgeleverd, zitten die in het dossier.

Bij DPR-strijder Tsemakh zijn er wél concrete aanwijzingen voor zijn wetenschap van het neerschieten van MH17. Naar eigen zeggen was hij betrokken bij de luchtverdediging in Snizhne. Volgens getuige S31 zou Tsemakh hem verteld hebben dat hij (Tsemakh) na het neerhalen van het vliegtuig een lid van de bemanning van de Buk had opgevangen. Getuige S30 heeft weer verklaard wat S31 hem over Tsemakh had verteld. Pulatov wil Tsemakh vragen of hij een Buk langs heeft zien komen en Tsemakh, S30 en S31 over en weer confronteren met elkaars verklaringen (randnummers 206-209). Tsemakh is eerder uitgebreid verhoord door het JIT. Daarin heeft hij de door de verdediging opgevoerde vraag al ondubbelzinnig beantwoord: Tsemakh verklaart bij hoog en laag dat hij tijdens het conflict nooit een Buk heeft gezien in Snizhne of Oost-Oekraïne.105 Die nadrukkelijke ontkenning van Tsemakh kan dus worden meegewogen bij de beoordeling van het bewijs. Ook het horen van deze getuigen over elkaars verklaringen zal geen zekerheid kunnen geven over hetgeen Tsemakh wel of niet gezien heeft op 17 juli 2014. In het licht van de grote hoeveelheid directer en sterker bewijs, is dit in het strafproces als geheel ook een kwestie van gering belang. Daarom kan niet gezegd worden dat deze drie verhoren noodzakelijk zijn voor een eerlijk proces of een deugdelijke waarheidsvinding.

Ook van medeverdachte Dubinskiy mag worden aangenomen dat hij kennis heeft van de afvuurlocatie. Getuige T. heeft verklaard over een gesprek dat hij in september 2014 met Dubinskiy heeft gehad over de vrijlating van krijgsgevangenen. In dat gesprek heeft Dubinskiy hem verteld dat hij (Dubinskiy) verantwoordelijk was voor het vervoer en de bewaking van de Buk door de provincie Donetsk, maar niet voor het schieten. Pulatov wil getuige T. vragen of hij zich nog details van dit gesprek kan herinneren, of hij weet of Dubinskiy dit ook tegen anderen heeft gezegd en of de getuige dit destijds nog tegen anderen heeft gezegd (randnummers 204-205). Net als bij Tsemakh, worden deze vragen al beantwoord in het dossier. Over de toedracht en de details van dit gesprek is de getuige al uitgebreid gehoord. Onduidelijk is welke aanvullende vragen de verdediging hem nog zou willen stellen. De vragen of de getuige en Dubinskiy hier destijds nog met anderen over gesproken hebben, zijn kennelijk bedoeld om de betrouwbaarheid van deze getuigenverklaring te toetsen door die anderen weer te gaan horen. Dat lijkt ons een nogal omslachtige betrouwbaarheidstoets. Vooral nu het dossier daarvoor al ruim informatie bevat. In dezelfde periode dat dit gesprek volgens de getuige heeft plaatsgevonden, werd namelijk de telefoon van Dubinskiy getapt. Die tapgesprekken bevestigen de lezing van de getuige dat hij met Dubinskiy onderhandelde over de vrijlating van krijgsgevangen. In één van die gesprekken, op 27 september 2014, spreekt de getuige met Dubinskiy over de ‘Boeing’, oftewel vlucht MH17. In de maanden daarvoor hadden de Oekraïense autoriteiten al verschillende tapgesprekken van Dubinskiy over de Buk-TELAR openbaar gemaakt. In reactie op de mededeling van de getuige dat hij in verband wordt gebracht met de Boeing zegt Dubinskiy zelf:

“When the toy was being moved around, got it. I mean the one, which was moved across the Republic's area. Yes. It really features my voice. But it does not mean that someone was shooting down.”

Gelet op de ruim beschikbare informatie in het dossier over het contact tussen T. en Dubinskiy, zien wij geen verdedigingsbelang bij een nader verhoor van deze getuige.

Als Pulatov méér zou willen weten over dit gesprek – en bijvoorbeeld de voor de hand liggende vraag wil stellen wat Dubinskiy in dit gesprek over de Boeing bedoeld met het woord toy - ligt het voor de hand om Dubinskiy daar zelf over te bevragen. Op de andere vragen die hij Dubinskiy wil stellen, komen wij als gezegd morgen terug.106

Ook vraagt Pulatov om een aantal medestrijders te horen die zouden moeten verklaren over wat zij niet gehoord hebben over het afvuren van een Buk-raket, terwijl zij wel bij Pulatov in de buurt waren op de middag van 17 juli 2014. Van hen kent Pulatov volgens de opgave door zijn raadslieden uitsluitend de call signs: Shmel, Pyl, Piton, Kharzis, Basmach, Zloy, Lesnik, Topaz, Brodyaga en Dobriy (randnummer 479).

Een vraag van uw rechtbank of Pulatov zelf niet meer informatie kan geven over zijn strijdmakkers uit die tijd kon de verdediging niet beantwoorden. Evenmin kon de verdediging uitsluitsel geven over de vraag of dit eerder met hem besproken was of niet. Om zelf een betere zoekslag in het onderzoeksdossier te kunnen maken naar informatie over deze personen hebben vorige week wij buiten de zitting om nog bij de verdediging geïnformeerd of dan in ieder geval bekend is of het om mannen of vrouwen gaat. Volgens de raadslieden moesten zij dat op korte termijn kunnen navragen bij hun cliënt. Wij hebben gisteren nog wel een uitgebreide brief van de verdediging ontvangen, maar deze vraag kon blijkbaar niet beantwoord worden. 

Opmerkelijk is dat de aanwezigheid van deze personen niet wordt genoemd in de door Pulatov afgelegde videoverklaring. Bijzonder is ook dat Pulatov zich volgens zijn eigen verklaring in een auto bevond die net begon te rijden toen hij het geluid van de Strela hoorde,107 en tien personen als getuigen vraagt die “op dat moment bij hem waren” (randnummer 478). Of die ook in de auto zaten of niet, wordt niet toegelicht.

Wat daar ook van zij: dit verzoek is gebaseerd op een onjuiste weergave van de situatie ter plaatse. Volgens de videoverklaring van Pulatov hoorde hij op de middag van 17 juli om 16.20 uur een Strela-10 vuren op zo’n 300 meter van hem vandaan. Die plek van de Strela zou volgens hem twee kilometer ten noordwesten van Marinovka zijn.108 De verdediging stelt vervolgens zonder onderbouwing of bronverwijzing dat Pulatov heeft verklaard dat de locatie van de auto met Pulatov en zijn tien strijdmakkers ongeveer drie kilometer van de in het dossier aangewezen afvuurlocatielocatie is (randnummer 477). Dat is feitelijk onjuist. Pulatov zegt dat niet op de twee verstrekte video’s en het is ook niet af te leiden uit wat hij wel heeft verklaard. De afstand tussen de afvuurlocatie en de dichtstbijzijnde rand van het dorp Marinovka is volgens verschillende bronnen meer dan 8,5 kilometer.109 U ziet dat hier in beeld:

Dat betekent dat de groep van Pulatov op de middag van 17 juli zich niet tegelijkertijd én op zo’n 2,3 kilometer van Marinovka én op ongeveer drie kilometer van de afvuurlocatie kan hebben bevonden.

Naast de onzekerheid over de afstand tot de afvuurlocatie, roept de verklaring van Pulatov ook vragen op over wat de door hem gevraagde getuigen hadden kunnen horen. De verklaring van Pulatov is dat hij in oorlogsgebied in een auto zat die net begon te rijden op enkele honderden meters van een plek waar een raket werd afgevuurd. Zoals Pulatov ook zelf benadrukt op een andere plek in zijn toelichting (zie randnummer 273) werd er op 17 juli zwaar gevochten in het gebied. In die omstandigheden kun je bepaald minder horen van gebeurtenissen kilometers verderop dan wanneer je in je eentje op Oost-Schiermonnikoog wandelt. Dat je in de omstandigheden die Pulatov beschrijft, zou moeten kunnen horen dat er vele kilometers verderop precies tegelijkertijd ook nog een andere raket wordt afgevuurd lijkt ons niet vanzelfsprekend. Zelfs als we uitgaan van de juistheid van de verklaring van Pulatov, die op zich nog wel veel vragen openlaat, kunnen we dus niet concluderen dat een verhoor van de genoemde personen relevante informatie kan opleveren.

Daar komt bij dat er geen zinvolle manier is waarop dit verzoek kan worden uitgevoerd. Pulatov kan zelf blijkbaar geen enkel aanknopingspunt verschaffen dat tot het horen van deze personen kan leiden. De strijdmakkers van Pulatov zitten niet gezamenlijk in vakantiewoning De Watermolen in Wijlre. Alleen een call-sign biedt onvoldoende mogelijkheden om een verzoek om informatie te richten aan de autoriteiten van andere landen. In het onderzoek komen sommige van deze call-signs wel voor, maar tot op heden is geen van de personen daarachter door het onderzoeksteam geïdentificeerd.110

Er is dus geen grond om aan te nemen dat het relevant is wat in de videoverklaring van Pulatov niet genoemde personen kunnen vertellen over hetgeen zij op 17 juli 2014 niet hebben gehoord, en de verzoeken zijn ook nog eens onuitvoerbaar. 

Verder heeft Pulatov verzocht om DPR-medestrijder Kupriyan te horen (randnummers 191-198). Hij wil hem bevragen over zijn verklaring dat hij op 17 juli 2014 naar het rampgebied werd gestuurd om daar “malfunctioned equipment” weg te halen en naar een andere bestemming te transporteren. Volgens Kupriyan moest hij dit doen “to avoid the international conflict and to avoid the damage of the reputation of Russia”. Volgens hem waren daarbij de personen met call-signs Dar en Indeets betrokken. Over een afvuurlocatie of de betrokkenheid van Pulatov zegt Kupriyan niets. Pulatov stelt dat niet duidelijk is of deze verklaring van Kupriyan “belastend dan wel ontlastend kan zijn”. Daarover, en hoe de gestelde werkzaamheden zijn uitgezet en verlopen, wil hij Kupriyan, Dar en Indeets bevragen (randnummers 196-198). Hoe dat kan bijdragen aan de beoordeling van het bewijs voor de afvuurlocatie door uw rechtbank, wordt niet duidelijk. Pulatov heeft er zonder inzichtelijke uitleg geen belang bij om getuigen te horen over de bewijswaarde van een verklaring voor de afvuurlocatie, terwijl die afvuurlocatie of hijzelf daarin niet voorkomen. 

De Volvo-truck en de Oekraïense Buk 312

Wat wel concreet is geworden, is dat Kupriyan op 8 juli 2014 betrokken was bij de inbeslagneming van de Volvo-truck waarmee de Buk-TELAR is vervoerd. Daarvoor is ruim bewijs opgenomen in het dossier. Ook daarover wil Pulatov Kupriyan horen. Het enige concrete onderwerp voor verhoor dat wordt benoemd is of “de truck ooit, eerder, is verhuurd aan anderen, onder wie het Oekraïense leger” (randnummers 191-195). Dezelfde vraag wenst Pulatov te stellen aan de eigenaar en een werknemer van het truckbedrijf. De relevantie van deze vraag ontgaat ons. Wat er vóór 8 juli 2014 ook met de Volvo truck gebeurd mag zijn, dat doet niets af aan het bewijs voor het gebruik ervan op 17 en 18 juli 2014. Uit de verklaringen van deze getuigen volgt ook geen wetenschap van wat er op die laatste twee dagen met de Volvo-truck is gebeurd of wat Pulatov daarmee te maken zou hebben gehad. 

Daarom heeft Pulatov geen belang bij hun verhoor en moeten deze verzoeken worden afgewezen.

Deze drie getuigenverzoeken worden dan weer in verband gebracht met het verzoek van Pulatov om een Oekraïense (ex-)militair te horen (randnummers 195 en 199-203). Dit betreft een anonieme persoon die in een interview heeft verteld over een Oekraïense Buk met het nummer 312. Pulatov wil van die getuige horen dat het Oekraïense leger in 2014 beschikte over een Buk-TELAR met het nummer 312 die meer dan eens werd vervoerd op een lowboy. Dat zou het heel aannemelijk maken dat de beelden in het procesdossier eigenlijk beelden van die Oekraïense Buk 312 zijn. 

Dat lijkt nogal omslachtig en hier kunnen wij de verdediging veel werk besparen. Informatie over een Oekraïense Buk met het nummer 312 gaat op internet al jarenlang rond en is door het onderzoeksteam zorgvuldig bekeken. Oekraïne had inderdaad in 2014 een Buk met het nummer 312 en die Buk werd inderdaad wel eens vervoerd op een lowboy. Open bronnen daarover, inclusief foto’s van die Oekraïense Buk 312, zitten in het dossier. Wij hebben in juni al uitgelegd dat het onderzoeksteam de beelden van de TELAR 3X2 op 17 en 18 juli 2014 in Oost-Oekraïne heeft vergeleken met duizenden beelden van TELARS in Oekraïne en de Russische Federatie.111 De 3X2 TELAR is dus ook vergeleken met meerdere beelden van de Buk-TELAR 312 van de Oekraïense krijgsmacht. Het zijn twee verschillende TELARS. De truck en de lowboy waarop de Oekraïense Buk 312 op verschillende momenten in 2014 is gefotografeerd en gefilmd verschillen ook van de truck en de lowboy die te zien zijn op het beeldmateriaal van 17 juli 2014. Met een simpele internetzoekslag kan dat worden vastgesteld. Dit is de Oekraïense Buk 312 op een lowboy op filmbeelden die vermoedelijk zijn gemaakt in maart 2014.112

En dit is diezelfde Oekraïense Buk 312 naast een van de beelden van de 3x2 Buk op 17 juli 2014:

U kunt zien dat het een andere truck en een andere dieplader is.

Het onderzoeksteam heeft bij de vergelijking van meerdere beelden van de Oekraïense Buk 312 met de beelden van 17 juli 2014 verschillen geconstateerd in onder meer de markeringen op het middendeel, het voertuignummer, het rubberen zijschort en de beugel aan de bovenkant.

In het dossier is de eindconclusie van de vergelijking van al die duizenden TELAR-beelden geverbaliseerd. Dit is niet afzonderlijk op schrift gesteld voor de Oekraïense TELAR 312, omdat er geen enkele aanwijzing is dat deze Buk op 17 juli 2014 bij Pervomaiskyi was of MH17 heeft neergeschoten. Er viel dus niets te weerleggen voor specifiek deze TELAR.

Kort en goed: de informatie die Pulatov met dit getuigenverzoek wenst te verkrijgen, zit al in het dossier. Desgewenst is door de verdediging meer beeldmateriaal van de Oekraïense Buk 312 snel te vinden in open bronnen, zodat zij die beelden zelf kan vergelijken met de beelden in het dossier. Er is dus geen belang om een getuige te horen om feiten bevestigd te krijgen die al in het dossier zijn opgenomen en ook daarbuiten al eenvoudig toegankelijk zijn.

Betrouwbaarheidsgetuigen

Naast gestelde ooggetuigen van het Buk-transport en de raketbaan wenst Pulatov ook getuigen te horen over de betrouwbaarheid van één andere getuige, S21 (randnummers 66-77). Al deze getuigen zijn niet eerder gehoord. Er bevindt zich van hen dus geen belastende verklaring in het dossier om te toetsen. In de motivering van deze getuigenverzoeken wordt nergens een concreet verband gelegd met de rol van Pulatov zelf of met het directe bewijs voor de afvuurlocatie.

Het gaat om:

  • Kostia (Yaponets) (randnummer 66);
  • NN Delfin, Ivvanikov en Denis (Gera) (randnummers 67-69);
  • NN1, NN2 en nn Aleksandr (randnummers 70-72);
  • Radchenko (Umka) (randnummers 73-74);
  • Aristov (Bakinets), Roman Ivanov (Permyak), Viktor Aleksandrovich Mukhin (Mukha) en NN (Moriachok) (randnummers 75-77)

Verzoeken om getuigen te horen over de betrouwbaarheid van weer andere getuigen worden vrijwel nooit toegewezen, omdat hetgeen zij kunnen verklaren te ver afstaat van de tenlastegelegde feiten en de rechter doorgaans al voldoende in staat is te oordelen over de betrouwbaarheid van getuigen.113 Hiervoor kwamen wij al tot de conclusie dat het verzoek om S21 te horen moet worden afgewezen. Voor de verhoren van andere getuigen over de betrouwbaarheid van S21 geldt logischerwijs hetzelfde. Wat deze getuigen mogelijk zouden kunnen verklaren over S21 is zo ver verwijderd van het bewijs voor de ten laste gelegde afvuurlocatie, dat Pulatov geen belang heeft bij hun verhoor.

Telecomgegevens ter toetsing van betrouwbaarheid ‘getuigen’ (deel 4 van 5, randnummers 149-156)

Naast verhoor van de hiervoor genoemde getuigen, vraagt Pulatov ook om de verstrekking van de zendmastgegevens van de telefoons van een groot aantal getuigen die eerder gehoord zouden zijn (pleitaantekeningen deel 4, randnummers 149-156). Op basis daarvan wil hij, “in aanvulling op de verhoren”, de betrouwbaarheid van deze getuigen onderzoeken (randnummers 149 en 156). 

Het OM stelt voorop dat de betrouwbaarheid van belastende getuigen in het dossier steeds zo ver mogelijk is onderzocht. Zoals gezegd, is dit onderzoek bij de 226a-getuigen door de rechter-commissaris verricht, mede op basis van telecomgegevens. Per getuige heeft de rechter-commissaris van dit betrouwbaarheidsonderzoek proces-verbaal opgemaakt. Hetzelfde is gebeurd bij X48, die over de afvuurlocatie heeft verklaard, ook op basis van zendmastgegevens.114 Ook de verklaringen van M58 zijn op hun betrouwbaarheid onderzocht. De resultaten hiervan zijn opgenomen in een proces-verbaal van bevindingen van de politie. Daarin wordt beschreven welk onderzoek er is gedaan naar telecomgegevens en andere objectieve bronnen, zoals foto’s en satellietbeelden.

Het verzoek van de verdediging om zendmastgegevens te ontvangen moet beoordeeld worden op noodzakelijkheid en is om meerdere redenen niet toewijsbaar. Ten eerste bevinden zich onder deze 38 beweerdelijke getuigen verschillende personen die niet eerder zijn gehoord, zoals Aristov115, zeven personen met call-signs en de twee onbekende “mannen die in de cabine van de dieplader zouden hebben gezeten”. Nu zij geen verklaring hebben afgelegd, kan de betrouwbaarheid daarvan ook niet onderzocht worden op basis van zendmastgegevens. Ten tweede bevinden zich onder deze 38 personen 21 getuigen die eerder zijn gehoord en waarvan de identiteit omwille van hun veiligheid is afgeschermd door - of met machtiging van - de rechter-commissaris. Door verstrekking van hun telefoongegevens zou hun identiteit bekend kunnen raken en zouden zij in gevaar worden gebracht.116 Dat is onverenigbaar met de wettelijk genomen afschermingsmaatregelen. Ten derde zijn 10 van deze 21 afgeschermde getuigen zogenaamde 226a Sv-getuigen waarvan de betrouwbaarheid al ten gronde is onderzocht door de rechter-commissaris. Waarom Pulatov de zendmastgegevens zou willen van V54, terwijl de rechter-commissaris op basis van diezelfde telefoongegevens al heeft geoordeeld dat de verklaring van V54 niet betrouwbaar kan worden geacht, is niet duidelijk. Datzelfde geldt voor getuigen V11 en V49: van V49 heeft de rechter-commissaris de betrouwbaarheid niet kunnen vaststellen en alle verklaringen van V11 zijn al uitgesloten van het bewijs. Op de zitting van juni is dit uitgebreid aan de orde gekomen.117 Belang bij hun zendmastgegevens heeft Pulatov dus niet. Ten vierde vraagt de verdediging ook naar zendmastgegevens van makers van beeldmateriaal, waarvan de identiteit onbekend is gebleven of afgeschermd (zoals S32) of waarvan geen telefoonnummer bekend is. Dit terwijl naar de locatie- en tijdsbepaling van het beeldmateriaal al veel onderzoek is gedaan en de resultaten daarvan in het dossier zitten. Ten vijfde kan het verstrekken van telecomgegevens risico’s voor meerdere personen met zich meebrengen, waaronder ook andere personen dan de gebruiker van het betreffende telefoonnummer. Net als eerder bij de gevraagde index van een onderzoekdossier is een zo breed verzoek als dit daarom onverantwoord in dit onderzoek. Indien overwogen wordt aanvullende telecomgegevens te verstrekken, zal steeds grondig gekeken moeten worden of dat kan zonder personen in gevaar te brengen. Door de brede wijze waarop dit verzoek nu is opgezet, kan de noodzaak daarvan niet worden vastgesteld voor enig individu.

In het licht van al deze omstandigheden is het verzoek van de verdediging onvoldoende specifiek en onvoldoende gemotiveerd. Bij gebrek aan noodzaak moet ook dit verzoek daarom worden afgewezen.

Foto- en videomateriaal

Een andere bewijsbron in het dossier is foto- en videomateriaal. Ter beantwoording van de vraag of de Buk-raket is afgevuurd nabij Pervomaiskyi heeft Pulatov verschillende verzoeken gedaan tot nader onderzoek naar die beelden. Deze verzoeken zijn gericht op foto’s en video’s van de Buk-TELAR op de aan- en afvoerroute en op een foto van een condensspoor. Wij begrijpen niet waarom Pulatov hier nu pas mee komt. Deze verzoeken had hij al veel eerder kunnen doen.

Op de tweede zittingsdag van dit proces in maart hebben wij al uitgebreid stilgestaan bij deze foto’s en video’s. Wij hebben benoemd hoeveel foto’s en video’s er van de Buk-TELAR zijn veiliggesteld, waar die in het dossier te vinden zijn en hoe die beelden in het onderzoek zijn gevalideerd.118 Als voorbeeld hebben wij toen de foto besproken van de TELAR op Illicha Avenue in Donetsk. Ook hebben wij toen toegelicht dat in alle gevallen is geprobeerd om de makers van de in het dossier opgenomen beelden van de TELAR en het condensspoor te vinden en te horen en dat in alle gevallen is geprobeerd om de betreffende camera in beslag te nemen en te onderzoeken. Wij hebben toen benoemd dat dit in sommige gevallen is gelukt en in andere niet.120 Voor zover de veiligheid van getuigen dit toeliet, zijn de resultaten van die inspanningen opgenomen in het dossier. Op diezelfde zitting in maart hebben wij aangegeven dat nader forensisch onderzoek naar de authenticiteit van die beelden alleen zinvol is bij voldoende en concrete aanwijzingen van manipulatie. Naar aanleiding van een recente Russische manipulatiebewering hebben wij toen nader onderzoek gevorderd naar de video van de Buk-TELAR in Snizhne. Daarbij hebben wij benadrukt, dat zulk onderzoek tijd kost, maar het in die vroege fase van het proces nog kon worden uitgezet, zonder dat het proces daaronder zou hoeven te lijden.121 

Op de zitting van 9 en 10 juni hebben wij een uitgebreide toelichting gegeven over het gehele onderzoek. Toen zijn we opnieuw ingegaan op deze foto’s en video’s.122 Wij hebben toen in detail besproken hoe het validatieonderzoek is verlopen naar de video van de TELAR op Makeevka Highway123, de foto van de TELAR op Illicha Avenue124, de foto van het condensspoor125 en de video van de Buk-TELAR in Luhansk.126

Vóór maart was al duidelijk dat Pulatov deze beelden in twijfel trekt, maar er uit eigen waarneming niets over kan verklaren. Daar waren zijn raadslieden al in februari mee bekend. Datzelfde geldt voor de Russische advocaat van zijn internationaal verdedigingsteam,127 die in maart in Nederland was. Volgens hun februari-interview in het Advocatenblad deden zijn Nederlandse raadslieden een beroep op zijn Russische advocaat voor de “feitelijk-materiële aspecten”, voor de vraag: “Zijn alle feiten in het dossier juist?”.128 Verder ging het om klip en klare bewijsmiddelen die weinig bestudering of strategische afweging vroegen. Er stond dus niets aan in de weg om deze verzoeken al op de zittingen van eind juni, augustus of september te doen. Er was ook alle reden om dit eerder te doen, omdat aanvullend onderzoek naar onbereikbaar of onbekend gebleven bronnen de nodige tijd in beslag neemt. Hoe langer die verzoeken op zich laten wachten, hoe groter de wissel op de voortgang van het proces.

Voor al deze verzoeken geldt dus nu dat uw rechtbank zal moeten beoordelen of het gevraagde onderzoek objectief noodzakelijk is voor uw deugdelijke beoordeling en een eerlijk proces van Pulatov. Die noodzaak ziet het Openbaar Ministerie niet.

Ten eerste vormen deze beelden geen direct, maar slechts ondersteunend bewijs voor de afvuurlocatie. Alleen via de foto van het condensspoor komt die afvuurlocatie in zekere zin in beeld. Ten tweede is de betrouwbaarheid van deze beelden al uitgebreid en op verschillende wijzen onderzocht. Niet alleen door uiteenlopend onderzoek naar de beelden zelf, bijvoorbeeld door deskundigen van het KNMI en het NFI, maar ook door die beelden weer te vergelijken met ander bewijs, zoals tapgesprekken, zendmastgegevens, getuigenverklaringen en satellietgegevens. Het onderzoek dat Pulatov nu vraagt is vaak al eerder gebeurd of heeft eerder geen resultaat opgeleverd. Daarom moeten deze verzoeken worden afgewezen.

In aanvulling op deze conclusie zullen wij nog opmerkingen maken bij de individuele verzoeken. In verschillende gevallen kunnen die ook al worden afgewezen omdat Pulatov daar geen belang bij heeft.

Beelden aan- en afvoerroute (deel 4 van 5, randnummers 125-148, 231-243, 274-312)  373 en )

Het eerste ziet op onderzoeker Primo 17-477. De verdediging wil hem niet horen over de betrouwbaarheid van de foto’s en video’s van 17 en 18 juli 2014 in Oekraïne, maar over de betrouwbaarheid van door hem verstrekte informatie die weer door anderen is gebruikt bij de beantwoording van de vraag of de TELAR op die beelden dezelfde is als op de beelden van de 53e Brigade van juni 2014 in Rusland (randnummers 128-133). Dat lijkt ons niet relevant voor het bewijs van de afvuurlocatie. Bovendien heeft die vergelijking plaatsgevonden op basis van de uiterlijke kenmerken van de TELAR op de video’s en foto’s: die vergelijking kan de verdediging dus met eigen ogen toetsen. Welke informatie Primo 17-477 heeft verstrekt aan het onderzoeksteam is steeds concreet in het dossier beschreven. Vaak is die informatie afkomstig uit andere bronnen die weer concreet worden benoemd. Primo 17-477 heeft vooral de weg gewezen naar die bronnen. De betrouwbaarheid van de betreffende informatie kan Pulatov dus zelf nagaan. Het feit dat Pulatov nu alleen in algemene termen om een betrouwbaarheidsverhoor vraagt en niet één specifiek punt kan aanwijzen waar de informatie onjuist zou zijn, wekt de voorlopige indruk dat met die informatie dus niets mis is.

De verdediging vraagt voorts om het horen van getuige S17 en door S17 genoemde maker van een video (randnummers 134-137).

Voor de zitting in maart 2020129 heeft het OM verzocht om het horen van S17, kort gezegd met het doel S17 nader te bevragen om vast te stellen of de video die hem is getoond één van de inmiddels bekend geworden beelden betreft van 17 juli 2014 met een Buk-TELAR erop. De rechtbank heeft dat verzoek afgewezen met de overweging dat het niet gaat om een getuige die heeft verklaard op de door het OM aangewezen afvuurlocatie te zijn geweest en evenmin heeft verklaard over de persoonlijke betrokkenheid van Pulatov. 

Hoe het nu dan zou kunnen gaan om een noodzakelijk verhoor, blijkt nergens. Getuige verklaart slechts over wat hij op een video heeft gezien, die door een ander was gemaakt. Niet bekend is welke video dit is geweest. Bij de verzochte verhoren van S17, de maker, de verstrekking van die video van een Buk, en daarop volgend nader onderzoek naar die video, heeft Pulatov geen belang. Verdachten hoeven geen bewijs te verzamelen voor ten last gelegde feiten die zijzelf betwisten. Dat is de taak van het Openbaar Ministerie. En zelfs het verzoek van het Openbaar Ministerie voor het horen van getuige S17 is door de rechtbank afgewezen.

Verder wenst Pulatov de maker te horen van de video van de Buk-TELAR in Makeevka en een ander die deze video vervolgens op internet heeft gezet: S32 en S33 (randnummers 138-141). De verdediging wil van de maker (S32) horen of hij kan bevestigen dat de video is gemaakt in juli 2014. Daarnaast wil zij hem de particuliere internetbeoordeling van een bioloog uit Donetsk voorhouden, dat de bloemen op deze video alleen bloeien tot eind juni. Daarmee vraagt Pulatov naar de bekende weg: S32 heeft al verklaard dat de video volgens hem is gemaakt in juli 2014130 en een deskundig botanisch oordeel kan van een getuige niet worden gevraagd. Op zijn beurt kan S33 daar weinig aan toevoegen: hij heeft de video van S32 gekregen in het zelfde jaar dat S32 als getuige werd gehoord en dat was in 2016. Bovendien wordt de opnamedatum bevestigd door ander bewijs, waaronder satellietfoto’s van de European Space Agency en Google, waarop hetzelfde te zien is als op de video van S32. Daar kunnen deze vragen aan S32 en S33, anders dan de verdediging stelt (randnummer 141), niets aan afdoen of toevoegen.

Datzelfde geldt voor het gevraagde verhoor van de maker van de video’s van de Buk-TELAR in Zuhres (randnummers 142-143). Deze video’s zijn op 26 juli 2014 geupload op de site van het JIT. Volgens de eigenschappen van de videobestanden zijn ze op 17 juli 2014 gemaakt. De tijdsbepaling van deze bestanden wordt bevestigd door onderzoek van het KNMI. [17]In juli 2016 is op internet een video verschenen waarin de maker stelt dat de video van de Buk-TELAR niet op 17 juli, maar op 5 juli 2014 zou zijn gemaakt. Nader onderzoek van het KNMI heeft uitgewezen dat de video’s niet op die laatste datum gemaakt kunnen zijn. [18] In december 2016 heeft de maker een email gestuurd naar het JIT, waarin hij verklaart dat de video wel degelijk op 17 juli 2014 is gemaakt, maar dat hij door twee gewapende mannen is bedreigd en gedwongen om hierover een valse verklaring af te leggen voor de Russische televisie. Daarna heeft hij zijn huis verlaten. Het is het onderzoeksteam nadien niet meer gelukt om in contact te komen met deze maker. Nu wil de verdediging van hem weten of “de video inderdaad is gemaakt op 5 juli 2014” (randnummer 143). Gegeven het objectieve onderzoek dat er naar dit beeldmateriaal is gedaan en de duidelijke beantwoording van deze vraag in de email schiet deze motivering tekort. Nu er geen contact meer met deze getuige kon worden gelegd, kan er ook niet gerekend worden op een voortvarende uitvoering van dit verzoek.

Verder wil Pulatov getuigen horen over een datum, tijdstip en locatie van de foto van de TELAR in Torez (randnummers 144-148). Dit betreffen de persoon die deze foto op 17 juli 2014 op internet heeft gezet, degene die de foto aan hem had doorgestuurd en de onbekend gebleven persoon die deze foto heeft gemaakt. Van deze drie personen heeft het onderzoeksteam alleen de uploader kunnen traceren. De persoon die hem de foto heeft doorgestuurd heeft het JIT niet kunnen horen en daarmee ook niet de onbekende kennis die hem weer de foto zou hebben gestuurd. De gewenste vragen over de datum, tijdstip en locatie van de foto heeft hij al beantwoord in de twee berichten die hij op 17 juli 2014 op internet heeft geplaatst en tijdens zijn latere verhoor. In dat opzicht is het gevraagde verhoor een herhaling van zetten. Verder is er ook al door het KNMI en op basis van open bronnen onderzoek gedaan naar de locatie en de tijdsbepaling van de foto. Bovendien gaat het hier slechts om één foto van een Buk-TELAR in Torez, terwijl er voor de aanvoer via deze route overvloedig ander bewijs voorhanden is en al dat bewijs voor de aanvoerroute op zichzelf weer alleen ondersteunend is voor het bewijs van de afvuurlocatie. Tegen deze achtergrond voegen de verhoren van de maker en de doorgever van deze ene foto over datum, tijdstip en locatie van de opname weinig toe. Datzelfde geldt voor de vragen over videocamera’s op de route. Die waren vanaf eind juni 2014 niet meer in werking. Het gevraagde onderzoek naar beelden van andere wapensystemen op een autoweg in juni 2014 is niet relevant voor het bewijs van het afvuren van een Buk-raket vanaf een landbouwveld op 17 juli 2014.

Pulatov vraagt verder om getuigenverhoren over de foto van de Buk-TELAR op Illicha Avenue 78 in Donetsk (randnummers 232-240). Deze foto is per mail ingestuurd naar het JIT. Concreet gaat het om de afzender van de foto, de maker van de foto, Primo 17-467 (de verbalisant die de foto in de mailbox van het JIT heeft aangetroffen131) en een of meer onbekende leden van onderzoekscollectief Bellingcat. De afzender van deze foto heeft later nog een mail naar het JIT gestuurd met een chatgesprek dat hij met een lid van Bellingcat heeft gevoerd.132 Ook hierover wenst Pulatov deze afzender te horen, maar dan voorwaardelijk (randnummers 227-230).

Op basis van het dossier begrijpt de verdediging niet of de identiteit van de afzender van de foto onbekend is gebleven, of contactgegevens bekend zijn en of er contact mee is geweest (randnummers 233-234). Uit de door de verdediging zelf aangehaalde stukken blijkt dat de foto is ontvangen als een bijlage bij een email en dat de identiteit van de afzender onbekend is gebleven. Het contact bestond dus uit een email en daarmee waren ook zijn contactgegevens bekend, namelijk zijn mailadres. Volgens het chatgesprek, dat het JIT later van hem heeft ontvangen, heeft de afzender van de foto 20 tot 40 seconden in de buurt van de Buk gereden, zou deze gestopt zijn om te keren en in de richting zijn gereden van ‘het Motel’. Verder geeft de mailer aan dat het inmiddels drie jaar geleden is en dat het te moeilijk is om iets te herinneren wat ongeveer één minuut duurde.

De identiteit van de afzender van de foto is niet bekend en op herhaalde mails van het JIT heeft hij niet gereageerd. Of hij ook de maker is van de foto kunnen wij niet met zekerheid vaststellen. Naar eigen zeggen was hij in de buurt van de Buk. Zijn verhoor over de locatie en tijdsbepaling van de foto voegt ook geen wezenlijke informatie toe aan al het overige bewijs dat hier al over verkregen is, waaronder onderzoek door het KNMI, het onderzoek naar omgevingskenmerken uit open bronnen, sociale mediaberichten, getuigenverklaringen en telecomgegevens. Op de zitting van juni hebben wij de buitengewone samenloop van al dat bewijs voor de locatie en het tijdstip van deze foto al besproken. De verdediging heeft daarvan kennis kunnen nemen, maar noemt geen enkel punt waarop dit uitgebreide validatie-onderzoek tekort zou zijn geschoten. De geolocatie-onderzoeken van zowel de politie als Bellingcat bevinden zich in het dossier en zijn van begin tot eind volledig inzichtelijk. Als Pulatov daar geen enkel concreet bezwaar tegen inbrengt en geen enkele vraag over kan stellen, heeft hij geen belang om hier getuigen over te horen.

Verder heeft Pulatov verzocht om de maker van de video van de Buk TELAR op Makeevka Highway te horen (randnummers 241-243). Dat verzoek wordt ingegeven door een onduidelijke passage in de getuigenverklaring van een Australische journaliste waarin men zou kunnen lezen dat zij tussen 10 en 22 mei 2014 al bekend was met de publicatie van het screenshot uit deze foto in het Franse tijdschrift Paris Match. Op basis daarvan stelt de verdediging dat de video dus al mogelijk vóór 17 juli 2014 is gemaakt en wil zij de maker hierover horen. Dat lijkt ons wat kort door de bocht. Ten eerste staat vast dat Paris Match dit screenshot niet vóór, maar na 17 juli 2014 heeft gepubliceerd. Ten tweede doet deze lezing van de verdediging geen recht aan de verklaring van de getuige. Daarin geeft de journaliste slechts een kort, bevestigend antwoord op de vraag of zij bekend was met de Paris Match beelden, ‘terwijl zij in die Donetsk regio was tussen 10 en 22 mei’. Die vraag is dus al feitelijk onjuist, want in die periode had Paris Match nog geen beelden gepubliceerd. Verder blijkt uit het verhoor dat de vraag niet bedoeld is om te achterhalen of zij die foto heeft gezien, maar of zij de Buk-TELAR op die foto heeft gezien tijdens haar verblijf in Oekraïne.133 Elders in het verhoor zegt de journaliste duidelijk dat zij tijdens haar verblijf nooit zoiets heeft gezien.134 Er is dus geen reden om deze Australische journaliste en de maker van de video te horen.

Pulatov heeft ook verschillende verzoeken gedaan over de video van de Buk-TELAR in Makeevka (randnummers 244-254). De verzoeken om drie onderzoekers van ESA te horen over een satellietbeeld (randnummer 253), dat weer betrokken is in het onderzoek naar deze video, zullen wij hierna afzonderlijk bespreken, samen met andere verzoeken over satellietbeelden, zoals die over de Furshet in Snizhne (randnummers 264-273).

Verder heeft Pulatov verzocht om een aantal stukken aan het dossier toe te voegen. In de eerste plaats het proces-verbaal van veiligstellen van de video van de Buk-TELAR in Makeevka, omdat daaruit de plaatsbepaling van die video zou blijken (randnummers 244-254). Die informatie bevindt zich echter al in het gevoegde proces-verbaal van bevindingen Primo-07288. Datzelfde geldt voor de digitale satellietfoto’s, waarom de verdediging heeft verzocht. Daar wordt naar verwezen in het proces-verbaal over het onderzoek naar datum en tijdstip van deze video van de Buk-TELAR op basis van de satellietbeelden. Op de tweede pagina van dit proces-verbaal bevindt zich ook de link naar de betreffende afbeeldingen in het mediadossier. Dat is een kwestie van twee keer doorklikken vanaf de pagina die de verdediging zelf heeft genoemd.

Video Torez (randnummers 255 – 262)

In relatie tot video Torez vraagt Pulatov opnieuw naar informatie die op basis van een beschikking van de rechter-commissaris buiten het dossier is gelaten. In die beschikking staat dat de informatie uit het wél gevoegde proces-verbaal direct ontleend is aan diverse andere processen-verbaal en hiervan een getrouwe weergave geeft. In de beschikking staat óók dat het onthouden van de betreffende processen-verbaal noodzakelijk is in verband met de veiligheid van een of meer getuigen. Voor zover de veiligheid dat toelaat, vinden de vragen van de verdediging al antwoord in het dossier. Dat geldt ook voor de vraag naar fotografische afbeeldingen van video-frames.135 Meerdere frames van de video zijn opgenomen in de bijlage bij het proces-verbaal waar de verdediging zelf naar verwijst. Ook volgt uit datzelfde proces-verbaal en de beschikking van de rechter-commissaris dat er wel specifieke metadata van het videobestand zijn verkregen, maar dat er om veiligheidsredenen alleen een ruimere opnametijd (‘rond 9 uur’ UTC +3) en ruimere opnamelocatie in het dossier kunnen worden benoemd. Daarmee wordt de verdediging niet “op onoverbrugbare achterstand” gezet. De rechtbank heeft de onderliggende metadata immers ook niet. Verder bevat het dossier ruim ander bewijs voor de plaats, datum en tijdstip waarop deze video is opgenomen. 

Foto Snizhne (randnummers 274 – 281)

Verder heeft Pulatov verzoeken gedaan over de foto en video van de Buk-TELAR in Snizhne. Daarmee komt de Buk iets dichter in de buurt van de afvuurlocatie.

Over de foto van de Buk-TELAR op Karapetyan St. in Snizhne vraagt Pulatov zich af of deze daar wel genomen is. Daarvoor wil hij een schrijver van de website Koreandefense.com horen (randnummer 278). Wat deze getuige hem zou kunnen vertellen, is ons niet duidelijk. Deze foto is openbaar gemaakt in een tweet, waarin concreet gesproken wordt over een ‘Buk’ in ‘Snezhnoye’ [7]. De websiteschrijver heeft er vervolgens een satellietfoto van Snizhne bijgepakt en deze vergeleken met de omgevingskenmerken op de foto van de Buk-TELAR. Dat kan iedereen met eigen ogen controleren. Meer valt daar niet over te zeggen, ook niet door de getuige. Bij dit verhoor heeft Pulatov dus ook geen belang.  Daarnaast heeft hij verzocht twee verbalisanten, Primo 17-184 en Primo 17-154, te horen over hun inspanningen om de identiteit van de maker van deze foto te achterhalen. De reden hiervoor is dat de verdediging wil “onderzoeken of daadwerkelijk alles wat redelijkerwijs kan worden verwacht is gedaan om de authenticiteit en betrouwbaarheid van deze afbeelding vast te stellen” (randnummer 280). Getuigenverhoren zijn geen evaluatiegesprekken. Het Openbaar Ministerie is verantwoordelijk voor het onderzoek en kan daarop worden aangesproken. Als Pulatov meent dat het onderzoek onvolledig is geweest, moet hij aangeven welk onderzoek er dan nog zou moeten plaatsvinden en welk belang hij daarbij heeft. Dat hebben we niet van hem gehoord. 

Video Snizhne (T0522 dig00131XX2378 en digi07691XX2378, randnummers 282 - 294)    

Pulatov spreekt verder over nader onderzoek naar de video van de Buk in Snizhne (randnummers 282-294). Naar die video wordt al onderzoek verricht door de rechter-commissaris op vordering van het Openbaar Ministerie. De verdediging heeft nu aangekondigd dat zij op basis van de uitkomst van dat onderzoek van de rechter-commissaris zal bepalen of zijzelf nog om nader onderzoek naar deze video zal vragen. De laatste stand van zaken van het onderzoek van de rechter-commissaris is dat zij het voornemen heeft om hiervoor forensische deskundigen uit Zweden te benoemen. Een land dat geen MH17-slachtoffers te betreuren heeft gehad en geopolitiek te boek staat als een neutrale staat. Toch heeft de verdediging afgelopen vrijdag, de dag na de laatste zitting, de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van deze deskundigen in twijfel getrokken, onder meer omdat de Zweedse minister van Buitenlandse Zaken in 2018 in een tweet haar steun heeft uitgesproken aan het JIT-onderzoek (bijlage 1). Die reactie heeft ons verbaasd, omdat die Zweedse tweet in lijn is met resolutie 2166 van de VN Veiligheidsraad, waarin alle VN-lidstaten worden opgeroepen om het strafrechtelijk onderzoek te ondersteunen. Verder hebben wij al op 29 juli op dit Zweedse nationale forensisch instituut gewezen (bijlage 2) en heeft de verdediging nooit eerder bezwaar gemaakt.136 Wij begrijpen nu wel beter waarom het eigen deskundigenonderzoek van de verdediging niet van de grond komt: als zelfs een enkele steunbetuiging van een politieke functionaris aan effectief onderzoek naar het neerschieten van MH17 al genoeg is om een deskundige uit dat land te wantrouwen, zal het inderdaad heel moeilijk worden om een ‘neutrale’ deskundige te vinden. Zolang deze Zweedse deskundigen nog geen rapport hebben opgeleverd, komen we in elk geval niet toe aan die eventuele toekomstige onderzoekwensen van Pulatov en blijft dit onderzoek naar de video in Snizhne - wat hem betreft - nog een tijdje liggen.

Voor nu beperkt hij zich tot het verzoek om de processen-verbaal van veiligstellen van twee versies van deze video aan het dossier toe te voegen (randnummer 287) en om de maker van de video te horen (randnummer 289). Informatie over het veiligstellen de video en onderzoek naar de inhoud ervan is al in het dossier opgenomen [9]. Een proces-verbaal over het veiligstellen van een video voegt daar niets aan toe. Het verzochte verhoor van de maker van de video is gericht op het vaststellen van het tijdstip, de locatie en de authenticiteit van de opname. Wij stellen vast dat Pulatov dit verzoek al eerder, tenminste in juni, had kunnen doen. Zoals gezegd, heeft het OM al in maart deskundigenonderzoek gevorderd naar de authenticiteit en het tijdstip deze video. Toen zijn wij ook ingegaan op de stelling van de Russische Federatie dat deze video mogelijk gemanipuleerd zou zijn en al op 16 juli 2014 zou zijn geupload.137 Vraag is dan ook of het gevraagde verhoor nu noodzakelijk is. Gelet op het feit dat de afvuurlocatie er niet op staat, de video niets zegt over de betrokkenheid van Pulatov en er forensisch onderzoek naar deze video wordt gedaan, is die noodzaak er niet.

Video Luhansk (randnummers 295 – 312)

Tot slot wil Pulatov een rij getuigen horen over de video van de Buk in Luhansk (randnummers 295-312). Gehoord moeten worden: de verbalisant die onderzoek heeft gedaan naar de video, de SD-kaart en de camera waarmee de video zou zijn gemaakt, kolonel Yanovski, minister Avakov, leden van de geheime observatie-eenheden van de Oekraïense inlichtingendienst MVD en als laatste de maker van de video.138 De verdediging wenst al deze getuigen een hoop vragen te stellen, maar laat de onderzoeksbevindingen die zijn gedaan ten aanzien van deze video onbesproken. Daarbij wenst de verdediging allerlei vragen te stellen over onderwerpen die niet concreet worden betwist en waar al uitgebreid onderzoek naar is verricht, zoals de authenticiteit en de plaatsbepaling van de video. Wat deze verhoren daar nog aan kunnen toevoegen of afdoen, wordt niet uitgelegd. Verder zouden wij deze video van de Buk-TELAR op de terugweg in Luhansk eenvoudig kunnen wegdenken, zonder dat dit ook maar iets zou afdoen aan het bewijs voor de afvuurlocatie bij Pervomaiskyi, dat zo’n 70 kilometer verderop ligt. Voor het beantwoorden van deze bewijsvraag zijn de verhoren dus niet relevant.

Ontbrekende stukken (randnummers 331 – 346)

Pulatov beklaagt zich vervolgens over “ontbrekende stukken” die “in weerwil van de auteur” buiten het dossier zouden worden gehouden.139 Over deze gang van zaken zou de dossiervormer Primo 17-181 moeten worden gehoord.140 Deze klacht lijkt gebaseerd op een gebrek aan kennis van de Nederlandse strafvordering. In het Nederlandse strafproces is het Openbaar Ministerie verantwoordelijk voor de samenstelling van het dossier dat aan de rechtbank wordt aangeleverd (art. 149a lid 1 Sv). De mening van verbalisanten wordt daarbij door het Openbaar Ministerie zeker betrokken, maar is niet doorslaggevend. In een groot onderzoek heeft het Openbaar Ministerie de taak er voor te zorgen dat het procesdossier niet belast wordt met grote hoeveelheden irrelevante stukken. Dat zou het strafproces nodeloos vertragen. Dat kan er toe leiden dat in processen-verbaal bijvoorbeeld wordt verwezen naar grote bijlages, maar deze bijlages zelf niet worden gevoegd als zij niet relevant zijn. De raadslieden van Pulatov hebben sinds februari de tijd gehad om inzage te vragen in niet-gevoegde stukken, en alle concrete verzoeken die ook maar enigszins relevant zouden kunnen zijn, zijn ingewilligd.141 Daarmee heeft hij ruim de gelegenheid gehad kennis te nemen van niet-gevoegde stukken. Het verzoek tot het horen van de dossiervormer moet dus worden afgewezen, omdat hij niet degene is die heeft bepaald welke stukken wel en welke stukken niet gevoegd moesten worden. Alle vragen over de samenstelling van het dossier kunnen aan het Openbaar Ministerie worden gesteld.

Ook verzoekt Pulatov om toevoeging aan het dossier van zes processen-verbaal. Drie daarvan zitten al in het dossier.142 De andere drie betreffen processen-verbaal over het veiligstellen van informatie, waar geen relevante informatie inzit die zich nog niet in het dossier bevindt. Ten aanzien van zulke stukken staat in het algemeen relaas uitgelegd waarom die niet in het dossier zijn opgenomen. De verdediging legt niet uit waarom deze stukken in weerwil van die toelichting in het dossier toch relevant zijn. Ook dit verzoek moet daarom worden afgewezen.

Rapporten KNMI (randnummers 347-373)

De verdediging gaat vervolgens in op het al genoemde KNMI-rapport.143 In dit rapport wordt van acht beeldbestanden het tijdstip van opname bepaald. Pulatov wenst de rapporteur onder meer te vragen naar de onderzoeksmethode, de reikwijdte van zijn onderzoek en de startinformatie die hij had.144 Al deze informatie is al in het rapport opgenomen.145 Daarnaast wil de verdediging vragen hoeveel satellietbeelden rapporteur tot zijn beschikking had,146 terwijl dit in het rapport is beschreven. Onjuist is de suggestie van de verdediging dat ESA heeft aangegeven dat van 17 juli 2014 geen satellietbeelden beschikbaar zouden zijn.147 Uit de rapporten van de ESA blijkt precies van welk gebied op 17 juli 2014 wel en van welk gebied geen satellietbeeld beschikbaar was.148 Onjuist is ook de stelling van de verdediging dat ESA geen MSG-satellietbeelden in haar onderzoek zou hebben betrokken.149 Het tegendeel is waar. De focus van de verdediging op de satellietbeelden in relatie tot dit KNMI-rapport is opmerkelijk. Uit het rapport blijkt namelijk dat de opnametijdstippen worden afgeleid uit de richting van de op beeldmateriaal zichtbare schaduw. In het rapport is die schaduw per beeldmateriaal met gele pijlen weergegeven. De satellietbeelden zijn slechts gebruikt om te beoordelen of de op het beeldmateriaal zichtbare bewolking overeenkwam met het wolkenbeeld van de satellietbeelden. Nu alle vragen - voor zover al relevant - in de rapporten al worden beantwoord, ontbreekt de noodzaak de rapporteur te horen.

Getuigen in verband met rookspoorfoto’s (randnummers 481-497)

Naast onderzoekswensen over beeldmateriaal over de route van de Buk-TELAR heeft Pulatov ook gevraagd om verhoren van getuigen over foto’s van een rookspoor. Daarmee komt hij al wat dichter bij de afvuurlocatie.

Getuige A26 (randnummers 481-483), die alleen telefonisch gehoord is, heeft een uitspraak gedaan over een rookspoorfoto en het weerbeeld van die dag. Hij heeft geen bijzondere kennis van die foto: hij bespreekt die als internetgebruiker die die middag ook in de omgeving was. Omdat er al meer objectief onderzoek  naar die rookspoorfoto is gedaan, ook met betrekking tot het weerbeeld van die middag, heeft Pulatov geen belang om A26 over die foto te bevragen.

Pulatov wil ook de maker van die rookspoorfoto horen. Hier komen we op een punt waar het verschil tussen het verdedigingsbelang en het noodzakelijkheidscriterium zichtbaar wordt. De rookspoorfoto vormt bewijs voor de afvuurlocatie. Als de verdediging dit verzoek tijdig had gedaan, in juni, dan zouden wij hebben geconcludeerd tot toewijzing. Immers, de verdediging moet de ruimte krijgen om belastend bewijs te toetsen en hoe duidelijker bewijs belastend is en relevant voor de zaak van een verdachte, hoe minder motivering nodig is om nader onderzoek toegewezen te krijgen. Als het verzoek tijdig was gedaan, had hij net als getuige RC02 nog voor februari gehoord kunnen worden. Er was ook alle aanleiding om het verzoek tijdig te doen. De rookspoorfoto is al in juni ter zitting getoond en het onderzoek ernaar is toen ook toegelicht.150 

Omdat Pulatov het verzoek pas in deze late fase doet en daar geen begrijpelijke uitleg voor geeft, kan het gevraagde verhoor alleen worden toegewezen als het objectief gezien noodzakelijk te noemen is. Gelet op het feit dat de rookspoorfoto bepaald niet het enige, en ook niet het sterkste bewijs is voor de afvuurlocatie, is dat niet snel het geval. De motivering van dit verzoek is zeer beperkt: Pulatov wil de getuige blijkbaar alleen bevragen over de wijze waarop hij zijn camera met SD-kaart aan de SBU heeft overgedragen. Dat dat voor enige beslissing van belang is, valt niet in te zien gelet op het feit dat het plaatsvinden van die overdracht al uit het dossier blijkt en Pulatov niet uitlegt wat de precieze wijze daarvan relevant maakt.

Getuige S13 (randnummers 495-497) zou gevraagd moeten worden naar informatie waarvan we al uit zijn eerste verklaring weten dat hij die niet heeft: de identiteit van de maker van andere rookspoorfoto’s. Hier herhalen we nog maar eens wat we in juni al onder de aandacht brachten: voor de beoordeling van onderzoekswensen is relevant of de inhoud van het dossier wel ruimte laat voor de aan het verzoek ten grondslag gelegde mogelijkheid, die via getuigenverhoren zou moeten worden onderzocht.151 Scheele zegt het zo:

de aan het verzoek ten grondslag gelegde argumenten moeten wel een begin van aannemelijkheid, een begin van houdbaarheid of deugdelijkheid hebben, ofwel de inhoud van het dossier moet ruimte laten voor de aan het verzoek ten grondslag gelegde mogelijkheid, die dan via het getuigenverhoor zou moeten worden onderzocht. Het mag niet te speculatief zijn, er moet een kans van slagen zijn.152 

De wens van een verdachte om de feiten in de wereld te plooien naar zijn hand is geen alternatieve grondslag voor een verhoor. Het enige andere vraagpunt in relatie tot S13 betreft de nieuwssite waarop de foto is gepubliceerd. De naam van die website staat gewoon in de correspondentie met S13 die bij zijn verklaring is gevoegd153 en wordt nog eens herhaald in het Zaaksdossier Afvuurlocatie.

Uitleg tapgesprekken (deel 4 van 5, randnummers 157-186)

Verder wenst de verdediging, al dan niet in voorwaardelijke zin, een deskundige te horen over het afluisteren in oorlogstijd (randnummer 167) en verschillende getuigen te horen over het gebruik van codewoorden in tapgesprekken (randnummers 174-178), het telefonisch verspreiden van desinformatie (randnummers 179-183) en het gebruik van beveiligde communicatiemiddelen en persoonlijk contact voor belangrijke onderwerpen (randnummers 184-185).

Wat het OM betreft staat niet ter discussie dat er in de omgeving van Pulatov is afgeluisterd, dat uit meerdere gesprekken blijkt dat DPR-strijders zich daar wel bewust van waren, dat er telefonisch codewoorden werden gebruikt, dat er ook buiten de telefoon om met elkaar werd gesproken en dat ook met beveiligde middelen werd gecommuniceerd. In juni hebben wij er al op gewezen dat wij juist vanwege het gebruik van beveiligde telefoons ook gespreksinformatie zijn misgelopen.154

Dit alles is ook in andere onderzoeken naar georganiseerde criminaliteit een gegeven. Ook daarin komen alle soorten codewoorden voor, afhankelijk van het onderwerp en de personen die ze gebruiken. Van het bekende ‘bruin’ en ‘wit’ tot ‘hele’ of ‘halve concertkaartjes’ tot ‘duiven’, ‘soep’ en ‘spaghettisaus’ voor drugs en ‘sleutels’ voor allerhande wapens. Ook in deze zaak hebben wij gezien dat verschillende personen uit de omgeving van Pulatov uiteenlopende codewoorden gebruiken.

Over deze stellingen van Pulatov zijn wij het dus ook zonder nader onderzoek al eens. Er kunnen alleen niet de verstrekkende conclusies worden verbonden die Pulatov graag ziet. De beperkingen aan het gebruik van codetaal die we in de meeste strafrechtelijke onderzoeken zien, constateren wij namelijk ook in dit dossier. Soms zijn beveiligde verbindingsmiddelen niet beschikbaar, of te ver weg of buiten gebruik. Soms vergeten mensen dat zij over een open lijn spreken of maken zij om een andere reden een fout.155 Wat de oorzaak ook is: ook in dit dossier zien we dat regelmatig informatie over open lijnen wordt gedeeld die daarover eigenlijk niet besproken zou mogen worden.

Codetaal kent eveneens zijn beperkingen. Ook in dit dossier zien we dat codewoorden niet voor iedereen de vaste, zelfde betekenis hebben. Soms wordt hetzelfde voorwerp aangeduid met verschillende codewoorden.156 Soms zoekt een beller duidelijk naar de betekenis van het codewoord dat zijn gesprekspartner gebruikt. In andere gevallen spreken gesprekspartners eerst vrijuit om pas later over te stappen naar meer versluierd taalgebruik.Dat codewoorden werden gebruikt, betekent dus nog niet dat die ook consistent werden gebruikt en dat iedereen die wel eens een codewoord heeft genoemd over de universele betekenis daarvan gehoord kan worden. Onderzoek naar de betekenis van gebruikte codewoorden zal steeds gericht moeten worden per persoon en per gesprek. In de codetaal in dit dossier zit te weinig consistentie om te denken dat iemand gesprekken waar hij zelf niet aan heeft deelgenomen kan duiden.

Semenov (randnummers 174-175 en 182-183)

Semenov heeft een tapgesprek met Dubinskiy gevoerd dat in het dossier wordt aangemerkt als een vermoedelijke aankondiging van de komst van de Buk-TELAR. Daarmee is duidelijk dat Pulatov een belang heeft bij de ondervraging van Semenov over dat gesprek. Of nu ook geconcludeerd moet worden dat het gevraagde verhoor noodzakelijk is, is aan uw rechtbank. Voor een eerlijk proces hoeft dat niet: er is zoveel ander bewijs in het dossier dat niet gezegd kan worden dat zelfs in deze late fase nog een verhoor van Semenov noodzakelijk is. Voor de volledigheid van het onderzoek zien wij ook geen noodzaak. Als we Semenov eerder hadden kunnen horen, hadden we dat zeker gedaan, maar een verklaring van hem is geen voorwaarde voor het kunnen vaststellen van de feiten.

Om uw rechtbank volledig te informeren hebben wij deze week nog bij de Oekraïense autoriteiten laten navragen of zij informatie hebben over de huidige verblijfplaats van Semenov. Dat hebben zij niet. Wij zien dan ook geen mogelijkheid voor uitvoering van een verhoor van Semenov als uw rechtbank het zou toewijzen.

Plotnitskiy, Bugrov en Manohin (randnummers  176-181)

Bij het gevraagde horen van Plotnitskiy, Bugrov en Manohin (randnummers  176-181) heeft Pulatov geen belang. De gesprekken waaraan zij deelnemen hebben betrekking  op andere Buk-systemen dan de ten laste gelegde Buk-TELAR (randnummers 179-181) of zien op de afvoer van de ten laste gelegde Buk (randnummers 176-178). Een nader onderzoek naar die gesprekken zal het oordeel van uw rechtbank niet kunnen beïnvloeden. Daarvoor staan zij te ver af van het directe bewijs voor de tenlastelegging.

Dubinskiy en Semenov (randnummers 182-183): Dubinskiy bespreken we later bij Deelneming, en Semenov hebben we hiervoor al besproken.

Kupryan/Batya (randnummers 184-186)

Ook bij het voorwaardelijke verzoek om een verhoor van Kupryan ten slotte (randnummers 184-186) heeft de verdediging geen belang. Anders dan de verdediging stelt, geeft zijn verklaring geen steun voor de algemene stelling van Pulatov dat belangrijke onderwerpen nooit over de telefoon, maar in persoon werden besproken. Kupriyan stelt weliswaar dat hij bepaalde opdrachten in de regel in persoon van Girkin ontving (“he used to tell that sort of thing in person”), maar verklaart evengoed dat er telefonisch rapport werd uitgebracht door de ondergeschikte aan Kupryan (“that’s why I wanted to hear the recording of our conversations with him reporting to me”). Nog daargelaten dat aan een verhoor over de gewoontes van Girkin natuurlijk geen conclusies kunnen worden verbonden over de gewoontes van Pulatov, faalt dit verzoek dus bij gebrek aan feitelijke grondslag. 

Twitter-gebruikers en andere social media (deel 4 van 5, randnummers 222 – 226)

Pulatov doet verder voorwaardelijke verzoeken om 14 gebruikers van bepaalde social media accounts te horen.157 Deze verzoeken behoeven geen beslissing als uw rechtbank niet voornemens zou zijn om deze berichten voor het bewijs te gebruiken. Hoewel het OM niet verwacht dat uw rechtbank zich nu al zal uitlaten over het gebruik van eventuele bewijsmiddelen, menen wij dat wel al een beslissing op deze verzoeken kan worden genomen. 

Deze gebruikers hebben met elkaar gemeen dat zij allen op 17 juli 2014 een of meerdere berichten hebben gepost op social media over een Buk, een raket of luchtafweergeschut. Hoewel sommige berichten reppen over eigen waarnemingen,158 blijkt uit het gros van deze berichten niet wat de reden van wetenschap van de gebruikers is. De gebruikers kunnen eigen waarnemingen hebben gepost, maar zij kunnen ook de waarnemingen of de berichten van anderen hebben overgenomen. Of sprake is van eigen waarnemingen of informatie van ‘horen zeggen’ acht het OM bij deze tweets159 niet zo relevant. De beperkingen op dat gebied zijn duidelijk. Relevant zijn vooral de datum en tijdstippen van de berichten en die blijken uit het dossier. Het betreft grotendeels berichten die zijn gepost vóórdat MH17 werd neergehaald.

De in de berichten genoemde plaatsnamen Torez, Donetsk en Snizhne komen overeen met plaatsnamen die in verband worden gebracht met de aanvoer van de Buk-TELAR. Over die aanvoer heeft Pulatov - zo weten we sinds vorige week - al in februari 2020 een verklaring afgelegd. Hij verklaarde toen dat het feitelijk onmogelijk was om met een aanhangwagen een Buk-TELAR te verplaatsen omdat alle aanvoerwegen en alle transportroutes tussen de zgn. Republiek Donetsk en Luhansk geblokkeerd werden door controleposten van het Oekraïense leger.160 Daarmee betwistte Pulatov dus feitelijk toen al de mogelijke juistheid van al het bewijs dat duidt op vervoer van een Buk-TELAR middels een vrachtwagen met trekker-oplegger. En daarmee betwistte hij toen ook al de inhoud van de social mediaposts waar het nu over gaat.

Nu Pulatov al in februari de mogelijke juistheid van deze berichten in twijfel trok, is niet meer de vraag of hij belang heeft bij een verhoor van deze gebruikers, maar of de noodzaak daartoe bestaat. En ook waarom hij zo lang gewacht heeft met het doen van deze verzoeken. Dat al voor het neerschieten van MH17 getweet werd over de aanvoer van een Buk-TELAR, en de plaatsen en tijden die uit die tweets blijken, is betekenisvol. De vraag of het de twitteraar zelf was die de waarneming deed, zijn buurman of zijn melkboer, is van veel minder belang gelet op de rest van het bewijs in dit dossier. Een noodzaak voor deze verhoren ziet het OM daarom niet.

Satellietbeelden (deel 4 van 5, randnummers 263 - 401)

Furshet en afvuurlocatie (randnummers 263 – 273)

Over rupsbandensporen op satellietbeelden wil Pulatov defensiemedewerker Primo 17-476 horen, die als beeldanalist de beelden heeft bestudeerd (pleitaantekeningen deel 4 van 5, randnummer 270);

Ook wil Pulatov in dit verband dat het proces-verbaal Primo-00387 aan het dossier wordt toegevoegd (randnummer 268). Dit proces-verbaal zit echter al in het dossier, zoals in de laatste aanvulling op het algemeen relaas ook is beschreven.

Voor Primo 17-476 geldt dat we moeten raden welke vragen er gesteld zouden kunnen worden in een verhoor. Het enige dat de motivering duidelijk maakt is het doel van een verhoor: Pulatov wil de defensiemedewerker horen om de “bewijswaarde en bewijskracht” van zijn bevindingen vast te stellen.161 Welke te verkrijgen informatie daaraan kan bijdragen wordt echter niet benoemd. Dat spreekt ook niet vanzelf, want de onderzochte satellietbeelden zijn in het dossier opgenomen en kunnen dus zelf bestudeerd worden. Voor zover Pulatov meent dat de bevindingen van Primo 17--476 in strijd zijn met ander bewijs in het dossier (randnummer 270), kan hij dat ter zitting naar voren brengen. Een verhoor van Primo 17-476 is daarvoor niet de juiste plaats. Een deskundige defensiemedewerker kan alleen verklaren over zijn eigen bevindingen, niet over hoe die bevindingen zich verhouden tot ander bewijs of uiteindelijk gewaardeerd moeten worden. De bevindingen zelf zijn helder en kunnen worden getoetst door Pulatov aan de hand van de satellietbeelden zelf en de uitgebreide processen-verbaal die daarover zijn opgemaakt.

Nu Pulatov blijkbaar niet één te stellen vraag kan benoemen die hij in een verhoor aan de defensiemedewerker wil stellen, heeft hij bij dit gevraagde verhoor geen belang

Primo-02733 (randnummers 318 – 330)

De verdediging beklaagt zich over de povere kwaliteit van de afbeeldingen in proces-verbaal Primo-02733. Dit proces-verbaal is opgemaakt door een verbalisant, maar bevat ook bevindingen van een beeldanalist. Wij merken op dat de verdediging blijkens haar toelichting bekend is met het feit dat die beeldanalist een medewerker van Defensie is. Deze beeldanalist is dus geen verbalisant, en dat is de reden dat van zijn bevindingen proces-verbaal is opgemaakt door iemand die wel verbalisant is.162 Zoals we later nog nader zullen toelichten heeft wel iedereen die onder nummer verbaliseert een Primo-nummer, maar is niet iedereen met een Primo-nummer een verbalisant.

In dit proces-verbaal zijn diverse bevindingen ten aanzien van satellietbeelden van de zogenaamde schroeiplek op het landbouwveld in Pervomaiskiy bij elkaar gebracht. Pulatov wil de betrokken beeldanalist laten horen over de kwaliteit van de geraadpleegde satellietbeelden. Ook moeten de originele beelden aan het dossier worden toegevoegd.163 De betreffende beelden zitten echter al in het dossier. Ze zitten ook niet bepaald verstopt: hyperlinks naar deze beelden staan op pagina 1 en 4 van dat verbaal waar de verdediging zelf naar verwijst (Primo-02733).

De andere vragen die worden geformuleerd naar aanleiding van de bevindingen van de beeldanalist zijn kennelijk allemaal geformuleerd zonder kennisname van de betreffende satellietfoto’s in hoge resolutie. Daarom moet kritisch worden bezien of een nader verhoor wel nodig is om deze vragen te beantwoorden. Dat geldt te meer, omdat onduidelijk is of de verdediging wel kennis heeft genomen van de andere stukken in het dossier waarin de bevindingen uit dit proces-verbaal worden uitgewerkt.

In Primo-02733 wordt verwezen naar een tweetal processen-verbaal waarin inhoudelijk relevante bevindingen in relatie tot de schroeiplek worden beschreven. Ook bevat Primo-02733 een link naar een video-opname van een getuige met daarop de veronderstelde afvuurlocatie. De verklaring van deze getuige bevindt zich eveneens in het dossier. Ook zijn twee rapporten als bijlagen bijgevoegd: een rapport dat is opgemaakt door NEO in samenwerking met de TU Delft en een rapport van het KNMI. Op al die onderliggende brondocumenten in het dossier, die dus de basis vormen voor Primo-07233, gaat de verdediging niet in bij de bespreking van Primo-02733.

De vragen van de verdediging vinden voldoende antwoord in de digitale bestanden van de satellietfoto’s en de voorgenoemde stukken. Daarom ziet het OM geen noodzaak tot het horen van de betreffende beeldanalist.  

ESA rapporten (randnummers 375 – 401)

De verdediging bespreekt vervolgens een tweetal rapporten van de European Space Agency, ofwel ESA. Over deze rapporten wil Pulatov vier personen horen:

  • verbalisant Primo 17-105;
  • de onderzoekers van ESA, die betrokken zijn bij de totstandkoming van beide rapporten.

Verzoek tot horen Primo 17-105

Verbalisant 17-105 heeft het zaakdossier Afvuurlocatie geschreven. In dit proces-verbaal wordt al het onderzoek naar de afvuurlocatie in samengevatte vorm beschreven. In dit proces-verbaal wordt één rapport van ESA genoemd. In het dossier als geheel bevinden zich echter meer ESA-rapporten. Pulatov wenst deze verbalisant te horen over een aantal passages in zaakdossier Afvuurlocatie omdat deze geen grondslag zouden vinden in het onderliggende ESA-rapport.164 De antwoorden op de vragen van Pulatov zijn echter elders te vinden in het procesdossier en vloeien rechtstreeks voort uit de bevindingen van ESA deskundigen. Wij verwijzen hierbij naar het ESA rapport Primo-09909,165 dat in het dossier is gevoegd.166

Pulatov wenst deze verbalisant ook te vragen of het JIT pogingen heeft gedaan Chinese satellietbeelden te verkrijgen. Deze vraag hebben wij in juni bij onze toelichting al hier op zitting beantwoord. Toen hebben we al aangegeven dat contact is gezocht met de Chinese autoriteiten en dat zij hebben laten weten dat er weliswaar een satelliet vloog, maar dat deze niet werkte.167

Gelet op het feit dat de verzochte informatie in het procesdossier is opgenomen en deels ook nog ter zitting door ons is toegelicht, ontbreekt ieder belang om deze verbalisant te horen.

Verzoek tot horen van ESA deskundigen

Dezelfde vragen wil Pulatov ook aan de ESA-onderzoekers stellen. Hiervoor kan de beslissing dus ook alleen hetzelfde zijn: vragen naar informatie die al in het dossier is te vinden, kunnen niet leiden tot een verhoor.

Verder wil Pulatov de onderzoekers van ESA horen over twee rapporten, Primo-09910 en 09908.

In het eerstgenoemde rapport beschrijven de deskundigen hun onderzoek naar een aantal potentiële afvuurlocaties en andere gebieden die in het rapport worden aangeduid als (other) points of interest, en de conclusies die zij op basis van dit onderzoek trekken.

Pulatov wil deze onderzoekers vragen waarom zij geen MSG-satellietbeelden hebben gebruikt. Uit de rapporten Primo-09909 en Primo-09910 blijkt dat ESA de MSG satellietbeelden van 17 juli 2014 wel degelijk bij het onderzoek heeft betrokken, maar dat deze vanwege de zware bewolking die daarop te zien is niet bruikbaar zijn gebleken voor dit betreffende onderzoek.168

In de tweede plaats wil de verdediging de onderzoekers vragen naar de reden dat zij voor andere (dan op de afvuurlocatie betrekking hebbende) points of interest hebben gekozen, wat de relevantie is van deze gebieden en wat de conclusies zijn geweest van dit onderzoek (randnummers 387-388).  Eerder heeft Pulatov zelf al opgemerkt dat niet de onderzoekers van ESA, maar de politie de zogenaamde point of interest heeft geselecteerd.169 En zo staat het ook in het rapport. Concrete vragen over die selectie en de relevantie daarvan kunnen dus niet door ESA worden beantwoord, maar wel aan het Openbaar Ministerie worden voorgelegd.

Ook de conclusies van het onderzoek zouden niet duidelijk uit het rapport blijken.170 Pulatov verzuimt echter aan te geven wat niet duidelijk zou zijn aan dit deel van het rapport. Op pagina 25 en 47 van het rapport wordt in een schematisch overzicht weergegeven van welke (door de politie aangeleverde) locaties satellietbeelden aanwezig zijn en van welke datum die beelden zijn. Van het gros van de opgegeven locaties is geen beeldmateriaal beschikbaar. Van alle wel beschikbare satellietbeelden zijn afbeeldingen in het rapport opgenomen. Wat ESA op die afbeeldingen ziet of denkt te zien, is eveneens in het rapport opgenomen. Nu Pulatov nalaat concrete vragen over deze bevindingen te formuleren, heeft hij bij een verhoor van deze onderzoekers geen belang.

Voorts wenst de verdediging dezelfde onderzoekers te horen over hun onderzoek van satellietbeelden van 17 juli 2014.171 In dit onderzoek is ook de in het onderzoek veiliggestelde en al eerder besproken dashcamvideo betrokken. Pulatov spreekt over bepaalde waarnemingen van ESA,172 die door Pulatov worden gekwalificeerd als “contraire” bevindingen die zouden uitsluiten dat de dashcamvideo consistent is met de satellietbeelden van 17 juli 2014.173 Als wij het rapport erbij pakken, kunnen wij dit niet volgen. Over die betreffende waarnemingen is ESA namelijk duidelijk: die doen niet af aan de match tussen de dahscamvideo en het satellietbeeld. Van contraire bevindingen is dus geen sprake. Sterker nog, in de conclusie spreekt ESA van een satellietbeeld, dat  ‘shows a number of features that are fully consistent with a dashcam video obtained by the Dutch Police. At the same time no obvious inconsistencies could be detected’.

Voor een verhoor van de onderzoekers om te toetsen of tóch sprake is van ‘contraire bevindingen’, zoals Pulatov veronderstelt.174 biedt de inhoud van het rapport geen ruimte. Zonder nadere uitleg is dit verzoek niet begrijpelijk.

De laatste opmerking van Pulatov gaat over de kwaliteit van de afbeeldingen die in de rapporten zijn opgenomen. Het OM wijst in dit verband naar pagina 1 van beide rapporten, waar links in de kantlijn – naast de titel van de rapporten – een digilink is opgenomen die leidt naar kwalitatief betere afbeeldingen.175

Voor het geval uw rechtbank de noodzaak van deze verzoeken anders beoordeelt dan wij, merken wij nog op dat in de huidige omstandigheden door de ESA deskundigen waarschijnlijk aanzienlijk sneller voldaan zal kunnen worden aan een verzoek om nadere vragen schriftelijk te beantwoorden dan aan een verzoek om gehoord te worden als getuigen.

NFI (deel 4 van 5, randnummers 402 – 435)

De volgende vragen van de verdediging gaan over een drietal NFI-rapporten.

Over het eerste rapport, Primo-06616, wil de verdediging 5 getuigen horen: twee militair adviseurs en drie NFI-deskundigen. Zij wil de kennis, ervaring en expertise van allen onderzoeken omdat zij allen hebben aangegeven geen eerdere of eigen ervaring met het gebruik van Buk-TELARS te hebben.176 De verdediging beantwoordt daarmee zelf al de vragen die zij wenst te stellen, zodat een verhoor over deze onderwerpen niet noodzakelijk is.

De gevraagde verhoren zouden gericht moeten zijn op de conclusies die worden getrokken in het rapport. Daar kunnen dus ook alleen de opstellers van het rapport over worden bevraagd, niet de militair adviseurs. Noodzakelijk lijkt zo’n verhoor van deze opstellers ons niet. Dit rapport is maar een klein onderdeel van het gehele onderzoek waarmee de herkomst van de Buk-TELAR is vastgesteld. Het onderzochte beeldmateriaal bevindt zich in het dossier, zodat de waarnemingen van de deskundigen zelf gecontroleerd kunnen worden. Gelet op de zeer beperkte reikwijdte van de beschreven conclusies en de mogelijkheid om die zelf met het beeldmateriaal te beoordelen, valt niet in te zien dat Pulatov een belang heeft bij deze gevraagde verhoren. Daar komt bij dat onduidelijk is welke informatie nu gezocht wordt met een verhoor. Uit het rapport blijkt dat de in het rapport beschreven beperkingen invloed hebben gehad op de conclusies. Een concrete vraag daarover, die van belang kan zijn voor een beslissing van uw rechtbank, hebben wij in de motivering niet aangetroffen.

Het tweede rapport betreft Primo-12574. Dit is een rapport dat wij in onze toelichting op het onderzoek in juni uitgebreid hebben besproken.177 Wij hebben daarbij ook afbeeldingen uit het rapport op zitting getoond.178 Zoals gezegd heeft de verdediging zelf in juni al uitgebreid stilgestaan bij het onderwerp contextinformatie in deskundigenonderzoek. Er was dus al in juni alle aanleiding om vragen over dit rapport te formuleren. Onbenoemd blijft waarom dat niet eerder gebeurt dan nu. Waarom de totstandkoming van de onderzoeksvragen relevant kan zijn voor enige door uw rechtbank te nemen beslissing, blijft eveneens onbenoemd. Het gaat hier om validerend deskundigenonderzoek naar beeldmateriaal, niet om forensisch onderzoek naar een complexe plaats delict waarin tal van keuzes mogelijk zijn. Het rapport vormt zelf geen belastend bewijs, maar valideert alleen belastend bewijs. Dat is een relevant verschil voor de vraag welk nader onderzoek nog noodzakelijk kan worden geacht. Tenslotte menen wij dat kennisname van het rapport, dat overigens maar door één deskundige is opgesteld, redelijkerwijs geen vragen oproept over de conclusies. Dit alles beziend, menen wij dat de gevraagde verhoren niet noodzakelijk zijn.

Het voegen van aanvragen is dat evenmin. Zoals wij al eerder hebben opgemerkt, zijn in de NFI-rapporten de onderzoeksvragen en de totstandkoming daarvan voldoende verantwoord. Pulatov benoemt geen feiten of omstandigheden die nader onderzoek hiernaar vereisen.179

Datzelfde geldt voor de verzoeken die voortkomen uit veronderstelde onduidelijkheid over de chronologische volgorde van de totstandkoming van de rapporten.180 Die volgorde is duidelijk en blijkt uit het dossier.

Het laatste rapport betreft Primo-13488 - een rapport waarin het NFI naar aanleiding van bevindingen van het KNMI nader onderzoek verricht aan één specifieke afbeelding. Dit onderzoek is verricht door deskundige Zoun. Pulatov spreekt over meerdere onderzoekers die gehoord zouden moeten worden.181 Het is evident dat deskundigen die niet betrokken zijn bij dit onderzoek hierover ook niet moeten worden gehoord. De vraag die aan het NFI is voorgelegd – vormen de bevindingen van het KNMI aanwijzingen voor manipulatie? – is door Zoun met één woord beantwoord: nee. Waar Zoun eerder de beweerdelijke aanwijzingen voor manipulatie van de Russische Federatie heeft onderzocht, heeft hij hetzelfde gedaan met één specifiek schaduwbeeld waar het KNMI op heeft gewezen. Het is niet meer dan zorgvuldig dat ook die mogelijke aanwijzing aan een beelddeskundige van het NFI wordt voorgelegd. De verdediging stelt dat de conclusie van het NFI dat er geen aanwijzingen zijn dat de afbeelding is gemanipuleerd zonder nadere onderbouwing of uitleg onduidelijk zou zijn.182 Een uitgebreide onderbouwing is echter te lezen op pagina 6 van het rapport. Ook dit rapport is al in juni ter zitting inhoudelijk besproken en de afbeelding waar het om gaat is toen ter zitting getoond.183 Waarom dat vijf maanden later pas leidt tot een onderzoekswens, begrijpen wij niet en is ook niet toegelicht.

Het OM concludeert dat ook ten aanzien van dit rapport de noodzaak ontbreekt een of meer deskundigen te horen.

Getuigen Forensisch Onderzoek (grondmonsters) (deel 4 van 5, randnummers 439-470)

De verdediging wenst drie NFI-deskundigen184 te horen als getuigen over onderzoek waarvan het NFI heeft geconcludeerd dat er uit de onderzoeksresultaten geen conclusie is te trekken over de afvuurlocatie. Over aanvullend onderzoek naar de aanwezigheid van chemische sporen van een BUK-raket in grondmonsters heeft het NFI geconcludeerd dat dit niet kansrijk en bovendien niet veelzeggend is. Over aanvullend elektronenmicroscopisch onderzoek aan die grondmonsters heeft het NFI geconcludeerd dat dit niet erg kansrijk en zeer tijdrovend is.

Deze conclusies trekt het NFI na onderzoek van grondmonsters van een locatie waar zeker een Buk-lancering heeft plaatsgevonden. In deze grondmonsters zijn geen verbrandingsresten van brandstof zoals gebuikt in een Buk-raket zijn aangetroffen, waarna is besloten af te zien van nader onderzoek van de andere grondmonsters.

Pulatov trekt ongemotiveerd in twijfel of de wel door het NFI onderzochte grondmonsters zijn genomen op een locatie waar daadwerkelijk een Buk-lancering heeft plaatsgevonden. Het dossier biedt daarover echter concrete informatie waar de verdediging niets tegenover stelt.

De conclusie van het NFI dat nader onderzoek zinloos is, is bovendien uitgebreid toegelicht. Het NFI heeft vastgesteld dat in verbrandingsmonsters van raketbrandstof voornamelijk ammonium, perchloraat en chloride voorkomt. Die stoffen zou je dus in de grond kunnen aantreffen. Chloride en ammonium zijn echter sowieso aanwezig in het milieu en vormen dus niet zonder meer een indicatie voor verbranding. Met andere woorden: als die stoffen in grondmonsters worden aangetroffen, hoeft dat niet te betekenen dat een Buk-raket is gelanceerd. De afwezigheid van die stoffen na enige tijd zegt evenmin iets. Het zou kunnen betekenen dat er geen Buk-raket is gelanceerd, maar de verbrandingsproducten kunnen ook in de grond zijn gedegradeerd of weggespoeld door bijvoorbeeld regenwater, of verplaatst en verdund door agrarische bewerking. [60] Gelet op deze bevindingen van het NFI, is evident dat nader onderzoek naar deze specifieke grondmonsters niets toevoegt. Het horen van deskundigen daarover is dus niet noodzakelijk.

Je zou je natuurlijk kunnen afvragen waarom het JIT is overgegaan tot het verzamelen van grondmonsters als onderzoek daarnaar nietszeggend is. Het moge duidelijk zijn dat als dit op voorhand al duidelijk zou zijn geweest, die grondmonsters ook niet genomen zouden zijn. De resultaten van het onderzoek van het NFI waar dit uit volgt, waren op dat moment echter nog niet bekend.

Pulatov wil ook stukken aan het dossier doen toevoegen betreffende de grondmonsters. In de toelichting daarop spreekt de verdediging over “de noodzaak van eventueel verder onderzoek” (randnummer 458). Het ‘eventuele’ en voortbordurende karakter van dat onderzoek kan op zich al een stevige contra-indicatie voor noodzakelijkheid genoemd worden. 

De verklaring van Bensmann zou aan het dossier moeten worden toegevoegd, zodat duidelijk wordt wanneer Bensmann zijn grondmonsters heeft genomen.185 Dit blijkt echter al uit een artikel van Bensmann, dat is opgenomen in het dossier: half november 2014. Uit dit artikel blijkt ook wat Bensmann naar Oost Oekraïne bracht: zijn zoektocht naar de afvuurlocatie. Dat onderzoek begint in Zaroschenske, waar niemand volgens Bensmann een BUK heeft gezien of gehoord. Na een tip van een (volgens Bensmann) lokale chef van de separatisten van Snizhne genaamd Bondarenko belandt Bensmann op een veld vlakbij een spoor en een fabriek, ten Noorden van Snizhne. Op dat veld zou hij half november zijn grondmonsters hebben genomen. Omdat de gevraagde informatie al in het dossier aanwezig is, is voeging van het gevraagde stuk hoe dan ook overbodig – nog daargelaten de vraag of het enig belang kan dienen.

Datzelfde geldt voor het verzoek tot toevoeging aan het dossier van een NFI-rapport van 5 december 2016.186 Uit Primo-08139 blijkt dat een uitgebreider rapport zal volgen, maar dat de conclusies naar verwachting niet zullen afwijken. Dat die conclusies inderdaad niet zijn veranderd, blijkt uit Primo-09856. Dáár staat (onder verwijzing naar aanvragen 140 en 153) immers dat het aantreffen van chemische verbrandingssporen niet kansrijk en niet veelzeggend is. Nu het verrichte onderzoek al in twee rapporten wordt beschreven en de conclusie helder is, heeft het voegen van het rapport van 5 december 2016 geen meerwaarde. Ook dit verzoek kan dus niet noodzakelijk genoemd worden.

Nadere informatie rechtmatigheid Primo-verbalisanten (deel 4 van 5, randnummers 543-548)

Pulatov herhaalt zijn verzoek om informatie over alle verbalisanten die proces-verbaal hebben opgemaakt onder nummer. De motivering die daarvoor naar voren wordt gebracht is de constatering dat van de vier personen die betrokken waren bij de vondst van raketdelen in Oost-Oekraïne twee wél opsporingsambtenaren zijn en twee niet, terwijl zij in een relaas-verbaal worden aangeduid als vier verbalisanten en het Openbaar Ministerie die aanduiding ter zitting heeft herhaald bij de bespreking van dat verbaal. Die aanduiding is inderdaad onjuist. Dat is dus een vergissing in een relaas-verbaal, die ter zitting is herhaald.

Wat echter niet klopt, is de meermalen herhaalde stelling van de verdediging (zie randnummers 541 en 547) dat deze vergissing niet uit het dossier zou blijken. In de stukken waarnaar in dat relaas-verbaal verwezen wordt, valt al te lezen dat van de vier genoemde personen twee werkzaam zijn bij de Koninklijke Marechaussee (dat zijn dus verbalisanten), en één (Primo17-511) werkzaam is bij de Landmacht.

Dit is de eerste pagina uit het verhoor dat is afgenomen van Primo17-511. Er staat:

“Primo 17-511 is vanuit zijn functie van de Koninklijke Landmacht in de periode van 19 juli 2014 tot en met 08 mei 2015 met onderbrekingen in Oekraïne geweest. Dit in het kader van een repatriëringsmissie dat is ingesteld naar aanleiding van de vliegramp met vlucht MH17 op 17 juli 2014.”

Hoewel het OM het betreurt dat deze twee abusievelijk zijn aangeduid als ‘verbalisant’, terwijl er bij de Landmacht geen verbalisanten werken, is er nooit verwarring geweest over hun functie. Die stond al vermeld in de eerste aanlevering van het dossier. In september jongstleden - nog voor het verhoor van deze vier personen - zijn nadere stukken verstrekt aan de verdediging waaruit ook ten aanzien van Primo-512 expliciet blijkt dat deze bij Defensie werkt en geen opsporingsambtenaar is.187

De verdediging gaat er bovendien aan voorbij dat het hier gaat om twee medewerkers van Defensie die wel een Primo-nummer hebben gekregen, maar nooit een proces-verbaal hebben opgemaakt. Zij zijn door verbalisanten als getuigen gehoord over hun bevindingen. Zij hebben van die bevindingen zelf geen verbaal opgemaakt. Alle passages die de verdediging vervolgens aanhaalt over ‘verbalisanten onder nummer’ zijn op deze twee personen dus niet van toepassing. Zij hebben wel een nummer, maar zij zijn geen verbalisanten. Er zijn in het dossier ook geen processen-verbaal die met hun nummers zijn ondertekend. Al met al gaat het hier dus over een verschrijving in een proces-verbaal en daaruit voortkomende verwarring bij de verdediging over de vraag wie wel en wie niet als ondertekenaar van een proces-verbaal in dit dossier voorkomt. Die verwarring is bij deze opgelost en dit verzoek moet daarom worden afgewezen bij gebrek aan feitelijke grondslag.

Vinder en de aanwijzer van de buis (deel 4 van 5, randnummers 554-555)

Pulatov verzoekt uw rechtbank het OM opdracht te geven de namen en contactgegevens van de vinder en de aanwijzer van de buis aan te leveren aan de rechter-commissaris. Een dergelijke opdracht moet kennelijk een gewenst getuigenverhoor van een of meer personen uit de omgeving van de gevonden raketdelen dienen. Uit de eerdere beschikking van de rechter-commissaris ten aanzien van dat ‘bijzonder beslag' en haar brief van 21 september 2020 blijkt echter duidelijk dat er reeds is gezocht naar maximale informatieverstrekking over het vinden van deze raketdelen en ook dat informatie over personen in die omgeving niet geopenbaard kan worden zonder hen in gevaar te brengen. Daarbij geldt ook onverkort wat wij eerder hebben aangegeven: er is uitgebreid (forensisch) onderzoek gedaan naar deze gevonden delen.188 Ook zonder de gevraagde verhoren kan hun bewijswaarde effectief worden getoetst. Deze verzoeken moeten daarom worden afgewezen.

Radardata (deel 4 van 5, randnummers 561-574)

Verder stelt Pulatov dat al het onderzoek naar radardata dat hij eerder in juni heeft verzocht ter verkenning van het zogenaamde war plane-scenario, ook noodzakelijk is voor het bewijs voor de afvuurlocatie. Die verzoeken, voor zover ze niet al door uw rechtbank zijn afgewezen,189 waren er - volgens de nadere toelichting van de verdediging - op gericht om “duidelijkheid” te krijgen “over de vraag of er meer radardata zijn, zouden moeten zijn en mogelijk alsnog boven water kunnen komen”. Als die radardata vervolgens ‘boven water’ zouden kunnen worden gebracht, zou daarop volgens de verdediging een Buk-raket zichtbaar kunnen zijn (randnummer 561). Ook volgens de verdediging moeten er dus nog verschillende horden genomen worden, voordat er relevante radarinformatie verkregen kan worden.

Het nieuwe verzoek om S26 te horen (randnummer 569) valt in dezelfde categorie. Ook hier gaat het weer om een tussenstap naar feitelijke informatie: een bevraging van een getuige óf er mogelijk andere Oekraïense radargegevens zijn en hoe die verkregen zouden kunnen worden. Daarbij veronderstelt de verdediging dat S26 deze vragen zou kunnen beantwoorden, terwijl zulke wetenschap niet blijkt uit zijn verklaring. Daaruit volgt enkel dat S26 lid was van een groep vrijwilligers die samenwerkte met de grenswachten. Ze verzamelden militaire inlichtingen en plaatsten mijnen. De registratie van de radaractiviteit van een Buk heeft hij alleen van horen zeggen.

Aan deze verklaring van S26 koppelt de verdediging vervolgens het verzoek om de registraties op te vragen van de - kennelijk Oekraïense – AWACS die de radaractiviteit zouden kunnen hebben opgevangen in de omgeving van waaruit MH17 geraakt is (randnummer 571). Ons is niet duidelijk waarop de verdediging baseert dat Oekraïne over zulke radarvliegtuigen beschikte. Dit volgt niet uit de verklaring van S26 en wij zijn daarmee niet bekend.

Zoals wij in juni hebben toegelicht, heeft het OM uitgebreid onderzoek gedaan naar Oekraïense radargegevens. Niet alleen naar de beschikbare data, maar ook naar de redenen waarom andere data niet verstrekt konden worden. Dat onderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd dat Oekraïne over andere relevante radargegevens beschikte dan er aan het JIT zijn verstrekt.190 Aan de Oekraïense autoriteiten is bij herhaling om primaire en secundaire radargegevens gevraagd, zowel in ruwe als in verwerkte vorm. De Oekraïense autoriteiten hebben ons laten weten dat zij niet over andere relevante radargegevens beschikten dan er aan het JIT zijn verstrekt.191

Toch blijft Pulatov aandringen op nader onderzoek naar Oekraïense radardata, zonder dat hij daarbij concrete aanwijzingen noemt voor de beschikbaarheid van relevante gegevens.

Voor het bewijs van de afvuurlocatie mag daarbij ook van de verdediging worden verlangd dat zij concreet maakt waarom de betreffende radargegevens ook informatie zouden kunnen verschaffen over een operationeel Buk-systeem. Om de redenen die wij al in juni hebben besproken zal een Buk-raket immers minder snel gedetecteerd worden dan, bijvoorbeeld, een gevechtsvliegtuig. Ook deze nadere motivering ontbreekt.

Dat Pulatov uitsluitend vraagt naar Oekraïense radargegevens, maakt het verzoek niet begrijpelijker. Als het hem inderdaad zou gaan om “harde data” of “feiten” over het afvuren van een Buk, zoals hij stelt (randnummer 574), dan had hij ook naar Russische radardata moeten vragen. Op 21 juli 2014 heeft het Russische Ministerie van Defensie immers zelf verklaard dat zij op 17 juli 2014 verhoogde activiteit had geregistreerd van de radar (een 9S18 of Target Acquisition Radar) van een Oekraïens Buk-systeem, kennelijk in de omgeving van Zaroshchenske.192 Ondanks verzoek van het OM hebben de Russische autoriteiten deze radargegevens niet verstrekt.  Datzelfde geldt voor de radargegevens van een Russische luchtverkeersradar in Buturinskoe, die volgens dezelfde persconferentie van het Russische Ministerie van Defensie op 21 juli 2014 een militair vliegtuig zou hebben gedetecteerd in de omgeving van MH17.  Pas op 18 februari 2020 hebben de Russische autoriteiten uiteindelijk laten weten dat die radardata van Buturinskoe niet zijn bewaard.  Dat de verdediging enerzijds stilzwijgend kennisneemt van deze Russische reactie, maar anderzijds stelt dat “echt niet uit te leggen valt dat het JIT zo weinig moeite heeft gedaan om alle radardata (…) van Oekraïne te verkrijgen” kunnen wij niet volgen. In elk geval laat dit zich moeilijk rijmen met de door de verdediging gestelde noodzaak van dit onderzoek. 

MIVD-ambtsbericht (deel 4 van 5, randnummers 575-579)

Pulatov doet een voorwaardelijk verzoek om meerdere personen te horen in verband met een MIVD-ambtsbericht over de afvuurlocatie voor het geval uw rechtbank dat ambtsbericht voor het bewijs zou willen gebruiken. Of dat zo is, kan alleen uw rechtbank bepalen, maar het Openbaar Ministerie meent dat bewijsgebruik van dit ambtsbericht niet in de rede ligt en dit voorwaardelijk verzoek om die reden kan worden afgewezen.

Hiermee komen we aan het einde van onze reactie voor vandaag. Morgenochtend volgt het laatste deel van onze reactie. Dan zullen wij onder meer ingaan op de videoverklaring van Pulatov en beelden tonen van een interview dat verdachte Dubinskiy recentelijk heeft gegeven over het strafproces. Ook komen we dan te spreken over het verzoek van Pulatov om de leden van de 53e brigade van de Russische strijdkrachten als getuigen te horen.

Voetnoten

[1] Zie bijvoorbeeld pleitaantekeningen deel 4 van 5, randnummer 273.

[2] Tussenuitspraak d.d. 3 juli 2020.

[3] Verklaring Pulatov, d.d. 16 februari 2020, vanaf 13:09 min: “ja ik ben vrijwillig lid geworden van de volksmilitie van Donbas op 2 mei na de gebeurtenissen in Odessa”.

[4] E-mail van verdediging d.d. 10 juni 2020.

[5] Zie: brief OM, d.d. 27 augustus 2020, p.7; brief OM, d.d. 28 augustus 2020, p. 2.

[6] Uit brief verdediging 3 september 2020: ‘een goed beeld te kunnen krijgen van de rolverdeling en verhouding tussen en van onze cliënt, de andere verdachten en/of andere personen, om in het verlengde daarvan een(beter) beeld te kunnen krijgen van de taken, verantwoordelijkheden, bezigheden, zeggenschap en invloed die aan onze cliënt worden toegeschreven’.

[7] Verklaring Pulatov, transcript van video afgespeeld tijdens onderzoek ter terechtzitting d.d. 3 november 2020: 1:39:55:04 tot en met 40:19:19 en 01:58:37:04 tot en met 01:58:49:07.

[8] Zie Reactie OM 26 juni 2020.

[9] Standpunt OM ter terechtzitting van 26 juni 2020.

[10] Pleitaantekeningen 3 november 2020 (deel 1 van 5), randnummer 5.

[11] Zoals ter zitting besproken op 31 augustus 2020.

[12] Brief aan verdediging d.d. 10 juli 2020.

[13] Het Advocatenblad 3 februari 2020.

[14] Zie Primo-14293, p. 179: op 18 oktober 2019 heeft het OM rechtshulpverzoeken gedaan aan de Russische autoriteiten om de drie Russische verdachten te horen, op 28 februari 2020 werd door de Russische autoriteiten medegedeeld dat Pulatov zich op zijn zwijgrecht beriep.

[15] Tussenuitspraak dd. 3 juli 2020, p.26.

[16] Pleitaantekeningen 3 november 2020, deel 1 van 5, randnummers 38-41.

[17] Pleitaantekeningen 23 juni 2020 deel 3 van 9, randnummers 1-13.

[18] Zie art. 360 Sv.

[19] Melai/Groenhuijsen, aantekening 1 bij artikel 360 Sv.

[20] Handboek strafzaken par. 26.7.4

[21] Vgl HR 17 juni 2008, ECLI:NL:2008:BC9532, NJ 2008, 361 waarin de verdediging verzocht om het verhoor van de rechter-commissaris teneinde van hem te vernemen wat de betrokken getuigen tegenover hem hebben verklaard met betrekking tot gegevens waaromtrent door hem op de voet van artikel 187d Sv was beslist dat deze niet ter kennis van de officier van justitie, de verdachte en diens raadsman dienden te komen.

[22] Vgl HR 1 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1015 m.nt. Kooijmans, r.o. 3.5

[23] Dat geldt dan voor verzoeken tot het horen van getuigen en deskundigen. Andersoortige verzoeken, zoals het opmaken van een deskundigenrapport, kunnen niet gelijk worden gesteld met het verzoek tot horen van een getuige of deskundige en voor dat soort verzoeken blijft dus het ‘gewone’ noodzaakscriterium gelden (Zie noot Silvis onder 7 en 8 Bij HR 19 juni 2007, VA 2008/7 en HR 19 juni 2007, LJN BA5856).

[24] Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:PHR:2018:229, pt. 3.10.

[25] Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:PHR:2020:398, pt. 55-56 en noot Borgers onder HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:2856 (NJ 2015, 323).

[26] HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496, r.o. 2.76, HR 23 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:72, m.nt. Kooijmans.

[27] Openingswoord OM d.d. 9 maart 2020.

[28] Hoewel de rechtbank deze zitting niet had ingepland voor regie, kon deze daar zonder meer voor gebruikt worden. Dat heeft de verdediging ook gedaan, door verzoeken te doen tot voeging van stukken (pleitaantekeningen d.d. 31 augustus 2020, randnummers 6-36). Tijdens de regiebijeenkomst van 25 augustus 2020 heeft de rechter-commissaris erop gewezen dat verzoeken die raken aan het lopende onderzoek (naar het schadebeeld en de werking van de Buk-raket) steeds tijdig aan de rechtbank gedaan moesten worden, in belang van de voortgang van dat onderzoek (proces-verbaal van de rechter-commissaris van 28 augustus 2020, p. 6).

[29] Zie C.P.J. Scheele, in: M.F. Attinger e.a./P.A.M. Mevis e.a., Handboek Strafzaken, Deventer: Wolters Kluwer, elektronische versie, bijgewerkt tot 1 maart 2018, nr. 26.7.6.

[30] Zie Parket Hoge Raad 21 november 2017, ECLI:NL:PHR:2017:1471 r.o. 5.7 en punt 4 van noot Borgers onder HR 30 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2856 (NJ 2015, 323)

[31] Eenvoudig in open bronnen te vinden, bijvoorbeeld door te zoeken op naam op https://www.researchgate.net/.

[32] Pleitaantekeningen deel 3 van 5, randnummer 15 i.c.m. 17 t/m 26.

[33] Pleitaantekeningen deel 3 van 5, randnummer 22.

[34] Pleitaantekeningen deel 3 van 5, randnummer 23.

[35] Pleitaantekeningen deel 3 van 5, randnummer 24.

[36] Pleitaantekeningen 22 en 23 juni 2020, deel 3 van 9, randnummer 4.

[37] Zie toelichting verdediging 22 juni 2020, deel 3, o.a. randnummers 6, 12, 53, 54.

[38] Toelichting OM 8-10 juni 2020, alternatieve scenario’s.

[39] Pleitaantekeningen deel 3 van 5, randnummer 55.

[40] Pleitaantekeningen deel 3 van 5, randnummer 54, waar het woord ‘herzien’ is onderstreept.

[41] Pleitaantekeningen deel 3 van 5, randnummer 57 en 58.

[42] Deskundige Vermeij heeft op 1 mei 2015 al gerapporteerd over één van de in Primo-4162 (bijlagen FO dossier) genoemde deeltjes, te weten SIN AAHJ9117NL, en niet valt in te zien hoe ruim twee jaar na dato nog geen uitspraak kon worden gedaan over het resultaat van de vergelijking tussen dit stuk van overtuiging en referentiemateriaal afkomstig uit mogelijke wapensystemen (randnummer 54, 55 en 56). Primo-4162 is in de maand mei 2015 opgemaakt; er is dus geen sprake van het opmaken van een rapport ‘twee jaar na dato’. Daarnaast luidde de opdracht aan de deskundigen in Primo-4162: ‘onderzoek of sprake is van een relatie met een explosie binnen of buiten het vliegtuig’ en niet: ‘onderzoek of een relatie bestaat met referentiemateriaal afkomstig uit mogelijke wapensystemen’. En verder beschrijven de deskundigen op pagina 15 dat ‘de overeenkomsten tussen deze deeltjes staal onderling en tussen deze deeltjes en referentiemateriaal afkomstige wapensystemen zal nog verder worden onderzocht’. Dat is dus een veel breder vervolgonderzoek dan de verdediging schetst: het betreft immers niet enkel nader onderzoek aan SIN AAHJ9117NL, maar nader onderzoek aan alle deeltjes én het nadere onderzoek betreft niet alleen de vergelijking met referentiemateriaal, maar ook de vergelijking van de staaldeeltjes onderling.

[43] Pleitaantekeningen deel 3 van 5, randnummer 62 en 63.

[44] Tabel 1 op pagina 3 van het rapport bevat een overzicht van de stukken van overtuiging, oftewel het te onderzoeken materiaal. Ten aanzien van 11 van de 15 SIN nummers wordt aangegeven dat mogelijk sprake is van metalen fragmenten, waarbij per SIN-nummer soms meerdere fragmenten zijn veilig gesteld . In Tabel 2 worden diezelfde stukken van overtuiging omschreven, waarbij concreet wordt aangegeven wat de resultaten zijn van het onderzoek aan welke deeltjes. Uit die beschrijving blijkt dat van een deel van de aangetroffen deeltjes is gebleken dat het kunststof deeltjes betreft. Ook zijn deeltjes die vóór het onderzoek als ‘mogelijk metaalfragment’ waren omschreven als zaadjes geïdentificeerd. Verder is gebleken dat een aantal deeltjes aluminium betreft. Los van het gegeven dat de opdracht aan het NFI niet betrof om de herkomst van de deeltjes te onderzoeken, maar om te onderzoeken of sprake was een relatie met een explosie, valt uit tabel 2 op te maken dat elke keer als wordt aangegeven dat de herkomst onduidelijk is het deeltjes betreft waarvan na onderzoek is gebleken dat het geen metalen delen betrof. Waarom die delen en andere metaaldelen niet nader zijn onderzocht, blijkt ook uit het rapport. Ten aanzien van deze delen zijn immers geen aanwijzingen gevonden dat er een relatie is met een explosie in het algemeen of een explosie binnen of buiten het vliegtuig in het bijzonder. Om die reden kan ten aanzien van die specifieke delen ook geen uitspraak worden gedaan over een relatie met een explosie (laatste alinea van Hoofdstuk 5, Resultaten en Interpretatie, p. 15 en Conclusie, p. 15 van Primo-4162).

[45] Pleitaantekeningen deel 3 van 5, randnummer 65.

[46] Pleitaantekeningen deel 3 van 5, randnummer 65.

[47] Zie Primo-8882 (bijlagen FO dossier), p. 2335: “Uit resultaten van eerder onderzoek is enigszins duidelijk geworden welk soort fragmenten afkomstig kunnen zijn van het gebruikte wapen. (…) In een overleg op 20 januari 2015 is daarom besloten om het vooronderzoek vooral te richten op het selecteren van fragmenten die…”

[48] Pleitaantekeningen deel 3 van 5, randnummer 68.

[49] Pleitaantekeningen deel 3 van 5, randnummer 69.

[50] Pleitaantekeningen deel 3 van 5, randnummer 71.

[51] Zie hoofdstuk 4.2 in combinatie met 5.2 en tabel 6 in Primo 9126.

[52] In het rapport staat letterlijk: Het roestvaststaal bevat ongeveer 14,3% chroom, 0,6% nikkel, 0,3% mangaan en 0,1% koper met de elementen aluminium, fosfor, titanium, vanadium, kobalt en molibeen op niveaus van 0.02 – 0.1%.

[53] Zie hoofdstuk 5, Resultaten, in het bijzonder 5.2, van Primo-9162 (bijlagen FO dossier).

[54] Zie de uitgebreide toelichting in voetnoot 15 van Primo-9162 (bijlagen FO dossier), p. 2518 en https://www.forensischinstituut.nl/publicaties/publicaties/2017/10/18/vakbijlage-waarschijnlijkheidstermen.

[55] Beschikbaar op: https://nfitraining.nl/elearn/

[56] Pleitaantekeningen deel 3 van 5, randnummer 102 i.c.m. 100 en 101.

[57] Pleitaantekeningen deel 3 van 5, randnummers 107 en 108.

[58] Bijlage 1 van Primo 11330 (bijlagendossier), p. 11686, waarin melding wordt gemaakt van een kennelijke standaard instructie voor eindassemblage.

[59] Brief van OM aan raadslieden d.d. 7 oktober 2020, p. 5.

[60] Pleitaantekeningen deel 3 van 5, randnummer 118, voetnoot: “Zie pagina 24 van 56, 2e alinea en 25 van 56, 3e alinea van onderaf gezien”.

[61] Pleitaantekeningen deel 3 van 5, randnummer 121.

[62] Pleitaantekeningen deel 3 van 5, randnummer 121.

[63] Toelichting Openbaar Ministerie d.d. 26 juni 2020.

[64] Pleitaantekeningen deel 3 van 5, randnummer 130.

[65] TK 2002-2003, 28634 (R1727), nr. 3, p. 33.

[66] Zie TK 2002-2003, 28635, nr. 5, p. 15, nr. 8, nr. 17, p. 9 en 11 en nr. 18, p. 4; Handelingen II 26 juni 2003, 83-4771 en 27 mei 2004, 78-5040.

[67] Rechtbank Amsterdam, 4 december 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:8896.

[68] ECLI:NL:PHR:2010:BO2966; ECLI:NL:RBROT:2017:7538; ECLI:NL:RBAMS:2017:8896.

[69] Zie toelichting OM, d.d. 10 juni 2020 (onderzoek alternatieve scenario’s), paragrafen 3.1, 3.2 en 4.2.1.

[70] De wet spreekt van ‘door de raad opgestelde documenten’. In de wetsgeschiedenis wordt ook gesproken van door de raad ‘vastgestelde’ documenten. Zie TK 2002-2003, 28634 (R1727), nr. 3, p. 34.

[71] Zie met name TK 2002-2003, 28632 (R1727), nr. 1; TK 2002-2003, 28634 (R1727), nr. 5, p. 15; TK 2002-2003, 28634 (R1727), nr. 18, p. 4 en Handelingen II 26 juni 2003, 83-4771.

[72] Tussenuitspraak d.d. 3 juli 2014, p. 28.

[73] Tussenuitspraak d.d. 3 juli 2020, p. 13.

[74] Zie brief van OM aan raadslieden d.d. 11 september 2020, p. 17.

[75] Pleitaantekeningen deel 2 van 5, d.d. 3 november 2020.

[76] Zo blijkt uit de tekst en bronvermelding van Primo-12418 op welke gegevens dit rapport is gebaseerd (randnummers 143 - 147). Eveneens wordt in de tekst en bronvermelding van Primo-12417 al vermeld op grond waarvan de rapporteurs – in de woorden van de verdediging “concluderen een logische uitleg te hebben gegeven” (randnummer 151) en op basis van welk bron zij overeenkomsten hebben vastgesteld tussen raketdelen die zijn veilig gesteld in het rampgebied en bij de arenatesten (randnummer 152).

[77] Inleiding onderzoekswensen en forensisch onderzoek, p. 14 t/m 17, 30 en 31.

[78] Brief raadslieden aan OM d.d. 27 augustus 2020 (‘ontbrekende stukken’), p. 2.

[79] Brief OM aan raadslieden d.d. 11 september 2020, p. 4.

[80] Zie bijvoorbeeld EHRM, Constantinides tegen Griekenland (76438/12), 6 oktober 2016, §§ 37-52.

[81] HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1015 m.nt. T. Kooijmans (NJ 2017, 440) r.o. 3.6

[82] HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1015 m.nt. Kooijmans (NJ 2017, 440) 3.7.2 en 3.7.3

[83] Zie bijvoorbeeld randnummers 65, 68, 77 en 114.

[84] Een enkele betwisting door de verdediging, terwijl in het dossier ook ander bewijsmateriaal voorhanden is dat de verklaring van de getuige bevestigt, is onvoldoende motivering (HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1220, (NJ 2017/442) r.o 3.3). Naarmate er meer steunbewijs in het dossier zit voor de verklaring van de getuige, dient de onderbouwing van het verzoek en het gewicht van de concrete en objectieve aanwijzingen dat de verklaring niet juist is van groter gewicht zijn om een nader verhoor te kunnen rechtvaardigen. Het feit dat er steunbewijs is, is immers een indicatie voor de juistheid van de verklaring van de getuige. De motivering van zo’n verzoek zal dan ook aandacht moeten besteden aan dat steunbewijs en moeten inhouden een (deugdelijke) argumentatie dat en waarom aan dat steunbewijs onvoldoende waarde toekomt (C.J.P. Scheele, het beoordelen van getuigenverzoeken, strafblad 2017 par 5.4).

[85] Rechtbank Rotterdam 28 november 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:10294

[86] HR 26 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2497, r.o. 3.5

[87] Zie o.a. HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578, r.o. 3.11 en EHRM 25 november 2003, appl.no. 48668/99 (dec.) (Nikka/Zweden), p. 8.

[88] HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496 (NJ 2014, 441) r.o. 2.76 en de noot onder 8 van Borgers bij dat arrest (“[…]de vraag of het horen noodzakelijk is wordt mede bepaald aan de hand van gezichtspunten zoals de voortgang (dan wel de vertraging) van het proces”); HR 31 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:772, r.o. 2.4 en PHR 21 maart 2006, ECLI:NL:PHR:2006:AU9125 r.o. 14

[89] Toelichting OM, onderzoek naar het hoofdscenario, 8-10 juni 2020, p. 7.

[90] Reactie OM 26 juni 2020, deel I van II, p.26

[91] In de processen-verbaal ex art. 226e  Sv van de rechter-commissaris worden al dergelijke factoren besproken en  wordt voor zover mogelijk inzage gegeven in wat de getuige daarover heeft verklaard en welke conclusie de rechter-commissaris daaraan verbindt over de betrouwbaarheid van de verklaring. Zie bijvoorbeeld het proces-verbaal over V22, waarin de rechter-commissaris aangeeft te hebben onderzocht of V22 persoonlijke, politieke of zakelijke of andere belangen heeft bij het afleggen van deze verklaring., onder meer door V22 te ondervragen over zijn/haar persoonlijke situatie, over de inkomstenbron(nen), over de familierelaties, over het al dan niet bestaan van politieke contacten en politieke voorkeuren. In het proces-verbaal over V47 heeft de rechter-commissaris onder meer vermeld dat V47 heeft verteld hoe hij/zij in contact is gekomen met de SBU. Ook benoemt de rechter-commissaris dat de mogelijke invloed van informatie uit de media tijdens het verhoor aan de orde is gekomen. De getuige toonde zich bewust van die mogelijkheid, maar was stellig dat hetgeen hij/zij heeft verklaard de eigen waameming betreft en geen later uit de media verkregen informatie, aldus de rechter-commissaris.

[92] Kop van paragraaf 2.2.2, die randnummers 47 t/m 124 omvat.

[93] Tussenbeslissing Rb 3 juli 2020, p. 23.

[94] Ook nu geldt weer dat wij voor alle getuigen van wie de identiteit niet blijkt uit het dossier spreken over hij en zijn waar bedoeld wordt hij/zij en zijn/haar.

[95] Proces-verbaal van de zitting in maart, p. 31.

[96] Pleitaantekeningen 23 juni 2020 deel 9, p. 2.

[97] Brief OM aan voorzitter en raadslieden d.d. 3 maart 2020 met aankondiging vorderingen tot horen van (onder meer) deze getuigen.

[98] Standpunt OM voortgang proces 10 maart 2020, par 5.3.1

[99] Pleitaantekeningen deel 4, bijvoorbeeld randnummers 16-22.

[100] Zie Toelichting OM, onderzoek hoofdscenario, p. 9.

[101] Ten aanzien van getuige V45 overweegt de rechter-commissaris dat de getuige een betrouwbare verklaring heeft afgelegd over de eigen waarnemingen, maar dat de betrouwbaarheid van dingen die de getuige van anderen heeft gehoord niet goed kan worden beoordeeld. Zie Getuige V45, proces-verbaal van verrichtingen en bevindingen ex artikel 226e Sv, d.d. 11 februari 2020.

[102] Vgl. HR 19 april 2011, ECLI:NL:2011:BP3820, r.o. 3.3.

[103] Zie deel 3, deelneming, § 1.5.6.

[104] Een zoekopdracht op naam en call-sign volstaat. Zie bijvoorbeeld https://www.imrussia.org/media/pdf/An_Invasion_by_Any_Other_Name.pdf, p. 67 (Gilazov).

[105] Primo-13816 (dossier getuigen), p. 2159-2160: “Q: Did you ever see a BUK system during the conflict in eastern Ukraine? A: No. Q: In Snizhne? A: No.”; Primo-13822 (dossier getuigen), p. 2192: “Q. Did you see the BUK on 17 July 2014 in Snizhen? A: No.; Primo-13907 (dossier getuigen), p. 2234-2235: “Q: That's OK. However, now we are talking about the BUK that was in Snezhnoye on July 17. A: I didn't see it. (…)  Q: Give a shake to your memory. Q: Could you be at the launch site on that day?  A: No. {laughing}. I'm telling you, no, I don't know where it was. (…) I did not see the launch.”

[106] Deel 3, deelneming, § 1.5.3.

[107] Transcript videoverklaring verstrekt op 3 november 2020, regelnummers 522-523.

[108] Transcript videoverklaring verstrekt op 3 november 2020, regelnummers 549-552.

[109] Geraadpleegd zijn Google Maps en Yandex Maps, die op dit punt hetzelfde resultaat geven.

[110] Zie bijvoorbeeld de persoon die gebruik maakt van de call sign ‘Piton’: Primo-00003 (algemeen relaas van onderzoek), p.9.

[111] Toelichting OM, 8-10 juni 2020, onderzoek naar het hoofdscenario.

[112] Bron: https://www.youtube.com/watch?v=3KWxj6fsYq0: 0.39 tot 0.41

[113] Zie bijvoorbeeld PHR 21 juni 2011, ECLI:NL:PHR:2011:BP9396, nr. 3.2.4 en Hof Arnhem-Leeuwarden 4 februari 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:BZ9682.

[114] Zie het aanvullend proces-verbaal van de rechter-commissaris ex art. 226e Sv. d.d. 26 februari 2018, waarin ook zendmastgegevens zijn betrokken.

[115] Van Aristov is wel een telefoonnummer bekend, maar geen historische verkeersgegevens. Uit de gegevens van zendmasten in Snizhne en Pervomaiskyi blijkt dat deze door de telefoon met dit nummer zijn aangestraald in de middag en avond van 17 juli 2014. Deze gegevens zijn al opgenomen in het dossier: Primo-02389 (zaakdossier afvoerroute), p. 37.

[116] Zie ook tussenuitspraak van 3 juli 2020, p. 19, over “de tot op heden gebleken noodzaak tot het anoniem horen van getuigen en deskundigen”.

[117] Toelichting OM hoofdscenario, p. 9 (V49); Toelichting OM conclusie, p. 13-20 (V11); Tussenuitspraak d.d. 3 juli 2020, p.24-25.

[118] Standpunt OM voortgang proces d.d. 10 maart 2020, p. 30-32.

[119] Standpunt OM voortgang proces d.d. 10 maart 2020, p. 9-11.

[120] Standpunt OM voortgang proces d.d. 10 maart 2020, p. 9.

[121] Standpunt OM, voortgang proces d.d. 10 maart, p. 31.

[122] Toelichting OM, onderzoek beeldmateriaal.

[123] Toelichting OM, onderzoek hoofdscenario, paragraaf 3.2.

[124] Toelichting OM, onderzoek hoofdscenario, paragraaf 3.3.

[125] Toelichting OM, onderzoek hoofdscenario, paragraaf 4.1.

[126] Toelichting OM, onderzoek hoofdscenario, paragraaf 5.2.

[127] Zie: https://www.svs.law/nl/nieuws/kantoornieuws/verdedigingsteam-mh-17-onderzoek/

[128] Advocatenblad 3 februari 2020.

[129] Spreektekst OM zitting 10 maart 2020.

[130] Primo-07979 (getuigendossier), p. 1079-1080: “Q: Can you recall when this video was taken? A: This fact took place in July. The year was 2014. Q: Can you recall the time in more detail? If you can’t it is ok. A: A lot of time has passed since then.”

[131] Uit Primo-02378 volgt dat de mail is verzonden ‘aan het JIT’. Hiermee wordt bedoeld: aan de voor getuigen opengestelde mailbox ‘witness@jitmh17.com’.

[132] Zie Primo-02379 (zaakdossier aanvoerroute), over het onderzoek naar deze foto (paragraaf 5.2.3) en de nadere email van de afzender (“deze mailer”) van de foto (paragraaf 5.2.3.6), p. 42.

[133] Primo 03260, p. 699: I would know if I saw pictures of,  I would be able to recognise, I might not know the name of something but I would be able to recognise what I saw in images.

[134] Id., p. 702.

[135] Randnummer 262.

[136] Brief OM aan rechter-commissaris en raadslieden d.d. 29 juli 2020, p. 3.

[137] Standpunt OM voortgang proces d.d. 10 maart 2020, p. 30-32.

[138] Randnummer 308, 309, 310, 311 en 312.

[139] Randnummers 331 t/m 336.

[140] Randnummer 346.

[141] Voor een overzicht van de ingewilligde verzoeken tot inzage van de niet-gevoegde stukken, zie bijlage bij de brief van het OM aan de verdediging van 10 juli 2020.

[142] Bij de laatste aanvulling op het dossier zijn drie processen-verbaal van veiligstellen gevoegd: Primo-00319, 00361 en 00387 (algemeen bijlagendossier). De enige reden dat deze verbalen alsnog zijn gevoegd, is dat bij controle op de niet-gevoegde processen-verbaal was gebleken dat de datum van de satellietbeelden enkel uit de bijlagen bij deze processen-verbaal kon worden herleid.  Anders dan de verdediging veronderstelt, wordt in zaakdossier Aanvoerroute niet herhaaldelijk geciteerd uit Primo-06315. Verwezen wordt naar een internetartikel waarin informatie uit diverse open bronnen is verwerkt (zie Mediadossier, primo-06315 XX02378 XX03883 XX05860 EVI bijlage 1).

Primo-06315 is het proces-verbaal van veiligstellen van dit artikel. Wat in het zaakdossier ontbreekt, is de hyperlink naar dit artikel. Dat is inderdaad niet goed gegaan. Deze hyperlink bevindt zich wel in Primo-03883, waar naar ditzelfde artikel wordt verwezen. Het artikel bevindt zich dus in het mediadossier en kan door de verdediging worden geraadpleegd.

[143] Randnummers 347 – 373.

[144] Randnummer 353.

[145] Reikwijdte is vastgelegd onder hoofdstuk 1, de methode is omschreven in hoofdstuk 2, het onderzochte materiaal is beschreven in de Inhoudsopgave en digitaal gevoegd middels Primo-02148A, welke informatie daarbij is verstrekt – de veronderstelde datum van opname – is eveneens in het rapport opgenomen.

[146] Randnummer 359. Een reden om te twijfelen aan de opgaaf van rapporteur wordt hier niet gegeven.

[147] Randnummer 361.

[148] Primo-09908 en Primo-09909 (algemeen bijlagendossier) bevatten satellietbeelden van 17 juli 2014, Primo-09910 (algemeen bijlagendossier) bevat geen satellietbeelden van 17 juli 2014.

[149] Randnummer 361.

[150] Toelichting onderzoek OM d.d. 8-10 juni, hoofdscenario, § 4.1.

[151] Reactie OM d.d. 26 juni 2020, p. 24 en voetnoot 76.

[152] C.P.J. Scheele, Strafblad, 2017/2, 31 mei 2017.

[153] Primo-7871A, bijlage 3, p. 535. (Met de toevoeging van de getuige dat deze er niet meer over kan vertellen dan dat.)

[154] Toelichting OM, onderzoek naar telecommunicatie, p. 7.

[155] Z-tap, 02-07-2014, 22:32:19u; Z-tap, 16-07-2014, 12:55:44u.

[156] Zie bijvoorbeeld Primo-05427 (dossier context – Russische betrokkenheid), p. 167 e.v. Voor drie tanks worden verschillende benamingen gebruikt: three big tractors, three tanks, three boxes. Z-tap, 13-06-2014, 10:19:38u; Z-tap, 13-06-2014, 18:56:16u; Z-tap, 13-06-2014, 20:33:30u.

[157] Randnummers 222 – 226.

[158] Bijv. Primo-02378, p. 129: “Vandaag heb ik persoonlijk gezien toen ZRK BUK ging richting Saurovka. Stop met liegen”, en Primo-02378, p. 82: “Langs ons, richting het centrum is een PVO installatie gereden. 4 raketten, er wordt gezegd dat het een BUK is. #stopterror #torez [Torez] richting #snezhnoe”

[159] Met ‘tweets’ bedoelen wij in dit verband zowel berichten op Twitter, als op VK, FB en andere social media.

[160] Transcript videoverklaring Pulatov, zoals getoond op 3 november 2020 (0114 – 0120).

[161] Pleitaantekeningen deel 4 van 5, randnummer 270.

[162] Dit in antwoord op de impliciete vraag uit randnummer 318.

[163] Randnummers 320, 321 en 330

[164] Randnummers 382 en 384.

[165] Voor de bevindingen met betrekking tot Chinese satellietdata zie Primo-09909, p. 14/20. Over het gebruik van het SEVIRI-instrument en de aan Boeiing gerelateerde conclusie zie Primo-09909, p. 20/20.  Opgemerkt wordt dat ESVIRI-instrument SEVIRI-instrument moet zijn. Zie erratumlijst, Primo-14200, p. 16208.

[166] Wij merken op dat alle ESA rapporten met bijbehorende Primo nummers voor de verdediging eenvoudig in de Index van het algemeen bijlagendossier te vinden zijn. Deze zijn ook aangehaald in onze toelichting op het onderzoek in juni 2020, Toelichting OM juni 2020, Onderzoek naar satellietgegevens, p. 5.

[167] Toelichting OM juni 2020, Onderzoek naar satellietgegevens, p. 8; Primo-00003 (algemeen dossier), p. 97.

[168] ‘Based on discussions with the Dutch Police it was agreed to attempt several types of  analysis to support the investigation. These were: (…) investigate the imagery from Meteosat for 17 July to determine whether a thermal signature from a missile engine or a burning aircraft was detectable in the data’. Zie Primo-09909 (algemeen bijlagendossier), p. 10, 11 en 12/20.  Zie ook Primo-09910, p. 13/20.

[169] Randnummer 376.

[170] Randnummer 388.

[171] Randnummer 390 e.v.

[172] Randnummer 394.

[173] Randnummers 394 – 398.

[174] Randnummer 398.

[175] De link leidt naar een versie van het rapport met kwalitatief betere afbeeldingen. Hierbij wordt opgemerkt dat de satellietfoto waarnaar de verdediging specifiek verwijst (randnummer 399) voor een leek nog steeds niet heel duidelijk ‘oogt’. Dit komt omdat sprake is van een uitvergroting van een zgn. ‘panchromatic  image, zoals is uitgelegd in het rapport. Het doel van de uitvergroting was het tonen van het onderscheid tussen het zichtbare voertuig en de landschapskenmerken en overige kenmerken. 

[176] Pleitaantekeningen deel 4 van 5, randnummers 406, 407, 408 en 414.

[177] Toelichting OM d.d. 9 juni 2020, Onderzoek naar het hoofdscenario, p. 12-14.

[178] Toelichting OM d.d. 9 juni 2020, Onderzoek naar het hoofdscenario, p. 12-14.

[179] Voor aanvraag 210 geldt bovendien dat die met machtiging van de rechter-commissaris aan het dossier wordt onthouden. Zie Primo-14123 (getuigendossier), p. 8.

[180] Pleitaantekeningen deel 4 van 5, randnummers 422 – 432, waarin o.a. om voeging van rapporten d.d. 13 juni 2019 en 23 september 2019 wordt verzocht. Deze (eerdere) rapporten worden met machtiging van de rechter-commissaris uit het dossier gehouden. Zie Bijlagendossier Getuigen / 149bSv procedure / 149b Sv NFI-stukken.

[181] Pleitaantekeningen deel 4 van 5, randnummer 435.

[182] Pleitaantekeningen deel 4 van 5, randnummer 434.

[183] Toelichting OM d.d. 9 juni 2020, Onderzoek naar het hoofdscenario, p. 16-17, dia 27.

[184] Pleitaantekeningen deel 4 van 5, randnummer 470.

[185] Pleitaantekeningen deel 4 van 5, randnummer 455.

[186] Pleitaantekeningen deel 4 van 5, randnummer 469.

[187] Proces-verbaal 24 september 2020, verstrekt op 28 september 2020, eerste pagina van de eerste bijlage.

[188] Toelichting OM d.d. 8 juni 2020, inleiding onderzoeksbronnen en forensisch onderzoek, § 2.3.5.

[189] Zoals opgenomen in pleitaantekeningen 22-23 juni 2020, deel 2, randnummer 53. Tussenbeslissing 3 juli 2020, p. 14-15 en 30 (onder 9).

[190] Toelichting OM, onderzoek radargegevens, d.d. 9 juni 2020, p. 8-10. Zie ook tussenbeslissing van de rechtbank d.d. 3 juli 2020, p. 15: “Het Openbaar Ministerie heeft ter terechtzitting uitgebreid uiteengezet welke pogingen zijn gedaan om die informatie te bemachtigen.”

[191] Brief OM aan raadslieden d.d. 11 september 2020, p. 12.

[192] Primo-05648 (bijlagendossier), bijlage 1, p. 5879: “On the photo of same area dated July 18 we can see that the battery left the occupied position. Besides it, on July 17 we detected increased activity of Ukrainian radars 9S18 Kupol-Ml of the Buk missile system.”